Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de gouden Schatkist 11.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de gouden Schatkist 11.

HET ZUCHTEN DER GEVANGENEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dat de Heere uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben, om het zuchten der gevangenen te horen.” (Ps. 102 : 20, 21). Dit zuchten gaat bij God voor bidden door. „De Geest bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.” (Rom. 8 : 26). Het geloof zucht gebeden ten hemel. Christus ontvangt zuchtingen in Zijn wierookvat, als een gebed. Woorden zijn maar het lichaam, het kleed, de buitenkant van het gebed; zuchten zijn dichter bij het hartewerk. Een stomme bedelaar krijgt een aalmoes aan Christus’ poorten door het maken van gebaren, omdat zijn tong niet voor hem pleiten kan, en te eerder omdat hij stom is.

Maar zo zegt misschien iemand: Ik heb zelfs niet zoveel als een stem om mij voor God uit te drukken, en Christus zegt: „Doe Mij uw stem horen.” (Hoogl. 2 : 14).

Ja, maar er is buiten de tong nog iets anders, dat een stem heeft: „De Heere heeft de stem mijns geweens gehoord.” (Ps. 6 : 9). Tranen hebben een tong en spraakkunst en taal, welke onze Vader kent. Zuigelingen kunnen niet bidden om de borst, maar zij wenen, en de moeder kan aan hun schreien horen, dat zij honger hebben.

Misschien zegt u nu: Maar ik ben dikwijls zo, dat ik niet wenen kan. Het wenen is een mens zo eigen als het lachen, en geestelijk wenen is de vernieuwde mens eigen.

Maar hevige aandoening beweegt ons dikwijls tot wenen, zonder dat het iets uitwerkt. Vandaar dat Hizkia maar kan „piepen als een kraan, of zwaluw, en kirren als een duif.” (Jes. 38 : 14).

De droefheid houdt niet altijd de grote weg. Het wenen is maar de schede van de droefheid, en er is dikwijls meer droefheid, waar weinig of geen geween is. Het meeste vuur is daar, waar de minste rook is.

Maar zo hoor ik nu iemand zeggen: Bij mij is in het geheel geen wenen, noch gewoon, noch verborgen.

Doch het opzien ten hemel, het opheffen der ogen, staat in Gods boek ook als bidden aangetekend. „Ik zal mij tot u schikken en wachthouden.” (Ps. 5 : 4). (Eng. vert. Ik zal mijn gebed tot U richten, en opzien.) „Mijne ogen zijn bezweken van het opzien.” (Ps. 69 : 4). De redenen daarvan zijn: 1. Het gebed is een uitgieten der ziel voor God, en het geloof zal zich aan het oog vertonen, in plaats van aan een andere deur: de aandoeningen banen zich dikwijls een weg door het venster, wanneer de deur gesloten is, evenals de rook een uitweg vindt door het raam, wanneer de schoorsteen niet trekt. Stephanus hield de ogen naar de hemel. (Hand. 7 : 55). Hij zond uit het venster, langs de kortste weg, een bode, een begerige, medelijdende en hongerige blik op tot Christus, om te vertellen, dat een arme vriend tot Hem kwam. 2. Wanneer ik in de hel was, zou ik niets meer verlangen, dan één lange blik op te zenden naar de hemel.

Er zijn vele liefdeblikken der heiligen opgelegd voor de troon, in de boezem van Christus. Het fonkelen uwer ogen onder het bidden, is niet verloren bij Christus. Anders zouden Stephanus’ blik en Davids opzien niet zoveel honderden jaren aangetekend staan in het geschreven Testament van Christus.

Nu hoor ik iemand nog klagen: Ik heb maar een hard hart om God in net gebed aan te bieden, en wat kan ik dan zeggen, daar ik alle geschiktheid om te bidden mis?

1. Bidt daarom, dat gij moogt bidden.

2. Zelfs het voorkomen en de blote tegenwoordigheid van een dodige geest, wanneer er weinig hoorbaar bidden is, is Gode aangenaam, of, indien een overstelpt hart weigert te komen, is het het beste, dit Christus te gaan vertellen, en Hem te verzoeken, het hart zelf te komen halen.

3. Er komt weinig daglicht vóór de zon; de beste helft ervan is onder de grond. „Wij ook zelve zuchten in onszelven.” (Rom. 8 : 23). Alles wordt hier binnen de wanden van ons eigen hart verhandeld. De ziel roept: „O wanneer zal mijn vader komen en zijn kinderen halen?”

4. Als Christus een hard hart maar aanziet, dan zal het smelten.

5. Ik toon hier het kleinste gebed aan, waarin het leven en het wezen des gebeds kan ademhalen en leven. Dewijl nu het gebed een uitstorten van de ziel voor God is, zo komen er met het gebed ook vele aandoeningen van liefde, begeerte, verlangen, blijdschap, geloof, droefheid, vreze en vrijmoedigheid mede voor God, en het hart wordt in Christus schoot gelegd. Ook is het niet boven noch beneden het wezen van het oprecht bidden, hetzij de ziel zich uit in woorden, in kermingen, of in uitzien, of in zuchtingen, of in het druipen van het oog tot God (Job 16 : 20) of in het ademen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Uit de gouden Schatkist 11.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's