Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het land van de Bijbel 51.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het land van de Bijbel 51.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. HET BEDRIJFSLEVEN.

III c. Kunsten en wetenschappen (3).

b) De scholen (slotartikel).

Zo hebben we dan in ons vorig artikel gewezen op de “oprichting” van scholen hoe deze onder de regering van Salomo reeds tot grote bloei waren gekomen. Wij zijn gebleven bij de “verhouding”, welke er bestond tussen de “onderwijzer” en zijn “leerlingen”. Hierover nog enkele dingen.

Hoewel dus de onderwijzer krachtens zijn positie bòven de leerlingen stond, behandelde hij hen toch “met eerbied”. “Tucht” werd matig toegepast. Kinderen boven de 12 jaar mocht men het brood afnemen of zelfs slaan met een leren riem. Maar dat moest gebeuren met één hand, maar met twee handen gestreeld worden. Zouden we hierbij niet denken aan ’s Heeren bestraffingen aangaande Zijn volk! Ja, dan horen wij de dichter van psalm 103 vs. 5 getuigen: “Hij straft ons, maar naar onze zonden niet”.

Zo was er nog een treffend voorbeeld. “Slechte” leerlingen werden niet van de school verwijderd, maar. . . werden tussen zijn vrienden geplaatst om zich te verbeteren, dus hun goede voorbeeld na te volgen. De jonge kinderen werden door de ouders afgehaald en weer naar school gebracht, wat trouwens nog het geval is.

Verder moesten de vaders de vraagstukken, welke op school besproken werden, nog eens nader behandelen voor hun oudere kinderen.

Ook leerden de jongens naast hun schooltaken nog een “vak”. We denken hier aan Paulus, die het beroep van “tentenmaken” kende.

Voor de “meisjes” waren er geen scholen. Zij leerden thuis een en ander. Wat betreft het “onderwijzend personeel” stond dat in hoge achting. Maar er werden ook hoge eisen aan hen gesteld.

Maar, zou ten deze van het genoemde “schoolonderwijs” niet die hoogst-belang-rijke vraag tot ons moeten komen:

“Zijn ook wij “ter schole” mogen gaan van de “HOOGSTE PROFEET en LERAAR, de Heere Jezus Christus?”

Want Hij leert toch “als macht hebbende”! Hij toch onderwijst door Zijn woord en Geest. Dat mocht de dichter van psalm 119 vs. 84 belijden:


“Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles miss’,
Door zijne smaak, en hart en zinnen strelen”.


O, zij ’t daartoe onze bede: voor ’t eerst, maar ook bij vernieuwing: “Laat ons bij U ter schole gaan”.

En al kunnen we ons dan niet vergelijken met één van de knapste leerlingen, dan zij ’t in de gestalte van de hoofdman, die in verband met zijn zieke knecht enige vrienden zond tot Jezus met de boodschap: “Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen”!

Wij willen nu ten besluite van ons onderwerp over de “scholen” nog op een zeer zinvolle handeling wijzen, welke we zeker niet onbesproken mogen laten en welke iedere Oosterling volkomen begreep. En dat was het opmerkelijke feit, dat een “godsdienstleraar” op zijn leerlingen, die hem kwamen begroeten en zijn gezag erkenden, blies, hetzij bij een eerste ontmoeting of ook na lange afwezigheid.

De bedoeling van deze handeling was namelijk, dat zulk een leraar zijn leerlingen ’s Heeren zegen toewenste, ja, zijn grote sympathie wilde wijzen! En nog dieper bezien, om zijn leerlingen bekwaamheid toe te wensen. Welnu, wat treffend worden we ten opzichte van zulk een handeling heengewezen naar de schepping van de mens. Lezen we daarvan niet opmerkelijk, dat de Heere God de mensch geformeerd heeft uit het stof der aarde en in zijn neusgaten had geblazen: de adem des levens! En dan lezen we daarbij: “Alzo werd de mensch tot en levende ziel”. (Gen. 2 vs. 7).

Niet minder duidelijk is het woord, dat Elihu tot Job sprak: “De adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt!” (Job 33 vs. 4). Maar wel heel byzonder treffend worden we bij deze gewoonte van het blazen van een godsdienstleraar op zijn leerlingen heenge-wezen naar een feit, dat plaats had in de opperzaal, nadat Christus was opgestaan uit de doden, toen Hij met Zijn jongeren daar vergaderd was. En dan lezen we zo opmerkelijk, nadat Hij Zijn handen en Zijn zijde getoond had, dat Hij op hen blies en dat Hij daarbij tot hen sprak: Ontvangt de Heilige Geest! En onmiddellijk hierop verbond de Heere Zijn volmacht: “Zo gij iemands zonden vergeejt. dien worden zij vergeven: zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden”. (Joh. 20 vs. 23).

Ons bestek laat echter niet toe, breed in te gaan op de zin van deze uitspraak. Rome vat deze uitspraak letterlijk op. Maar dat kan nooit de bedoeling van Christus geweest zijn. Want wie kan de zonden vergeven, dan God alleen!

Deze spreekwijze van Christus tot Zijn discipelen heeft dezelfde strekking als een eerdere uitspraak van Hem tot Petrus betreffende de zin: “Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der nemelen; en wat gij binden zult op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn”.

En dit ook betreffende het “ontbinden”.

Om nu kortelijk de bedoeling weer te geven, diene men te bedenken, dat het hier gaat over figuurlijke spreekwijzen. Want niet de discipelen konden zelf de zonden vergeven en het Koninkrijk der hemelen zélf openen en toesluiten. Maar dat doet de Heilige Geest Zelf, maar. . . door het verkondigde

Evangelie!

Zo sprak de Heere Jezus: “Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen”. Dus ook weer: net Evangelie door hen verkondigen! Welnu! Een en ander samengevat, komt het dus hierop neer en dat geldt niet minder voor ons: en dat is allereerst: het “zuivere Evangelie” en in de tweede plaats: de onmisbare toepassende bediening van de HEILIGE GEEST! Dus: deel te ontvangen aan deze noodzakelijke en rijke weldaden van het Evangelie, door de noodzakelijke en rijke toepassing van de HEILIGE GEEST! Dus: door Woord en Geest bearbeid te worden! O, gel.lezer(es)!

Dat het zó eens “Pinksteren” mag worden, voor ’t eerst of bij vernieuwing. O, smeek ’t:


“Och schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest!
Mocht Die mij op mijn. paân ten
leidsman strekken!
’k Hield dan Uw wet, dan leefd’ ik onbevreesd;
Dan zou geen schaamt’ mijn aangezicht bedekken,
Wanneer ik steeds opmerkend waar’ geweest,
Hoe Uw geboôn mij tot Uw liefde wekken”.


Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Uit het land van de Bijbel 51.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's