Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DE BEGINNE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DE BEGINNE

Genesis Eén tot Drie en het Gezag van de Heilige Schrift

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

14

9. De Man, de Vrouw en de Hof

Laat ons nu het vervolg nader bezien. Het is duidelijk dat het een verhandeling is van wat de hemel en de aarde voortbrengt. Het is particularistisch. Het gaat over de mens en het plaatsen van de mens in de hof van Eden. Het is een voorbereiding op de gebeurtenissen van het derde hoofdstuk. Begrijp me niet verkeerd. Ik zeg niet dat er geen verband bestaat met het eerste hoofdstuk, want dat zou onjuist zijn. Het eerste hoofdstuk wordt verondersteld zoals onder anderen door de goddelijke namen wordt getoond. De Elohim God van het eerste hoofdstuk verschijnt in het tweede als Jehova - Elohim om aan te tonen dat Jehova de Elohim is van het eerste hoofdstuk.

Verschillende zaken in het tweede hoofdstuk veronderstellen wat in het eerste hoofdstuk is vermeld. Inderdaad het eerste hoofdstuk is een voorbereiding voor het volgende met de voortdurende nadruk dat „God zag dat het goed was”. Zo valt de tegenstelling op tussen de oorspronkelijke schepping en wat later plaats vindt wanneer de zonde in de wereld haar intree doet.

Vers vijf van hoofdstuk twee begint met de vermelding die in de King James nogal op een vreemde manier vertaald is, maar die ook vertaald kan worden: „Er was nog geen kruid van het veld, en geen struik was nog uitgesproten omdat . . . .”.

Dan worden twee redenen gegeven. „De Heere God had het niet laten regenen” en „Er was geen mens om de grond te bewerken”. Dat is een opmerkelijke verklaring. Heeft dit betrekking op een toestand die voor de hele aarde geldt? Ik betwijfel dat. Er kunnen toch dingen groeien zonder regen en ze kunnen zeker groeien zonder dat er een mens tegenwoordig is. Het onkruid in onze tuinen doet het goed zonder dat wij er naar omzien. Bepaalde dingen groeien zonder de aanwezigheid van een mens. Zo schijnt de taal op zich iets bijzonders te suggereren. Ik denk dat hier een tegenstelling is met de Hof van Eden die God nu gaat formeren met het doel om te tonen, dat „de aarde is des Heeren mitsgaders haar volheid”. Maar God plaatste de mens niet in een barre wildernis, maar in het beste dat deze aarde had. Hij schiep voor hem een hof, en dit contrast toont wat er zonder die hof geweest zou zijn. Het bereidt ons voor op een beter verstaan van de Hof van Eden. Dat is het doel.

Nu zouden we kunnen verwachten dat het bericht door zou gaan met te vermelden dat God het liet regenen en dat God de mens onmiddellijk formeerde. Toch is dat het geval niet. Een vreemd woord wordt gebezigd dat ik in het Hebreeuws zal geven. Ik zal het Engelse woord „mist” niet gebruiken.

Ed” is het Hebreeuwse woord. Een „ed” kwam uit de grond op om de gehele oppervlakte van de grond te bevochtigen. De term „adamah” (grond) die hier gebruikt wordt, heeft gewoonlijk een beperkende zin, doch niet altijd. Wat moeten we onder het woord „ed” verstaan? Niet een damp! (mist)

Het woord is waarschijnlijk verwant aan een Sumerisch woord. Het schijnt te wijzen op ondergrondse wateren. Hier is óf een voortbreken van water op een of andere manier van onder de grond, óf mogelijk een rivier die over haar oevers vloeit.

Ik ben van mening dat we hier niet leerstellig kunnen zijn. Dus deze grond, de „adamah” werd bevochtigd en de planten konden groeien. Zo werd de eerste voorwaarde door God vervuld. Vervolgens werd de tweede voorwaarde vervuld. God formeerde de mens (letterlijk „stof”) uit de aarde, en ademde (blies) de adem des levens (dat is, de adem die leven geeft) in zijn neusgaten, en de mens werd een ziel van leven, een levende ziel.

De Mens een Levende Ziel

Wanneer men in commentaren Genesis Twee behandelt, gebruikt men graag de term „anthropomorfisme”. Zo zegt men: „Hier zien we God werkzaam als een pottenbakker. Zo als een kind boetseerklei neemt, zo neemt God het stof der aarde, of modder, en Hij kneedt het tot het lichaam van de mens”. Ik denk dat we hier gemakkelijk ons verbeeldingsvermogen te ver kunnen laten gaan. Wordt er in Genesis werkelijk op deze manier gesproken? Genesis leert ons dat de vorm van het lichaam van de mens door God gemaakt werd. God formeerde de mens. Moeten we nu aannemen dat Hij naar de aarde kwam en stof in lichamelijke vingers nam en het kneedde zoals een kind boetseerklei kneedt? Dat denk ik toch niet!

Hoe kan men deze gedachten anders uitdrukken, in het Engels, of in het Hebreeuws, of in welke taal dan ook? Hoe kan men het anders zeggen dat God een vorm aan het menselijk lichaam gaf, dan door te zeggen dat Hij het formeerde? Hij formeerde het door het stof der aarde te nemen en te gebruiken.

Dit is alles wat de Bijbel zegt. Ik moet wel tot de conclusie komen, dat sommige verklaarders hun verbeeldingsvermogen op dit punt de vrije loop laten gaan. Ze maken hier een zeer naïef begrip van. Maar is het werkelijk zo naïef? Hoe kan het anders vermeld worden?

Er wordt dus vermeld dat het lichaam van de mens zijn oorsprong heeft in het stof der aarde. Deze vermelding bereidt ons voor op de vermelding in Genesis Drie dat het lichaam tot het stof zal weerkeren, dat er meer is dan het lichaam, het formeren toont dat God het lichaam onmiddellijk voortbracht. De gedachte dat het lichaam van de mens ontwikkelde uit het lichaam van een wezen lager dan de mens wordt hierdoor uitgesloten. Want God formeerde het van het stof der aarde, toen op dat ogenblik en daar op die plaats.

91

Maar dat is niet alles. Het lichaam alleen is niet de persoon. We weten dat wanneer de dood komt we het lichaam voor ons zien. Maar dat is niet de persoon. Er is meer. Daar is het goddelijke „inblazen”. Het goddelijke „inblazen” constituert de mens tot een levende ziel, een ziel van leven. God blaast de adem in zijn neusgaten. Weer vragen we hoe zou dat anders in woorden uitgedrukt kunnen worden? Moeten we aannemen dat dit een zeker kunstmatig ademhalings- proces was. Dat denk ik toch niet!

We weten niet hoe God hier werkte. Dat is hier zeker een anthropomorfistische uitdrukking. Indien u die term wilt gebruiken en eerlijk gezegd ik geef er niet zo veel om, het betekent in de vorm van een mens. Ik zou het liever veranderen in theomorfisme, en zeggen dat wij in het beeld van God zijn, en wat wij doen is volgens het patroon dat God gesteld heeft. Maar ik weet dat dit ook moeilijkheden geeft.

Indien u de uitdrukking anthropomorfisme wilt gebruiken voor dergelijke uitdrukkingen, bedenk dan, dat altijd wanneer u over God spreekt, u anthropomorfistische uitdrukkingen gebruikt. Genesis Eén is er vol van: God zag, God zeide, God noemde, God scheidde enzovoort. Dat is eenvoudig wat de eindige menselijke geest kan zeggen over de oneindige God. Toch maakt Samuel R. Driver in zijn commentaar nogal heel wat van de zogenaamde anthropomorfismen in Genesis Twee. Een aantal andere schrijvers doen hetzelfde.

Maar hoe anders zou u deze schone waarheid uitdrukken in een taal, die duidelijk verstaanbaar is? Dus komt de mens als lichaam en ziel uit de hand van zijn Schepper. De mens die voor de verzoeking zal komen te staan die in hoofdstuk Drie genoemd wordt. De mens is gereed. Ook is er een hof gereed, waarvoor de mens zorg kan dragen. Want we lezen dat God toen Hij de mens gemaakt had meteen een hof plantte oostelijk in Eden.

N.B. Het copyright van „In the Beginning” door Prof. Dr. E.J. Young berust bij „The Banner of Truth Trust”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

IN DE BEGINNE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's