Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 24.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 24.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolgens is de Geest ook de Bewerker "van de toekomstige onsterfelijkheid”Goddelijke Inblazingen

De christelijke kerk belijdt de drie-eenheid van God. Maar wil zij dit op goede gronden doen, dan moet “bewezen” kunnen worden, dat ook de Heilige Geest God is. Anders zou slechts sprake zijn van een twee-eenheid. Vader en Zoon.

Calvijn meent in de Schrift voldoende duidelijke bewijzen te vinden voor de belijdenis van de “Goddelijke majesteit” van de Geest. Het begint al met de scheppingsgeschiedenis. De Geest Gods zweefde op de wateren, Gen. 1 : 2. “De Geest Gods zweefde over de afgrond of de vormloze stof”. In de schepping was de Geest werkzaam in het koesteren van de ongevormde massa. Hij verleende aan de vormloze stof het leven en zijn schoonheid. Bovendien blijft die schoonheid van de wereld, die wij nu zien, behouden door de Goddelijke kracht van dezelfde Geest. Bovendien is die Geest is Zijn levenwekkende kracht oneindig. “Hij is het, die overal verbreid, alles onderhoudt, en het onbewuste en bewuste leven geeft in de hemel en op de aarde. Reeds hierdoor valt Hij geheel buiten het getal der schepselen: dat Hij door geen grenzen besloten wordt. Maar, door Zijn kracht in alles over te storten, alles het wezen, het leven en de beweging inblaast, wat geheel en al het werk Góds is”.

De Geest blaast allen en alles het leven in. Daarmee wil de Schrift ons overtuigen van de Goddelijke majesteit van de Geest.

Daar komt nog iets belangrijks bij. Wat de Schrift Hem toeschrijft, Zijn levenwekkende “inblazing”, leert ook de “vaste ervaring der vroomheid” Ver boven alle levendmakende activiteiten van de Geest in de natuur, gaat de wedergeboorte. Dat is een geboorte tot een onverderfelijk leven. En uit wiens kracht komt die wedergeboorte anders voort dan uit de Geest! Iemand zou nog kunnen tegenwerpen dat de Geest die kracht aan een ander ontleent. Maar neen, Hij is door Zijn éigen kracht de Bewerker van de wedergeboorte. Ook hieruit blijkt Zijn Goddelijke majesteit.

Vervolgens is de Geest ook de Bewerker “van de toekomstige onsterfelijkheid”.

Daarmee zal Calvijn wel doelen op de opstanding van de doden bij de wederkomst van Christus. Ook dat is een Goddelijk werk van de Heilige Geest. Ook daarin zal Zijn Goddelijke majesteit zich openbaren.

Goddelijke gaven.

Aan de Geest worden ook, evenals aan de Zoon, bepaalde werken “ambten” toegeschreven, die eigen zijn aan de Godheid. Calvijn citeert in dit verband 1 Kor. 2 : 10, waar de apostel Paulus schrijft: want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Het onderzoeken van deze diepten is een Goddelijk werk.

Vervolgens behoort het tot het werk van de Geest om wijsheid uit te delen en het vermogen om te spreken. Door de Geest worden de profeten uitgezonden, zoals de profeet Jesaja zelf bevestigt, Jes. 48 : 16: En nu, de Heere HEERE en Zijn Geest heeft mij gezonden. Tot Mozes sprak de Heere eens: Wie heeft de mens de mond gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE, Ex. 4:11. Het was Gods speciale werk om de profeten te roepen en bekwaam te maken. En juist dit Goddelijke privilege wordt in Jes. 48 : 16 ook aan de Geest toegeschreven.

Door de Geest krijgen de gelovigen deel aan God zelf.’Zodat wij Zijn kracht gevoelen, die voor ons in zekere zin levend makend is. Onze rechtvaardigmaking is Zijn werk. Van Hém komt macht, heiligmaking, waarheid, genade en alle denkbare goeds; want het is één Geest van welke allerlei gaven voort komen”. Begrijpelijk, dat Calvijn hierbij denkt aan 1 Kor. 12, waarin Paulus spreekt over de veelheid van gaven, die de Geest schenkt: “Dezen wordt door de Geest gegeven het woord der wijsheid en een ander het woord der kennis, door dezelfde Geest. En een ander het geloof door dezelfde Geest; en een ander de gave der gezondmakingen door dezelfde Geest”. Terecht merkt Calvijn op dat de Geest hier meer is dan alleen maar het begin en de oorsprong van deze gaven. Neen, Hij is zelf de bewérker daarvan. Anders gezegd: Hij is meer dan een Goddelijke mácht, want een macht is onpersoonlijk. Maar van de Geest wordt gezegd, dat Hij onderzoekt, namelijk de diepten Gods en dat Hij uitdeelt, namelijk zijn genadegaven aan de gelovigen. De Geest is meer dan een on-persoonlijke zij het dan Goddelijke krácht. Neen, Hij is een Persoon in God.

Gods Tempel.

In 1 Kor. 3; 16 vraagt de apostel Paulus de gelovigen het volgende af: Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijn? Waarop hij onmiddellijk laat volgen: en de Geest Gods in ulieden woont? God had beloofd, dat Hij het volk van het nieuwe verbond Zich tot een tempel zou verkiezen. Die belofte, zegt Calvijn, is niet anders vervuld dan doordat Zijn Geest nu in ons woont. Zo vergelijkt Calvijn ook 1 Kor. 3 : 17 met 1 Kor. 6 : 19. In 1 Kor. 3 wordt het lichaam van de gelovigen een tempel Gods genoemd: want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt. Maar in 1 Kor. 6 lezen we: Weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u is. Voor Paulus is het geen wezenlijk verschil om te spreken over Gód of over de Heilige Géést. Voor hem en de ganse Kerk is de Heilige Geest God zelf.

Een ander duidelijk bewijs voor de Godheid van de Geest vindt men in Hand. 5 : 3, 4. In vers 3 vraagt Petrus: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij de Heilige Geest liegen zoudt? Maar in het volgende vers horen wij dezelfde apostel zeggen: gij hebt de mensen niet gelogen, maar Gode. Hiermede erkent hij dus ook de Goddelijke majesteit van de Geest. De Geest is niet maar een door God geschapen krácht maar een ongeschapen Goddelijk Persóón, tegen wie men zelfs kan liegen.

Tenslotte geeft Calvijn nog een heel duidelijk bewijs van de Goddelijke grootheid van de Geest. In Matth 12 : 31 waarschuwt Jezus de Joden met de volgende woorden: Alle zonden en lastering zal de mensen vergeven worden; maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. De zonde tegen de Zoon bedreven, kan vergeven worden, maar de zonde tegen de Heilige Geest niet. Daaruit trekt Calvijn de volgende conclusie:’ zo wordt hieruit openlijk Zijn Goddelijke majesteit bewezen welke te kwetsen of te verkleinen een onvergevelijke zonde is.

Tenslotte.

In een volgend artikel D.V. zullen wij zien, hoeveel Calvijn te stellen had met Michaël Servet, spaans arts en theoloog. Hij was een felle bestrijder van de leer der drie-eenheid. Op 27 oktober 1553 werd hij op de heuvel Champel buiten Genève verbrand. Pogingen van Calvijn om een mildere doodstraf te verkrijgen, mislukten.

Wordt vervolgd D.V.

L.W. van der Meij V.D.M.

Institutie I. XIII.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Laus Deo 24.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's