Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de doopvont 2.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de doopvont 2.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

b. Qumran

In de gemeenschap van Qumran, een gemeenschap van afgescheiden Joden, Essenen, in de nabijheid van de Dode Zee, namen ook in de tijd van Jezus’ omwandeling de rituele wassingen een grote plaats in. Deze Essenen hadden de gemeenschap met de Jeruzalemse priesterschap verbroken, uit protest tegen de veruitwendi- ging van de eredienst. Zij beschouwden zichzelf als de ware priesterschap en hechtten grote waarde aan herhaaldelijke reinigingsbaden. Door deze dagelijkse wassingen werd naar hun gedachten het verbond met God vernieuwd. Nieuwelingen die zich bij de gemeenschap wilden aansluiten moesten eerst een inwijdingsrite ondergaan door middel van een eerste wassing. Daarmee wilde men het oude leven achter zich laten en een nieuw leven beginnen van gehoorzaamheid aan de geboden.

Hoewel deze wassing herinnert aan de christelijke doop ontkent prof. Versteeg dat er sprake is van een direkte ontlening van de doop aan de wassing van Qumran.

c. Proselietendoop

Ouder dan de christelijke doop is ook de joodse proselietendoop. De joden hadden in de eeuwen die aan Christus’ komst voorafgingen de gewoonte om mannen en vrouwen die een overgang maakten van het heidendom naar het jodendom, te dopen. Prof. Versteeg ziet een bepaalde relatie tussen de joodse proselietendoop en de christelijke doop vooral wat betreft: ”een achter zich laten van het oude leven en een ingaan in een nieuw leven”.

d. Doop van Johannes de Doper

Het meest opvallende van de doop van

Johannes de Doper is het eschatologische karakter d.w.z. dat ”deze doop stond in verband met het beslissend (eschatologisch; eschaton= einde) ingrijpen van God in de Persoon en het werk van Jezus, de Messias”. De prediking die aan deze doop voorafging was: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Mattheüs 3 : 2. Johannes’ optreden wordt geheel bepaald door de Persoon van Jezus. Zijn taak was: de Messias een volk, een nieuw Israël toe te bereiden. Zijn doop ging vergezeld van een oproep tot bekering. Het is een doop der bekering. Markus 1 : 4. Bij bekering hebben we dan te denken aan een bekering van een uniek heilshistorisch karakter: De omkeer naar het heil van het Koninkrijk der hemelen, dat nu nabij gekomen is. Bij afwijzing van dit heil, blijft slechts het oordeel over. De bijl ligt aan de wortel van de bomen. Mattheüs 3 : 7-10.

Ook wordt Johannes’ doop genoemd: een doop van bekering tot vergeving der zonden. Deze vergeving der zonden is door de oude profeten beloofd als de grote gave van de eindtijd. Jeremia 31 : 34. Deze gave wordt echter niet zondermeer door de doop zelf verleend. De doop heeft geen waarde in zichzelf, maar ontleent zijn waarde aan het heilsgebeuren in Christus. Hij alleen kan dopen met de Heilige Geest en met vuur. Mattheüs 3 : 11. De doop van Johannes wees dus heen naar het beslissende komen van God tot de wereld met heil en gericht.

We kunnen zeggen dat prof. Versteeg overeenkomsten ziet tussen de christelijke doop, die Jezus instelde vóór Zijn hemelvaart enerzijds en de oudtestamentische wassingen, de inwijdingsrite van Qumran en de Joodse proselietendoop anderzijds. Het grote verschíl met deze wassingen is dan dat de christelijke doop op het beslissende heilsgebeuren in Christus is gericht en de wassingen van Qumran en de Joodse proselietendoop niet.

De overeenkomst tussen de doop van Johannes en de christelijke doop is dat ze beiden betrokken zijn op het heilsgebeuren in Christus. Het verschil is dat de doop van Johannes uitzag naar het beslissende komen van God in Christus en dat de christelijke doop daarop terugziet. De doop van Johannes behoorde nog tot de oude bedeling en de doop van Christus tot de nieuwe bedeling van het Koninkrijk dat gekomen was.

5. Verhouding doop en besnijdenis

Prof. Versteeg is van mening dat de christelijke doop op hetzelfde heilsgebeuren in Christus betrekking heeft als de besnijdenis. Ook de besnijdenis heeft betrekking op het gebeuren van het kruis en de opstanding van Christus. ”Er loopt een direkte lijn van de besnijdenis naar de doop”.

De doop is de christelijke vervulling van de besnijdenis. Vervulling in de zin van afronding. Met verwijzing naar Romeinen 4 : 11 benadrukt prof. Versteeg dat de besnijdenis zelf Abraham niet in de gerechtigheid liet delen. De besnijdenis was een zegel van de gerechtigheid van het geloof van Abraham. De besnijdenis was dus niet een zegel van het gelóóf van Abraham, maar zegel van de geréchtigheid die door het geloof zijn deel was! Dus niet een bevestiging van Abrahams’ gelóóf, maar een bevestiging van Gods rechtvaardigverklaring van de gelovige Abraham. Eenvoudig gezegd: Abraham bezat in zijn besnijdenis niet een garantie van de echtheid van zijn gelóóf maar een garantie van de waarachtigheid van Gods heilsbeloften.

Hier ligt nu de fundamentele overeenkomst tussen de besnijdenis en de christelijke doop. De doop verwijst niet naar iets in de mens maar naar een gebeuren buiten hemzelf, het heilsgebeuren in Christus.

In zijn uitleg van Kolossensen 2 : 11, 12 komt de hoogleraar nog terug op het verband tussen de besnijdenis en de doop.

Samenvatting

1. Het Griekse woord voor ”dopen” is baptidzein. Pas in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament krijgt dit algemene woord een religieuze betekenis. Bewust gebruikten de bijbelvertalers geen Griekse woorden die aan heidense reinigingsriten herinnerden: De christelijke doop heeft een uniek karakter.

2. Het dopen ”in de Naam van de Heere Jezus” betekent: iemand onder Zijn zeggenschap brengen.

3. Er is verband tussen de christelijke doop en de oudtestamentische reiniging in tabernakel- en tempeldienst. De grondgedachte van beiden is: De onreine mens kan niet zondermeer voor Gods aangezicht komen.

4. De profeten waarschuwden voor reini- gingsautomatisme. De reiniging met water alleen is ontoereikend. De reiniging met water dient met waarachtige bekering gepaard te gaan.

5. De profeten verkondigden dat de eigenlijke allesbeslissende reiniging zou plaatsvinden in de toekomstige heilstijd, door middel van de gave van de Geest.

6. De christelijke doop herinnert volgens prof. Versteeg aan de reinigingsriten van de Joodse Qumrangemeenschap en de Joodse proselietendoop. Door deze reiniging en doop had men het oude leven achter zich gelaten en was men een nieuw leven binnengegaan.

7. De doop van Johannes verwijst naar het beslissende heilsgebeuren in Christus: Hij alleen kan dopen met de Heilige Geest en met vuur.

8. De joodse besnijdenis verwees naar hetzelfde heil in Christus als de christelijke doop. De doop is de vervulling, de afronding van de besnijdenis.

Beiden, besnijdenis en doop, zijn teken van het verbond en zijn garantie van de waarachtigheid van Gods heilsbeloften.

In een volgend artikel hoop ik een weergave te geven van de uitleg die prof. Versteeg geeft van een aantal nieuwtestamentische Schrift- plaatsen.

Hoewel ik oprechte waardering heb voor veel zorgvuldige exegese, zal ik toch ook een enkel vraagteken plaatsen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Rondom de doopvont 2.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1983

Bewaar het pand | 6 Pagina's