Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 8

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“... Iaat toch Uw oor opmerkende zijn en Uwe ogen open, om te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uwe knechten. Ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben tegen U gezondigd.”

De vorige keer hebben wij in verband met het 5e vers iets over het verbond geschreven. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat wij hier een hele verhandeling over het verbond gaan houden. Daar is in het verleden al zo veel over geschreven. Misschien wel al te veel. Want een gewoon mens ziet op de duur van de bomen het bos niet meer. Men wordt over zijn beschouwing over het verbond be en veroordeeld. Doch dat er uit het verbond geleefd wordt, daar wordt al met al maar weinig van vernomen. En daar gaat het toch tenslotte om. Nehemia leefde er uit. Hij had geen beschouwing over het verbond. Maar hij kende het verbond. Hij kende ook de God van het verbond. En daar valt niet mee te spotten. Te meer niet daar hij zichzelf kende als een verbreker van het verbond. Want hij spreekt in het vers dat we nü boven dit artikel hebben geschreven over “zonden”. En dat wel verschillende keren. Dat waren voor hem maar geen woorden, doch verschrikkelijke werkelijkheden. En “zonden” zijn breuken, die door de zondaar in het verbond geslagen worden. Hij kende zichzelf als een verbondsbreker. Een ieder die wezenlijk iets van het verbond leert verstaan, komt er achter dat ook hij een verbondsbreker is.

Niet God verbreekt het verbond, doch de zondaar doet dat. Nehemia wist dat, en keurde daarom Gods gramschap zichzelf dubbel waardig. Dat blijkt wel duidelijk uit het vervolg van zijn gebed.

“. . . laat toch Uw oor opmerkende en Uwe ogen open zijn, om te horen naar het gebed Uws knechts ...” In die woorden “laat toch . . . beluister ik een zucht om genade. Heere, als U Uw oren dicht zoudt doen, als U niet naar mij zoudt willen horen, als U zelfs niet meer naar mij zoudt willen kijken, ik kan U geen ongelijk geven. Want Gij hebt als die getrouwe Verbondsjehova ons niet verlaten, maar wij hebben U verlaten. U bent niet ontrouw geworden aan Uw verbond, maar wij.


Wij hebben God op het hoogst misdaan
Wij zijn van het heilspoor afgegaan.
Ja wij, en onze vaderen tevens ....
Verzuimend alle trouw en plicht;
Vergramden God. de God des levens,
Die zoveel wonderen had verricht.


Zo leefde het in het hart van Nehemia. Leeft het zo ook wel eens in jullie hart? Want dat zijn geestelijke levenskenmerken. Kenmerken van geestelijk leven. Het moet dan natuurlijk wel echt zijn en niet zo maar een versje.

Bij Nehemia was het echt. Daarom vraagt hij ootmoedig om een open oor en oog van de Heere. Dat wil zeggen, niet dat God oren en ogen heeft gelijk als wij mensen die hebben, doch dat God, Die een Geest is, alles hoort en ziet. En daar doet nu Nehemia een beroep op. Namelijk of God naar hem horen wil en op hem neer wil zien en dan in genade.

Dat is natuurlijk heel wat. Het is echt wel de moeite waard om daar even over na te denken. Want als een kind met zijn vragen bij zijn ouders komt, dan heeft dat kind er behoefte aan, dat vader of moeder of beiden naar dat kind luisteren, aandachtig luisteren. En dat gaat altijd met kijken gepaard. Een ouder die naar andere dingen kijkt, terwijl het kind spreekt, zal moeilijk kunnen luisteren naar wat het kind zegt. En wat het kind te zeggen heeft, is in de ogen van het kind heel belangrijk. Daarom kan het gebeuren, dat als het kind met zijn noden naar zijn ouders gaat en het kind merkt dat er aan hem geen aandacht wordt besteed, dan zegt het: Luister nu eens!

Zo was het, en dan in veel verhevener zin, bij Nehemia, dat kind van God. Hij had er behoefte aan dat God naar hem luisterde en tegelijkertijd ook Zijn volle aandacht aan hem schonk. Daarom: . . . Laat toch Uw oor opmerkende zijn en Uwe ogen open, om te horen naar het gebed Uws knechts.

Jullie gevoelen wel dat aan het zó spreken tot God, geen brutaliteit ten grondslag ligt, maar een kinderlijke vrijmoedigheid.

Hij noemt zichzelf een knecht van God. Dat is ook geen kleine zaak. Hij mocht zich weten te staan in de dienst van God. Dat is uiteindelijk de roeping van elk kind van God. God dienen!

Iemand die God dient weet zich ook van God afhankelijk. En gaat daarom met zijn behoeften naar God toe. Hij legt zijn gebeden neer voor het aangezicht van God. Opdat God niet alleen zou horen, maar ook zou zien, hoe groot de nood is die hem drijft. Dat hij door de nood gedreven werd, is wel duidelijk, als er staat dat hij dag en nacht tot God bad. Het was dus maar niet even een vluchtig gebed.

Dat komt in het leven van Nehemia ook voor. En dat kan ook heel krachtig zijn.

Men zegt weleens dat de kortste gebeden de beste zijn. En daar zit vast een kern van waarheid in. Want in de gebeden kan God ook door een veelheid van woorden vermoeid worden. Men bidt dan meer om mooi te bidden, dan om zijn noden voor het aangezicht van God neer te leggen. En mooi bidden is ijdel bidden. Je kunt dan door mensen geprezen worden, doch je moet er niet op rekenen door God verhoord te worden.

Als Nehemia dag en nacht tot God bidt, dan wil dit zeggen dat de nood waarin hij zich bevindt, hem beheerst. Hij wordt er geheel en al door in beslag genomen. Het laat hem als het ware geen ogenblik los.

Zijn nood was ook de nood van zijn volk. Want hij bidt niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de kinderen Israels, dat volk uit Abraham gesproten. Dat houdt in dat hij in zijn bidden niet egoïstisch is, iemand die dus alleen maar aan zichzelf denkt. Doch hij denkt ook aan zijn volk. Het volk waartoe hij behoort en waar hij zich een mee gevoelt.

Dat komt nog voor. Iemand die met een Godlievend hart tot God nadert, zal zijn naaste niet vergeten. Want de liefde is niet afgunstig. De liefde tot God gunt er de duivel niet één. Wat wordt dit weinig gevonden. Ik zeg niet dat het niet gevonden wordt, maar wel dat het er weinig is. Althans, ik bemerk er niet zo veel van. O zeker, de vorm treft men pog wel aan. Doch het wezen, de waarheid, de werkelijkheid wordt zo vaak gemist. Als die er meer was, men zou elkander niet uit de hoogte benaderen, maar vanuit liefde, en vanuit de diepte van de ellenden, de noden van elkander de Heere zoeken op te dragen. Dat zijn vruchten van de Geest der genade en der gebeden. Want Die leert behoefte krijgen aan genade en Die doet ook bidden om genade.

Dat bidden om genade, gaat altijd gepaard met belijdenis van schuld. Waar geen schuld is, daar is voor genade geen plaats. Niemand zal ontkennen dat er schuld is. Maar wie wil bekennen dat er bij hem schuld is? Daar moet men aan ontdekt worden. Anders doet men het nooit in waarheid.

Nehemia was er aan ontdekt. En daarom zegt hij: “ . . . ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels”, en dan sluit hij daar zichzelf niet buiten. O neen. Want hij laat er op volgen: “die wij tegen u gezondigd hebben”. Wij, dat zijn zij, maar ik ook. En opdat er geen onduidelijkheden zouden overschieten, zegt hij er nog achter: “ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd”.

Belijdenis doen is nooit, als het goed is, alleen een zaak van woorden. Al moeten we wel zeggen, dat het belijdenis doen van velen alleen maar in woorden bestaat. Het is een wonder als het anders is. Bij Nehemia was het een zaak van het hart. Hart en mond vloeien bij hem ineen, als hij belijdenis doet van de zonden van het volk en ook van zijn eigen zonden. Wat zijn eigenlijk zonden? Daarstaan verschillende woorden voorin de bijbel. Het zijn dingen, zaken die in strijd zijn met de geboden van God. God heeft Zijn gebod gegeven om naar te leven. Een leven dat overeenkomstig de geboden des Heeren is, is een leven tot eer des Heeren. Wie dat niet doet, mist zijn levensdoel. En dat is het eigenlijk: Het doel missen. God heeft de mens geschapen om te leven tot Zijn verheerlijking. Wie dat niet doet, mist het doel. Die zit er helemaal naast. En nu wil God dat wij dat eerlijk belijden. En wie zijn zonden belijdt en laat, die zal vergiffenis ontvangen. Wij mogen ten deze wel bidden: O God, maak ons eens eerlijk om eerlijk in de schuld te komen. En als Hij dat doet, dan wordt er ook beleefd, dat er bij Hem veel vergeving is. Hij is een gaarne vergevend God. Hij is nabij al degenen die Hem aanroepen. Zullen jullie dat nooit vergeten! Hij zegt: “Roept Mij aan, in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren”. Allen veel werk toegewenst.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's