Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gewillig volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gewillig volk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit is een typering van het volk van de Koning der koningen. Een kenmerk van de onderdanen van Jezus Christus. In Psalm 110 wordt de majesteit en almacht van deze Koning geopenbaard. Hij zit aan de rechterhand Gods. Het wereldbestuur ligt in Zijn hand. Zodat wij hier een profetie hebben van die Koning Die in Zijn opstandingsglorie sprak: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.” Jezus Christus is de almachtige Koning! Zal Hij dan ook niet een machtig volk hebben dat over ’t rond der aarde heerst in majesteit en heerlijkheid? Maar zie, als het volk van deze Koning wordt beschreven, staat niet hun kracht of macht centraal. Dit in tegenstelling met de wereld. Daar gaat het om militaire kracht. Wie zal in de wapenwedloop de sterkste blijken te zijn? Amerika of Rusland? De grote wereldmachten proberen elkaar te overtreffen in sterkte en kracht.

Maar de onderdanen van Jezus Christus zijn ergens anders aan te herkennen! De heerlijkheid van dat volk komt uit hun gezindheid Want niet met kracht, noch met geweld, maar door de Geest zijn ze bezield. Het Koninkrijk Gods is een geestelijk rijk. Ze zijn een geestelijk volk, getooid in heilig krijgssieraad. Het is een gewillig volk. Daaraan zijn de ware onderdanen van Koning Jezus te herkennen; dat is een kenmerk van het behoren tot dat volk. Daarom: gewillig-zijn is een zaak van levensbelang.

Wat wordt met het gewillig-zijn bedoeld? Deze gewilligheid is een zaak van het hart. Gelijk de grondbetekenis laat zien, is men gewillig vanuit de innerlijke drang des harten. Er is pas sprake van gewilligheid als het binnenste daartoe gedrongen wordt. Dit staat centraal bij het volk, welks Koning de HEERE is; aan hun gezindheid, aan de gesteldheid van het hart kunt gij ze kennen: het is een gewillig volk. Hun hart wil, wat de Koning wil. Ze zijn bereidwillig tot Zijn dienst. En dat niet geveinsd, alsóf, maar in alle oprechtheid. Vragen als: waarom moet ik naar de kerk en Bijbellezen; waarom mag dit niet en moet dat? worden bij hen niet gevonden. Ervaart u de dingen van het Koninkrijk Gods nog als een harnas? Leeft u in een bepaalde kramphouding om toch maar voor een christen door te gaan? Dan bent u nog niet gewillig! Want voor dat volk is het een lieve lust zich in te zetten voor hun Koning, van ganser harte, van ganse gemoede en met alle krachten; zeer gewillig. Want zij verstaan: U te kennen is het leven; U te dienen dat is zaligheid! En daarom van harte willig en bereid Hem voortaan leven!

Maar ach - van wie kan dit gelden? Van nature hebben we een heel andere gewilligheid. Het volk dat afstamt van Adam is gewillig tot het kwade! Als Adamskinderen zijn we een bereidwillig volk om ons leven te besteden in de dienst der zonden, en om de vorst der duisternis te volgen. Daartoe zijn we niet gedwongen; dit werd de vrijwillige keuze van het hart van de mens in het paradijs. Ja moedwillig, tegen beter weten in, verkoos de mens het leven der zonde. En al worden wij voor grote, uitbrekende zonden bewaard, de diepste drijfveer van ons aller hart is geneigd tot alle kwaad. Denkt u daar eens dieper op door: geneigd tot alle kwaad. Hebt u ook zo’n hart? Dat altijd graag mee gaat met de zonde? Altijd bereid is tot het kwaad? Het ontdekkende werk van de Heilige Geest legt het zondaarsbestaan bloot: gewillige zondaren! Dan ziet u wat er leeft van binnen: wij willen niet dat deze Koning over ons zij! Ja, want die gewilligheid tot de zonde is onwil ten opzichte van de Heere. Was het in de hof voor de mens een lust om de Heere te dienen - dat is veranderd in een last. Volkomen onwillig, ja vijandig. De mens onderwerpt zich niet aan de wet Gods. Daaruit blijkt de vijandschap. Deze onwil moet ons tot schuld komen worden. Als een onwillige op de knieën voor de Heere komen, opdat onwilligen tot gewilligen worden.

Dat kan nooit geschieden door een vrijwillige keuze! De leer van de vrije wil wordt nog steeds van alle kanten gepropageerd. Met een beroep op de vrije wit wordt de mens aangespoord te kiezen voor Jezus. Stel je hart open voor Hem; als je maar wilt! Wat is dit een arm evangelie! Die door de Geest ontdekt zijn aan hun onwil kunnen hier niets mee. Want die z’n onwil in waarheid leert kennen als een zaak van het verdorven hart, die verstaat: er moet een wonder gebeuren; het is Gods werk! Alleen door een Geestelijke, radicale verandering, ja door hartvernieuwende genade alleen wordt er een gewillig volk niet gemaakt maar geboren. Dan wordt het hart voor de Heere ingewonnen. Want de Heilige Geest dringt door tot in de binnenste delen van een mens met krachtige werkingen. In de wil stort hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die niet wilde, nú metterdaad wil; die weder-spannig was, gehoorzaam wordt. Alzo belijdt de kerk der Reformatie in de Dordtse Leerregels het souvereine genadewerk van de Heilige Geest in de wil.

Kennen wij deze verandering van gezindheid? Dat is een wonder van genadeloze ontferming! Want het wordt doorleefd: moedwillig ben ik van God afgekeerd, maar nooit keer ik vrijwillig terug uit mezelf. En toch: een gewillig volk, want hart en wil worden door de Geest ingewonnen voor Koning Jezus, zodat men wil buigen voor Hem. Gewillig, niet uit zichzelf, maar door genade. Dankzij de vernieuwing van hart en wil.

Hoe krijg ik deel aan die weldaad? Dat is het werk van die Koning. Dat ligt verklaard in: Uw volk! Het is het volk des Heeren. Van Davids Heere. Zeker, Hij is ook Davids Zoon. Het rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï. De Zone Davids, Die een diepe lijdensweg moest gaan. Van dat bittere lijden spreekt Psalm 109. “Ik ben ellendig en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van mij doorwond.” Christus in Zijn vernedering. Hoe was Jezus eenswillend met de Vader om in die weg verzoening aan te brengen! Hoe gewillig was die Koning om Zijn volk te verlossen, een dienstknechtgestalte aangenomen hebbende!

Davids Zoon - ook Davids Heere. Die meer is danDavid. In Psalm 110 spreekt David profetisch van Christus in de staat der verhoging en verheerlijking. Hij is de Koning en Priester tot in eeuwigheid, naar Melchizedeks wijs. Gods rechterhand is hoog verheven in Jezus Christus! Die Koning doet machtige daden van genade en waarheid, tot verlossing van Zijn volk. In Zijn heerschappij doet Hij wonderen op wonderen horen! Zou zulk een Koning niet een gewillig volk hebben? Zou Hij dan ook mij willen verlossen? Zou Hij ook mij gewillig kunnen maken? Ik, die zelf niet wil noch kan? Zeker, want Hij is de Hogepriester en Koning Die regeert als de Vorst van Sion. Daarin ligt het geheimenis verklaard van het wonder dat onwilligen gewillig worden!

Want Sion is van God begeerd. De plaats van Zijn verkiezende liefde, ’t Werd met Zijn woning hoog vereerd. Sion - daar is geopenbaard het heil voor zondaren. Sion - de plaats van het bloed der verzoening, het offer der voldoening, de Middelaarsdienst der priesters - en dat alles werd vervuld in het Lam, dat Zich gewillig ter slachting liet leiden. Van daaruit regeert Davids Heere! Die Koning ontvangt Zijn scepter uit Sion. Daarmee brengt Hij zondaren de genadeslag toe. O wonder, die scepter brengt hen niet de doodsslag; niet de bezegeling van het vonnis der verdoemenis! Dat zou niet onrechtvaardig zijn; door hun onwil hebben ze dat verdiend. En dat vonnis zou moeten worden voltrokken, wanneer Hij de scepter vanuit Sinaï zou krijgen; maar neen: uit Sion zal de Heere Uw scepter zenden! En daarom wordt Zijn volk gewillig, omdat ze onderdanen worden van Hem Die zoveel gewilligheid heeft betoond in het zaligen van zondaren. Uwvolk, dankzij Zijn zondaarsliefde.

Wie niet leert buigen maar volhardt in zijn onwil, behoort niet tot Zijn volk. Toch zult gij buigen, maar dan gedwongen. Want die Koning heerst totdat de laatste vijand als een voetbank onder Zijn voeten is gesteld. Dat geldt ook voor hem die geveinsdelijk buigt; doet als of hij gewillig is, doch zonder verbroken hart. Ook dan niet Uw volk! Oonwil-ligen, kust dan de Zoon opdat Hij niet toorne! Zalig die wordt ingewonnen door genade en leert buigen; die zal zeer gewillig zijn. Gewillig waarin en waartoe? Verstaat u dat nog niet? Wie gewillig gemaakt is door Hem, wordt gewillig voor Hem. Hij komt in het middelpunt; Zijn Persoon, Zijn werk, Zijn eer - naar deze zaken gaat het hart dan uit.

Hoe ziet dat gewillig leven er uit? Letterlijk staat er een meervoud: Uw volk van gewilligheden. In allerlei leidingen en standen van het geestelijke leven komt die gewilligheid openbaar. Gewillig om schuld te belijden: ’k bekende o Heere, aan U oprecht mijn zonden .... Gewillig als smekeling: o God, wees mij de zondaar genadig.... Gewillig in het omhelzen van de van God geschonken Borg: al wat aan Hem is, is gans begeerlijk .... Gewillig Hem te volgen door bezaaide en onbezaaide wegen .... Gewillig Hem te dienen en te loven: mijn hart o Hemelmajesteit is tot Uw lof en dienst bereid .... Gewillig in het kruis dragen: Vader wat Gij doet is goed .... Kortom ze worden gewillig gemaakt om God op het hoogst te verheerlijken en zichzelf op het diepst te vernederen. Om in die weg het wonder van zalig worden uit vrije genade te beleven. Dat wordt een hele strijd: het willen is wel bij mij, maar het volbrengen vind ik niet! Die oude mens laat zijn wil nog zoveel gelden. Wat komt Gods volk weinig als een gewillig volk openbaar. Vandaar dat ze zichzelf niet bij dat volk durven scharen. Ik gewillig? Ik moet het gemaakt worden! Och, dat ik eenswillend met de Heere mocht zijn! Om te zeggen: de HEERE is recht in al Zijn weg en werk.

Dan moet de onwillige mens gekruisigd worden: niet meer mijn ik ... .

Dat is ten diepste de strijd: het offer van het eigen ik. Dit ligt ook in het grondwoord aangegeven. Want het wordt gebruikt voor de vrijwillige offeranden. Dan blijft er van de mens niets over; alles uit en door die Koning alleen! Het is hier maar een klein beginsel: een gewilligheid in wording. Degene met de sterkste onwil zal het diepste buigen: leer mij naar Uw wil te handelen. Zend nog Uw scepter uit Sion! Dan wordt het de dag van Zijn heirkracht. Dat is de dag waarop het leger aantreedt voor inspectie van de troepen door de koning.

De koning ziende, grijpen de soldaten moed. Alzo kennen ook de strijders van de militia Christi dagen waarop ze de kracht van hun Koning ervaren. In de verborgen omgang met de HEERE ontvangen ze moed en krachten. Ziende op zichzelf dan lijkt de strijd verloren. Maar als die Koning Zich openbaart aan het zondaarshart, dan komt er gewilligheid: trek ons en wij zullen U nalopen. De kracht van Zijn Borgwerk en Zijn heerlijke Middelaarsarbeid zijn dierbaar in hun ogen en ze worden zeer gewillig! Om te strijden in Zijn kracht voor Zijn Naam!

Dan kan de Heere zelfs gewillig maken om te sterven, om te ontslapen in Hem. Ontbonden te worden en met Christus te zijn .... verreweg het beste. Hoe zalig is het gewillige volk! Zal het mij ooit gelden? Ze zeggen het niet van zichzelf. Maar David profeteert hier: Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht! Welk een troostvolle belofte voor allen die tobben met hun onwil en zo weinig vorderen in het gewillig-zijn. Dit wordt vervuld! Maar in een bijzondere weg. Want uit de baarmoeder des dageraads zal u de dauw uwer jeugd zijn. De dageraad is het moment waarop de duisternis over gaat in het licht. En met het opgaan van de zon is daar de dauw. Vele dauwdruppels, groen en fris.

Plotseling komt dat openbaar, want in het oosten kent men haast geen schemering. En vlak voordat het licht wordt, is de duisternis het diepst. Juist de dageraad is als een baarmoeder, waaruit de dauw voortkomt.

Alzo komt het voor dat volk tot algehele gewilligheid. Nu is er veel onwil. Vaak is men het met de weg des Heeren niet eens. Wat kunnen ze zich voelen als een deserteur. Zeer gewillig? Ach, ik ben vol onwilligheden! En het lijkt wel alsof dat erger wordt! Totdat de dageraad aanbreekt van de grote dag van de wederkomst van Jezus Christus. Dat is de dag van Zijn heirkracht. De laatste vijand is overwonnen. De boze heeft geen macht meer. De zonde prikkelt niet meer. Dan is men de strijd te boven en van alle onwil voorgoed verlost. Dan is hetenkei Zijn kracht! Dan komt, o eeuwig wonder, dat volk te voorschijn als zeer gewillig, ja één en al gewilligheid om in het eeuwig licht God hun Koning te eren!

Schiedam

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Een gewillig volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's