Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

.... want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft ....

Abraham zag van het heden naar de toekomst. Hij was vast overtuigd, dat hij niet tevergeefs leed en streed, leefde en worstelde. Wanneer hij lette op de tent, waarin hij woonde, dan zag zijn geloofsoog reeds de stad! In het geloof kon Abraham op aarde een stad missen, omdat hij vertrouwde eens een stad te zullen bezitten, een vaste woonplaats. Hij verwachtte de stad, zegt onze tekst. Hij was daarheen op weg. Hij verwachtte de stad. En deze stad heeft fundamenten. Ze kan niet wankelen, ze staat vast als een rots.

Hier woonden de aartsvaders in verplaatsbare tenten. Maar hun is een beter lot bereid. Hij verwachtte de stad. Abraham heeft in het geloof geleefd en daardoor had hij uitzicht op de toekomst.

Het geloof is als een verrekijker, die de dingen van veraf dichtbij brengt, zodat de afstand kleiner wordt en het voorwerp scherper omlijnd.

Abraham kende een hoopvolle toekomst, die hem wenkte, aanmoedigde om door de nevelen van het heden voort te gaan als een pelgrim naar Gods stad. Hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft.

Wie heeft deze stad gebouwd? Wel, God Zelf is haar Kunstenaar en Bouwmeester. In die stad straalt alles Gods heerlijkheid uit. De straten zijn van goud en de poorten van paarlen. De heerlijkheid Gods heeft ze verlicht en het Lam is haar kaars.

O nee, het is geen stad met handen gemaakt. Wat met handen wordt gemaakt, kan ook door handen worden afgebroken. Maar deze stad is door de Heere Zelf gebouwd, door de eeuwige God, en is daarom zelf ook eeuwig in de hemelen.

Zie, zo zag Abraham, die in tenten woonde, uit naar de stad, die fundamenten heeft. Door die verwachting werd hij gedragen. Hij leefde in het licht van de wenkende eeuwigheid, en was daarom vreemdeling hier beneden. Hij wist het aan mijn lijden en strijden hier beneden komt straks een einde, en dan krijg ik in ruil daarvoor een eeuwige heerlijkheid in die stad, die fundamenten heeft, waar ik mijn God in volmaaktheid mag dienen. Hier mocht hij reeds de beginselen van die eeuwige vreugde in zijn hart gevoelen. Maar straks zal hetgeen ten dele is teniet gedaan worden en plaats maken voor de volmaaktheid.

Komt lezer, werden wij al vreemdeling hier beneden? Door de wedergeboorte afgesneden van onze oude verbindingen?

Mensen, die het verstaan: hier beneden is het niet!


’t Ware leven, lieven, loven is:
daar waar men Jezus ziet!


Waarvan is onze verwachting? Van de dingen van beneden? Van deze wereld? Och, wat zijn we dan nameloos arm! Wat kan onze verwachting dan anders zijn dan een schrikkelijke verwachting des oordeels en der hitte des vuurs, zegt ons Gods Woord, dat de waarheid is. Lot zocht in aardsgezindheid de stad op aarde, maar ge weet, dat Sodom is verbrand met vuur en zwavel van de hemel. Ja, zegt ge: maar is dan de wereld schijn, en is ons leven hier beneden dan geen werkelijkheid? Moeten we dan niet werken en onze levenstaak vervullen met alle toewijding en ernst, die in ons is?

Zeer zeker, maar dan staande in de kracht der eeuwigheid, kracht puttend uit de geloofsgemeenschap met de Heere uit de verwachting van de stad, die fundamenten heeft. Die van deze wereld is, komt met de wereld om! Zalig, die met Abraham vreemdeling werd hier beneden, en daarom op weg is naar de stad.

Kind des Heeren, laten Gods inzettingen gedurig uw gezangen mogen zijn. De vijanden zijn talrijk. Maar vreest niet! Ge zijt niet alleen in het vreemde land. De Heere slaat u gade. Hij ziet uw moeite en verdriet, die ge in Zijn hand moogt geven. Hoe het ook moog tegenlopen, blijft gestadig op Gods goedheid hopen. Leef nauw, opdat Gods Naam om uwentwil niet gelasterd maar veeleer geëerd en geprezen mag worden. Ge zijt op doorreis! En uw lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werpt van zich een gans zeer uitnemend gewicht van eeuwige heerlijkheid. Nog slechts een weinig lijden, nog slechts een korte nacht....


Straks is de vreemdelingschap vergeten;
en gij, gij zijt in ’t vaderland!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's