Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 19

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij.

Beste jongelui!

Nehemia heeft zijn verzoek de koning voorgelegd. Hij heeft dat onder biddend opzien tot de Heere gedaan. En de Heere hoorde. Dat blijkt duidelijk uit het laatste deel van vers 8. Want de koning Arthahsasta gaf hem de nodige brieven die hij tonen kon aan de vorsten die aan de overzijde van de rivier zich bevonden. Hij kreeg ook een brief voor Asaf, de bewaarder van de lusthof, opdat die hem van het nodige materiaal zou kunnen voorzien, waarmee hij zijn voorgenomen werk zou kunnen uitvoeren. Het gebeurt eigenlijk allemaal zonder slag of stoot. Je leest helemaal niet dat de koning bezwaren maakte, dat hij hem aan het hof niet missen kon, of dat er mogelijk niet een ander gezonden kon worden die het werk te Jeruzalem zou kunnen gaan doen. Niets van dat alles: “En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij”.

Het moet ons opvallen dat Nehemia niet in zichzelf is geëindigd. Dat had toch heel goed gekund. Want hij was tenslotte ook maar een mens van gelijke beweging gelijk alle anderen. En hoe is een mens van nature? Als hij in nood zit dan wil hij nog wel eens tot God bidden, en als de Heere het verlangde gegeven heeft, dan eindigt men in zichzelf. Dat gebeurt niet alleen op het terrein van hen die de Heere niet vrezen, doch het komt ook bij de kinderen Gods voor. Want al kennen Gods kinderen genade, zij moeten iedere keer weer genade krijgen, om genade als genade te blijven zien. Hun vleselijk bestaan blijft zich laten gelden, zo lang men op deze aarde zich bevindt. Hoe gemakkelijk had het duiveltje van hoogmoed bij Nehemia de kop op kunnen steken. Stel je voor: “En de koning gaf ze mij. . . .”. Dat is niet zo’n groot wonder Nehemia, want je hebt je vragen netjes ingekleed. Je hebt het met welgekozen woorden gedaan. Je hebt het er knap afgebracht. Wie zou het je kunnen verbeteren? Daarbij, je bent altijd een getrouw dienaar van de koning geweest. Voor wat, hoort tenslotte ook wat. Hij zou het je moeilijk kunnen weigeren. Zo doorredenerend had hij zichzelf heel gemakkelijk een brevet van goed gedrag op kunnen spelden. Hij had er dan zelf de man mee geworden.

Laten we eerlijk zijn, hoe menigmaal komt zo iets niet voor. Men zegt wel eens, en terecht, Nebukadnezar zit in het hart van ieder mens. Als ik het zo zeg, spring ik echt niet van de hak op de tak, maar zeg ik niets anders dan de waarheid. Ik schrijf altijd nog speciaal voor jonge mensen, hoewel natuurlijk de ouderen zich hier ook kunnen spiegelen. Want als we voor een moeilijke opdracht staan dan willen we nog wel eens een gebed doen: “Heere help mij”, is dan gauw uitgesproken. En als we geholpen zijn, wordt God vergeten en dan zijn we zelf weer de jongen of het meisje dat zo zijn best heeft gedaan, dat zo hard heeft gewerkt. En om nog een beetje meer te groeien krijgen we van onze verwanten vaak nog een schouderklopje erbij. We zijn dan een flinke jongen, een harde werker. Je hebt het echt wel verdient, dat je b.v. voor je examen geslaagd bent. Als ik het zo schrijf zullen jullie mij vast wel begrijpen. Je redeneert dan in de geest van Nebukadnezar, die toen hij op het dak van zijn paleis wandelde en het “grote babel” overzag, waarover hij de schepter zwaaide, zeide: Is dit niet het grote babel dat “ik” gebouwd heb?

Zo kan het natuurlijk ook bij de ouderen voorkomen. Men heeft heel zijn leven er hard aan moeten trekken. Men heeft het ver gebracht in het leven. Mogelijk heeft men een groot bedrijf gekregen, of een baan waar iedereen jaloers op is. Je ziet er met welgevallen op neer, en je denkt, al zegje het dan nog niet met zoveel woorden: Mijn arbeid is toch beloond geworden. En als anderen er dan mee de vruchten van plukken en je hun dankbaarheid betonen, dan zijn alle ingrediënten aanwezig om een groot mens te worden. Je geeft dan jezelf de eer, en de Heere Die je uiteindelijk alles gegeven heeft, wordt vergeten.

Het is een wonder als het anders is.

Nehemia geeft ook niet de eer aan de koning. Dat had natuurlijk ook gekund. Hij had kunnen zeggen: Koning, wat ben ik u dankbaar dat u zo welwillend tegenover mijn verzoek hebt gestaan. Hij had hem daarbij nog een lik stroop om de mond kunnen smeren. Want voor een bedankje is elk mens wel gevoelig en koningen zijn ook maar mensen. Het had voor hem tegelijkertijd de weg kunnen banen, om nog meer gunsten te verkrijgen. Op deze wijze zijn al heel wat mensen hoger gekomen op de maatschappelijke ladder. Hoe meer je je meerderen aflikt, hoe verder je het vaak brengt in het leven. Zo gaat dat nu eenmaal. Als ik deze dingen zo schrijf moet je maar niet denken aan een ander. Want zo is een mens ook nog. Bij het lezen komt er dan al licht iemand in je gedachten waarop je deze dingen toe kunt passen. Je blijft dan zelf netjes buiten schot. Doch als je met het geschrevene tot jezelf inkeert, zou het mij niet verwonderen als je de zaden van deze boosheden ontdekte in je eigen hart. Wie zichzelf enigszins kent, weet dat hij nergens te goed voor is.

Nehemia wordt voor zelfverheffing bewaard. Hij bekent het voor heel de wereld — want de bijbel wordt overal gelezen en dat alle eeuwen door — “En de koninggaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij”. Het staat allemaal in de eerste persoon. Hij heeft het met zijn eigen hand geschreven: En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij. Gods goede hand was over hem uitgestrekt. Dat was voor Nehemia een wonder. Want dat had hij niet verdiend. Jullie herinneren je nog wel het gebed dat hij uitgesproken heeft. Hij deed daar in belijdenis van zijn eigen zonde en van de zonden van het volk. Zij hadden niets anders dan Gods slaande hand over hen verdiend. Dat had Nehemia ook verdiend. Wij hebben dat allemaal verdiend. Het wordt door de kerk de eeuwen door beleden. Ik denk aan de Heidelbergse katechismus vraag 12: “Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben. . . .” Zo staat het er toch? Zo wordt het iedere keer weer gelezen en gepreekt. Doch of het zo beleefd wordt, is een andere vraag. We kunnen zodanig aan de waarheid gewend worden dat ze ons niets meer zegt. Want als dat beleefd wordt “tijdelijke en eeuwige straffen verdiend. . . .” dan wordt alles wat we daarboven krijgen, een wonder. Is het voor jullie ook wel eens een wonder geworden dat God Zijn slaande hand niet op je heeft doen neerkomen en dat Zijn goede hand nog over je uitgestrekt is? Dat kan alleen maar uit genade. En die is door een mens nooit te verdienen. Zij is verdiend door de Heere Jezus Christus. Die heeft geen tijdelijke en eeuwige straffen verdiend, doch heeft ze wel ondergaan. Hij heeft dat vrijwillig gedaan, Hij heeft dat uit liefde gedaan. Eénzijdige liefde. Dat is het wonder waaruit Nehemia leefde. En daarom gaf hij zichzelf niet de eer. Hij gaf ook niet de koning de eer, doch hij gaf Gode de eer. Gods goede hand was over hem uitgestrekt. Als dat beleefd mag worden, wat op zichzelf al een wonder is, dan kan men alleen maar klein worden voor God. Dan is er maar EEN groot en dat is God:


Hoe groot is Uw goedgunstigheid
Hoe zijn Uw vleugelen uitgebreid;
Hier wordt de rust geschonken. . . .


Het is dan ook echt rustig van binnen. Dat is een wonderlijke rust. Rusten in God, Die het tot hiertoe zo wél gemaakt heeft. Het geeft dan ook vertrouwen voor de toekomst. Want Hij zal het dan bij de voortduur ook wel maken. Kijk, vrienden, dat is nu geloof in God. Geloof in God, doet ook alleen roemen in God.

Wie zo mag roemen in God, geeft God alleen de eer. En die God eert, wordt ook door God geëerd, dat leert het vervolg. Want de koning gaf hem nog meer dan Nehemia van hem gevraagd had. Als ik schrijf dat de koning hem nog meer gaf, dan komt Nehemia dit ook weer toe uit de goede hand van God, die over hem uitgestrekt was. Want de koning was in dit geval niets anders dan een nietig instrument in de hand van God. God neigt de harten van koningen als waterbeken, tot al wat Hij wil. Want de koning gaf hem nog oversten en ruiters mee ook. Dat is dus een hele legerafdeling. Hij was tot landvoogd benoemd, zo als we dat in het verleden reeds hebben gehoord. En in die waardigheid, vergezeld van een legerafdeling, mag hij nu gaan naar Jeruzalem. Wat hem daar is overkomen hopen we de volgende keer te zien. Want een bekroond geloof, wordt ook een beproefd geloof. Doch een geloof door de Heere gewerkt, kan ook de beproeving doorstaan. Denkt daar vast maar eens over na. Inmiddels verblijven we weer als jullie aller vriend,

P.S. Hebben jullie al een kado abonnement gegeven aan een goede kennis, vriend of vijand. Het kost maar heel weinig en het kan heel veel doen.

Wat je heden doen kunt, moet je niet uitstellen tot morgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's