Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De merktekenen der christenen 4.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De merktekenen der christenen 4.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De waarde van de belijdenis geschriften staat vandaag niet hoog genoteerd. De taxatie ervan is stukken minder vergeleken bij een aantal jaren geleden. De zaken, die in de geschriften aan de orde komen zijn vandaag niet meer aktueel of verouderd, zodat een hernieuwd belijden noodzakelijk is. Immers de kerk dient bij de tijd te zijn en het behoort tot de roeping en plicht van de kerk om op de eigentijdse vragen in te gaan en antwoord te geven. In verschillende opzichten, zo zegt men, functioneren de belijdenisgeschriften niet meer, daar het eigentijdse van de 16e en 17e eeuw duidelij k spreekt. Er zijn er ook, die moeite hebben met bepaalde delen van de belijdenis. Weer anderen erkennen de binding aan de belijdenis, maar die binding wil men elastisch zien. Men wil theologisch en ethisch ruimte binnen het raam van de belijdenis. Vandaar de roep om ruimte. Die ruimte kan en mag er zijn, want de belijdenis is mensenwerk. Nu is de belijdenis inderdaad mensenwerk, maar “bijzonder” mensenwerk. Er blijkt in, er spreekt in de verlichting van Gods Geest. Dit heeft de kerk in het verleden ontdekt en beleden en dat doet Gods kerk nog. Vandaar dat een hernieuwd belijden voor die kerk niet nodig is. In de belijdenis wordt ook alles in principe gezegd wat de kerk nodig heeft. Een lossere binding aan de belijdenis is gevaarlijk en verraderlijk. Men verlaat het gereformeerde spoor en dat spoor is beslist bijbels. Elke serieuze toetsing van de belijdenis aan de Schrift kan zij doorstaan.

Dit kan zij, want het belijden der kerk is geboren uit het Woord van God. In haar belijden spreekt de kerk na de Heilige Schrift. En dat overal. Overal spreekt de Schrift. In elk artikel. In elke zondagsafdeling. De schrift-getrouwheid is opvallend. De schriftgebon-denheid heeft ons veel te zeggen. In onze kantelende tijd zij er het luisteren naar en het acht geven op het Woord des Geestes. En dat Woord opent ook geen mogelijkheid tot het leggen van nieuwe wegen, waarlangs en waarover de kerk vandaag kan gaan. De Heilige Geest geeft duidelijk in het Woord aan de wegen voor de kerk van alle tijden. Die wegen zijn onveranderlijk. Die wijzigen zich niet naar dat het tijdsbeeld is. Gods Woord is niet plooibaar. Gods Woord is niet buigzaam. Niet tijdgebonden. Het “zo zegt de Heere” blijft gelden. Het belijden “zo zegt de Heere” siert de kerk. Dit belijden is geen stukje hooghartigheid, maar getuigt van getrouwheid. Het spreekt van liefde. Van hartelijke liefde tot de Heere. Van liefde tot de jeugd, die bijzonder vandaag moet weten, wat waar is. Er spreekt ook liefde in tot de wereld. Getuigend behoort de kerk in de wereld te staan. En nu heeft de Heere voor dit getuigen in de belijdenis een goede hulp gegeven. Zij geeft de richting aan, die gegaan moet worden in onze tijd. Zij wijst ons de juiste weg. In de nacht van de tijd is zij een licht. Een steun. Een troost. Een kracht. Zij spreekt ook tot het hart en vertolkt wat er leeft in het hart. Zij belicht ook het bijbels christelijk leven. In artikel 29 van de N.G.B. wordt daar een samenvatting van gegeven. De herkenbaarheid van de christen wordt getekend. Die herkenbaarheid blijkt in geloof, in de verhouding tot de Zaligmaker Jezus Christus. Zij wordt ook gezien in het vlieden van de zonde en het najagen van de gerechtigheid. In artikel 29 staat dit. En terecht. Want zo spreekt de Schrift. Letterlijk komen deze woorden voor en in aanverwante woorden wordt er uitdrukking aan gegeven. Het vlieden van de zonde en het najagen van gerechtigheid behoort tot de bekering.

De waarachtige bekering. Die bekering bestaat in een afsterven van de oude mens en in een opstanding van de nieuwe mens. De afsterving van de oude mens kenmerkt zich in zondedroefheid, zondehaat en zonde-vlucht. Uit zichzelf komt niemand hiertoe. Het is het werk van Gods Geest. De Heilige Geest leidt tot een hartelijk leedwezen, dat wij God vertoornd hebben door onze zonden. Er komt oprecht berouw. Een waar belijden voor Gods aangezicht. Door de uitgestorte liefde Gods in het hart komt er zondehaat. Men zou de zonde uit hart en leven willen bannen. Het vluchten voor de zonde is de christen niet onbekend. Men ziet de zonde als levensgevaarlijk, God onterend en ziels- verwoestend. Waar het zondeleven is, verbergt de Heere Zijn aangezicht. Daar is de achteruitgang van het geestelijk leven. Wie tot zondevlucht komt, onderschat de zonde niet. Men gelooft in Gods waarheid omtrent de zonde. Hoe wordt de zondemacht en kracht en het gevolg ervan ons niet beschreven in Gods Woord. In die macht en kracht werkte de overste van de wereld nl. de satan. En deze is listig en sluw. Hij wordt genoemd de oude slang. Welk een staat van dienst heeft hij. Het is erg, wanneer men banger is voor kruisraketten dan voor de satan en de zonde. In bepaalde kerken gaat daarom het gesprek meer over kernwapens, dan over de Boze en zijn macht. Bij Gods kind staat de driehoofdige vijand voorop. En tot die vijand behoort de zonde. De zonde waartegenover men machteloos en krachteloos staat. Door de vreze des Heeren haat men de zonde en door Gods Geest is er de drang en de kracht tot vluchten. Men vlucht weg. Keer op keer. Op het wegvluchten van de zonde volgt het vluchten naar de Heere. Gelijk een kind op moeder aangaat, zo keert men zich tot de Heere. Soms al roepend en smekend: “Heere, help; Heere, wees mij genadig. Heere. De zonde, de zonde”.

Naast het vlieden van de zonde is er ook het najagen van de gerechtigheid. Het woord gerechtigheid wijst ons op één van Gods deugden. Krachtens Zijn gerechtigheid zegent en straft de Heere. Hij schenkt Zijn volk Zijn heil. Hij doet haar recht. Het volk, wat op Hem vertrouwt en van Hem alleen alle heil verwacht, wordt niet beschaamd. De vijanden van de Heere en Zijn volk hebben te vrezen, ’s Heeren straf blijft niet uit.

In het Oude Testament wordt dit duidelijk aangegeven in woord en daden. In het Nieuwe Testament wordt verkondigd de gerechtigheid Gods in Christus Jezus. De gerechtigheid van Jezus Christus zelf. Die gerechtigheid van Christus wordt geschonken en toegerekend en door het geloof omhelsd. Aan die gerechtigheid heeft een zondaar behoefte, wanneer verstaan en beleden wordt dat men aan Gods gerechtigheid niet kan voldoen. Welk een heil, welke een zaligheid, welk een vrucht ligt er besloten in Christus’ gerechtigheid. Wie er naar hongert en dorst, wordt er door verzadigd. Nu wordt in aansluiting op het Oude Testament in het Nieuwe Testament gesproken over het doen van Gods gerechtigheid. Dat is het doen van wat recht is in Gods ogen. Het wandelen in Zijn wegen. Het leven bij ’s Heeren wet, Zijn inzettingen en Zijn rechten.

In Zijn lofzang laat Zacharias horen: “dat wij verlost zijnde uit de hand onze vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem al de dagen van ons leven”. In het huis van Cornelius sprak Petrus: ’Tk verneem in der waarheid dat God geen aannemer des persoons is, maar in allen volke, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, is Hem aangenaam”.

Tot Elymas sprak Paulus het vlijmscherpe woord: “O gij kind des duivels, vol van alle bedrog en van alle arglistigheid vijand van alle gerechtigheid zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren?”

En in de pastorale brief aan Timotheüs wekt Paulus op: “tot het vlieden van de zonden en het najagen der gerechtigheid. Gelijk een jager het wild najaagt, niet rust voor hij het bemachtigd heeft, zo moet gestaan worden naar gerechtigheid. Deze christelijke deugd moet nagejaagd worden als een begeerlijk levensgoed.

Die levensstelling, die levensgezindheid wordt bij ons niet gevonden. Toch wordt zij door de Heere geëist. Hij heeft er recht op. Wie daarbij leeft en dit beaamt, smeekt: “Heere, geef, werk, wat U van mij eist”. Door Zijn Heilige Geest nu schrijft de Heere de wet der liefde op de tafel van ons hart en tot die wet geeft de Heere liefde. Door die liefde wordt het leven in de zonde tot last en het leven der genade tot lust. Er komt een erkenning van de eisende gerechtigheid van God. Een betrekking op de verworven gerechtigheid van Jezus Christus en een verlangen naar de heiligende gerechtigheid van de Geest. Want beide zijn onmisbaar voor leven en sterven. Naar beide wordt gejaagd tot rechtvaardiging en tot heiliging. En is het laatste, nl. de heiliging in dit leven maar ten dele, is zij maar gering; het nieuwe leven is er op gericht en kent een lust om voor ’s Heeren aangezicht te wandelen naar Zijn Woord. Vandaar dat psalm 119 een dagelijks lied wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De merktekenen der christenen 4.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's