Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn geboden zijn niet zwaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn geboden zijn niet zwaar

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Joh. 5 : 3b.

Het is toch wel een opmerkelijk woord, wat de apostel der liefde hier neerschrijft: ”Zijn (Gods) geboden zijn niet zwaar.”

Immers: Gods geboden vragen zoveel! Om maar iets te noemen: zij vragen een liefde tot de Heere met geheel het verstand en met geheel de ziel en met geheel het gemoed en met al de kracht. Ze vragen een volmaakte liefde, die de vrees buiten drijft; een liefde, die zich openbaart in onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Gods geboden vragen een liefde tot de broeders, die ongeveinsd, oprecht, hartelijk, vergevingsgezind, ootmoedig is. Zij vragen zelfs een liefde tot de vijanden, die vurige kolen hoopt op het hoofd van degenen, die onze ondergang zoeken.

Hoe kan Johannes nu zeggen, dat Gods geboden niet zwaar zijn? Daar komt nog bij: wie moeten deze geboden volbrengen? Wij, kleine, nietige, zondige mensen, van nature geneigd God en de naaste te haten, onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Zondaren, die na ontvangen genade met de apostel moeten instemmen: ”als ik het goede wil doen, dan ligt het kwade mij bij!” Als Gods kind de vleugels wil uitslaan om naar boven te vliegen, dan trekt de aarde hem naar beneden. Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar wij zijn vleselijk, verkocht onder de zonde. Wanneer de liefde Gods in het hart is uitgestort, dan kan aanvankelijk wel gedacht worden het vlees er wel onder te kunnen houden en God te kunnen dienen met hart en wandel. Maar de ervaring leert het wel anders.

Hoe kan Johannes nu toch schrijven: ”Zijn geboden zijn niet zwaar?”

En tóch is het waar.

Want er is lust bij de christen en er is kracht bij de Heilige Geest. Er is lust bij de christen. Wanneer de Heere door Zijn almachtige genade een zondaar wederbaart en bekeert, dan wordt het diens lust om Gods geboden te bewaren. En een werk, dat met iemands neiging overeenkomt, valt toch niet zwaar? De wedergeborene heeft een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens. Hij heeft Gods geboden, al Gods geboden, hartelijk lief. Wel, dan kunnen toch die geboden niet zwaar zijn voor iemand, die er door genade zijn lust in vindt?

Johannes, ge hebt toch gelijk, en ieder, die de Heere vreest stemt met u in: ”Zijn geboden zijn niet zwaar.”

Er is kracht bij de Heilige Geest. Hoe zwaar een last op zichzelf ook moge zijn, de zwaarte komt niet in aanmerking, als er maar voldoende kracht aanwezig is. Wat een kind niet dragen kan, tilt een man gemakkelijk op. Wat hard en zwaar is voor vlees en bloed, valt licht voor het genadevermogen des geloofs.

De natuur weet geen raad met kleine steentjes, het geloof kan bergen verzetten en het overwint zelfs de wereld. Waarom? Omdat het gedragen en gesterkt en gesteund wordt door de Heilige Geest met Zijn almachtige kracht.

Het is dus toch waar: ”Zijn geboden zijn niet zwaar.”

Maar waarom hebben wij het er dan toch zo moeilijk mee? Ook na ontvangen genade? Omdat wij maar al te weinig in het geloof staan. Omdat wij het geloof maar al te weinig in de beoefening hebben. Omdat wij maar al te weinig onszelf willen verloochenen. Omdat wij het maar al te veel zelf willen doen. In eigen kracht. Omdat....... maar waar is het einde?

Ja, en toch.......indien wij door genade mogen

behoren tot het volk, dat de Heere vreest en Hem liefheeft om Zijns Zelfs wil, en door een oprecht geloof, dat door de liefde werkt, aan Christus zijn verbonden, dan zegt ons hart amen op het woord van Johannes: ”Zijn geboden zijn niet zwaar.” En we verstaan de dichter:


’k Zal Uw gehoôn, die ik oprecht bemin,
Mijn hoogst vermaak, mijn zielsgenoegen achten;
Ik reken die mijn allergrootst gewin;
Ik grijp er naar en zal er heil uit wachten;
Ik heb ze lief en zal met hart en zin
Al ’t geen Gij ooit hebt ingezet, betrachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Zijn geboden zijn niet zwaar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's