Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vertroosting om afgunstige gedachten omtrent anderen tegen te gaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vertroosting om afgunstige gedachten omtrent anderen tegen te gaan

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vertroosting om afgunstige gedachten omtrent anderen tegen te gaan

Elke toestand in het leven heeft haar eigen bijzondere beproevingen en aanvechtingen. Soms bezoeken ons dezelfde beproevingen en aanvechtingen, wat betreft de aard, in elk van deze omstandigheden, maar ze hebben zekere verschillen in hun wijze van aanval, die maken dat ze zich aanpassen bij de bijzondere toestand waarin we ons bevinden.

Zich aan te passen is een bewijs van wijsheid en bekwaamheid, en dat is het juist wat Satan doet.

De tijd van ziekte heeft zij eigen bijzondere soort van beproevingen en ze zijn allemaal zo nauwkeurig aangepast aan onze omstandigheden, dat een langdurige ziekte vaak een ander soort beproeving vereist dan die welke behoort bij een korte, die hevig is. Juist als bij een langdurige toestand van armoede en wanneer men krap gehouden wordt, zal Satan een beproeving nodig hebben die verschilt van die welke past bij één zwaar verlies.

Nu, één beproeving die soms de ziekte zeer kwelt is: afgunstigheid op de toestand van andere, afgunstige gedachten omtrent hen, evenals soms afgunstigheid op de rijke de arme man kwelt, die achteloos ziet weggeworpen, wat voor hem een vertroosting, bijna rijkdom zou zijn.

Deze soort van gedachten komt soms zeer drukkend op ons af, wanneer we aan de kant gezet zijn.

Hier zijn we in bed of in onze gemakkelijke stoel of mogelijk eerder onze ongemakkelijke stoel, en we krijgen brieven van vrienden die vertellen dat zij hier- en daarheen gaan en dit en dat zien, of zij die ons omringen zijn vol leven en vreugde; en de zon schijnt en de bries waait stevig; en terwijl alle leven voor hengelukkig schijnt, schijnt het dat het ons zeer weinig heeft te bieden.

Wat kan natuurlijker zijn dan dat wij zouden morren? Wat meer nog dat wij hen zouden benijden die alles hebben wat wij niet hebben, hen, wier leven niet één langdurige troosteloosheid is, maar klaarblijkelijk helemaal zonneschijn.

We moeten verwachten, dat gedachten gelijk deze in ons gemoed oprijzen uit de aard van onze omstandigheden.

En wat kunnen zulke gedachten anders brengen dan grote troosteloosheid?

We behoeven echter niet in deze troosteloosheid te blijven. We mogen deze gedachten bestrijden met andere, vertroostende gedachten.

En allereerst, wanneer ik overdenk hoe ik onder deze omstandigheden kan worden vertroost, vraag ik mezelf: ’ Wie heeft mijn tegenwoordig lot bepaald? Wie heeft mij mijn ziekte gezonden? Is God in deze zaak? Heb ik duidelijk inzichten in dit onderwerp?’

Het is zeer gewaagd om het lot van anderen te beoordelen, behalve in het licht van God. ’Een gezond hart’ staat in Spreuken 14, ’is het leven des vieses, maar nijd is verrotting der beenderen.’

Asaf viel in de beproeving waarover we hier spreken. Het drukte zo zwaar op hem, dat zijn voeten bijna waren uitgeweken en zijn treden bijkans waren uitgeschoten. Het wekte zeer ongepaste gedachten in hem op en deed zeer ongepaste woorden van hem uitgaan. Hij dacht heel veel hierover en probeerde alles hieromtrent te verstaan, maar hij beleed dat het te moeilijk, te zwaar voor hem was, totdat hij in het heiligdom inging. Toen verstond hij hierover alles. Deze 73e psalm maakt een zeer nuttige overdenking voor allen die in gelijke omstandigheden als Asaf verkeren.

In het heiligdom, dat wil zeggen: tot God Zelf moet gij gaan, mijn zieke vriend, als gij vertroost wilt worden.

Zijt Gij niet oneindig wijs, o mijn God en Vader? Wel, begeert mijn ongelovig hart te beslissen dat God een fout heeft gemaakt — een fout in het zenden van deze zieke tot mij 76 geheel en al, in haar aard, haar duur, iets daaromtrent? Zijt Gij in deze zaak in contact met mij gekomen met kwaad, met de bedoeling om mij te treffen? O, mijn God, ik wil u in het heiligdom zien, niet door de bril van mijn dom verdorven hart, waar ik Uw beeld zou vervormen, maar waar Gij Uzelf openbaart, en ik geloof dat Gij goed zijt en goed in de hoogste mate ten opzichte van mij.

En dit is de God Die voor anderen ook hun lot heeft bepaald. Wat ik heb gaf Hij mij, zelfs al is het pijn; en wat zij hebben gaf Hij hun, zelfs al is het genoegen; zal Hij niet doen met het Zijne wat Hij wil?

Maar dat zou niet genoeg zijn. Ik moet geloven dat oneindige wijsheid aan het werk is geweest om mij te geven wat voor mij het beste is. Waarom het voor mij het beste is weet ik niet; genoeg is, dat als het komt van God, het zo moet zijn.

Zo dan, ik heb helemaal niets te maken met het lot van anderen. Het is zoals God heeft verkozen het te bepalen en ik heb niet te denken, dat ik het beter kan doen. Het is alles zeer goed, zoals het is, zeer goed, zoals het is, o mijn Vader. Ik ben vertroost, omdat Gij, Die de Alwijze en Goede zijt mijn lot voor mij hebt bepaald.

Maar er is een andere vertroosting.

Zou het lot van deze personen die ik geneigd ben te benijden het beste voor mij zijn? Er zijn vele dingen in de wereld die goed op zichzelf zijn, maar niet goed voor bepaalde personen. Vele lekkere schotels zijn uitstekend voor anderen, maar niet voor mij; omdat ik weet dat zij ongeschikt voor mij zijn vermijd ik ze.

En het lot van hen die we benijden kan in geen geval goed voor ons zijn. Het kan even slecht voor ons als goed voor hen zijn. Ieder van ons staat alleen voor God, met eigen bijzonderheden of karakter en temperament, met de beproevingen waaraan wij onderworpen zijn. We staan voor Hem in onze individualiteit en Hij handelt met ons een voor een. Daarom, als ik in God geloof troost ik mezelf, in de zekerheid dat ik het lot heb, dat het beste voor mij is.

Waarom het het beste zou zijn kan ik, zoals ik heb gezegd, niet vertellen; dat moet ik overlaten aan God. Ik weet dat alles wat mij betreft naakt en open ligt voor Hem, met Wien ik te doen heb; en ik weet dat Hij met mij handelt als een persoon apart, dat mijn geval als het ware alleen voor Hem staat.

Ik vertroost mezelf, o mijn God, met het geloof, dat Gij bepaalt wat het beste voor mij is voor mij!

Dan mogen we onszelf de vraag stellen: Is het inderdaad zo gelukkig met hen die wij benijden? Zijn wij er zeker van, dat in het besteden van geld of in het heen en weer trekken of in het zich verheugen in het ene vermaak na het andere, de mensen inderdaad zo gelukkig zijn als wij, die niet in deze dingen kunnen komen, veronderstellen? Deze dingen schitteren meer en maken meer geluid dan verheugingen van een rustiger soort. Maar zo schittert de kabbelende beek met slechts weinig water meer en maakt zij meer geluid als zij een pad baant over de stenen, dan de diepe wateren, die geluidloos in al hun ontzaggelijke kracht overgaan in de zee.

Hoe spoedig komen en gaan de genoegens waar we jaloers op zijn! Hoe spoedig branden ze uit. Hoevele ervan laten niets achter zich dan as. Wanneer de week van iemands spel en onze week is geëindigd, wat hebben zij gehad, zoveel meer dan wij?

Wij geven een valse schijn aan vele dingen en we kunnen onszelf vertroosten met de gedachte dat veel wat we ons hadden ingebeeld, dat we verloren hadden, niets was, maar slechts de schildering van onze eigen inbeelding.

We vergeten zeer vaak dat er verschillende soorten van gebeurtenissen en genoegens zijn, en onze soort is mogelijk niet de minste of slechtste. Als zij de hunne hebben, wij hebben de onze. Wij zijn verschillende bomen en er hangen aan ons verschillende vruchten. Als wij denken dat wijzelf overgelaten zijn zonder enig goed ding in onze omstandigheid, geen wonder als we ongelukkig en ontevreden zijn. Want de Almachtige heeft de mens zo geschapen, dat hij nooit gelukkig kan zijn zolang hij denkt verlaten te zijn zonder enig goed. Het punt is te geloven dat wij onze goede dingen hebben zowel als de andere de hunne hebben. En als we alleen nadenken zullen er vele naar voren komen. ’Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere! Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ten tijde als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.’ De Psalmmist had vrede: Tk zal in vrede te zamen nederliggen en slapen, want Gij, o Heere, alleen zult mij doen zeker wonen’ (Psalm 4 : 7-9).

Wanneer u vertroosting zoekt uit deze bron, stel uzelf deze vraag: Heb ik al het goede dat er eigen is aan mijn lot? Laten we trachten uit te vinden de goede dingen in onze omstandigheid en we kunnen er zeker van zijn ze te vinden. God heeft het ene tegenover het andere geplaatst, zegt de Schrift, en als Hij het bittere bepaald heeft, mogen we er heel zeker van zijn, dat Hij er enig zoet bij bepaald heeft.

Zeer vaak hebben we te jagen naar onze zegeningen om ze te vinden. Ze zijn daarom niet de slechtste, tenzij het viooltje het slechtste is omdat er onder de bladeren naar gezocht moet worden.

Bij ziekte zijn kleine attenties zoet en werkelijk groot voor u, als zeer grote dingen voor andere mensen die gezond zijn. Geef een arm man vijftig pond en hij heeft werkelijk even het gevoel van rijkdom, zoals een rijk man, wanneer u hem duizend pond geeft. Meer nog, hij heeft er een even groot genoegen in te bepalen hoe hij het zal besteden en in het besteden ervan. Genoegen is genoegen hetzij het zijn oorzaak vindt in iets dat groot of klein is, en er kan evenveel genoegen voor u zijn in het zitten in de open lucht voor slechts een uur, als er voor een ander is in een dag jagen of vissen of deelnemen aan een excursie of het hebben van veel plezier. De dingen zijn zoals ze voor ons zijn en u hebt het grote genoegen juist zoals hij het zijne heeft. Vraag God of Hij u wil laten zien de goede dingen, die bij uw lot behoren. Geloof dat die er zijn en zoek er naar. Het is verbazend hoeveel dingen naar voren komen, wanneer er voortdurend naar gejaagd wordt. Er zijn zieke mensen, die er evenveel genoegen in gesmaakt hebben als ze in staat waren een lid te bewegen als een schooljongen heeft gehad in het winnen van de prijs in athletische wedstrijden; voor wie een schapen-karbonade een even lekker onthaal is geweest als een feest van de burgemeester van Londen.

Begin dus te jagen naar zegeningen zo spoedig gij kunt. Het jagen naar zegeningen is het jagen naar vertroosting. De visser kan uitgaan en niets vangen, een jager op vossen kan uitgaan en geen vangst hebben, maar als u op jacht gaat naar zegeningen moet u succes hebben.

Laten anderen dan hun weg gaan op het pad dat de Heere voor hen bepaald heeft, het is genoeg voor u dat het niet uw pad is. Verwacht niet hun dingen op uw pad te vinden, evenmin als zij hebben te verwachten de uwe te vinden op het hunne. Zij kunnen gelukkig en nuttig zijn in hun lot, wees gij zo in het uwe.

Het is, wanneer we begeren ons te bewegen buiten onze eigen sferen, dat we ontevreden worden en afgunstig en ongelukkig en dat we falen in hetgeen God voor ons heeft bepaald. En we moeten trachten geen mislukkelingen te worden, maar tenslotte te worden bevonden God te hebben verheerlijkt in onze eigen sfeer. We kunnen er zeker van zijn, dat we het beste doen voor Zijn glorie en voor ons eigen geluk in het lot dat oneindige wijsheid en liefde voor ons uitgedacht hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Een vertroosting om afgunstige gedachten omtrent anderen tegen te gaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's