Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 30.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 30.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verworpen engelen

God is de Schepper van de engelen, maar ook van de duivelen! Hoewel wij onmiddellijk daaraan moeten toevoegen: dat God de duivel niet als duivel heeft geschapen! In het begin van hun schepping zijn zij goede engelen geweest. Door ontaarding echter hebben zij zichzélf verdorven en zijn anderen tot werktuigen des verderfs geworden. De boosheid van de duivelen heeft haar oorsprong dus niet uit Gods schepping, maar uit de bederving van die oorspronkelij ke góede schepping. “A1 het verdoemelijke, dat hij heeft, heeft hij zichzelf door zijn afval en val op de hals gehaald”. Laten wij dus niet menen dat Gód de boosheid in de duivel geschapen heeft. Wij zouden dan aan God toeschrijven wat Hem geheel en al vreemd is, namelijk leugen en bedrog. Christus zegt dat de Satan, wanneer hij leugen spreekt, hij uit zijn éigen spreekt. Hij is de vader der leugenen. Cal-vijn wil dit met nadruk onderstrepen, omdat Gods eer en majesteit hierbij in het geding zijn. Alsof Gód de boosheid in de duivel had geschapen.

Men zou de vraag kunnen stellen: waar leert de Bijbel de val en verwerping van de engelen? Calvijn verwijst dan naar de brief van de apostel Petrus. Hij schrijft: dat God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden, 1 Petrus 2 : 4. In dezelfde Geest schrijft ook de apostel Judas: God heeft de engelen die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, tot het oordeel van de grote dag met eeuwige banden tot de duisternis bewaard. De Schrift treedt hierbij weliswaar niet in bijzonderheden. Dit gegeven schijnt sommigen te ergeren. Zij “mopperen, omdat de Schrift niet op meerdere plaatsen een uiteenzetting geeft in de juiste volgorde en op duidelijke wijze van die val, zijn oorzaak, wijze, tijd en aard”. Waarom is de Schrift eigenlijk zo kort en bondig omtrent de afval en val van deze engelen?

Waarom dit ingrijpende gebeuren zo kort aangevoerd? Het antwoord is dat ons die geschiedenis van de val der engelen niet aangaat. “Maar omdat ons dat niet aangaat, was het beter, dat het, zo al niet geheel verzwegen, dan toch slechts éven aangevoerd werd”. Zou het niet beneden de waardigheid van de Heilige Geest zijn om met zinloze geschiedenissen zonder nut onze nieuwsgierigheid te voeden? Laat ons tevreden zijn met het feit dat de Schrift leert dat God ook de duivelen eenmaal als goede engelen geschapen heeft en dat zij zelf moedwillig de band met hun Schepper verbroken hebben om anderen in hun verderf mee te slepen. Maar nogmaals: alzo is het van den beginne niet geweest. God treft geen blaam. Het was moedwillige ongehoorzaamheid.

Paulus schreef eenmaal aan Timotheüs over “uitverkoren engelen”, 1 Tim. 6 : 21. Tegenover het bestaan van deze uitverkoren engelen stelt dus de apostel Paulus stilzwijgend het bestaan van verworpen engelen: en dat zijn de duivelen.

De voet schrap zetten

Wat de Schrift aangaande de duivelen leert, heeft een praktisch doel. Het wordt ons geleerd om opmérkzaam te zijn, om ons te hoeden voor hun listen en lagen. Maar ook om ons bewust te maken van de noodzaak van de geestelijke wapenrusting. Wij dienen ons toe te rusten met wapenen die sterk en krachtig genoeg zijn om zulke zeer machtige vijanden te verjagen.

Zo wordt de Satan de god en overste van deze wereld genoemd. Een sterk gewapende, een geest die de macht heeft over de lucht en een briesende leeuw. Het nut van deze omschrijvingen is: om voorzichtiger en waakzamer te zijn en bereidvaardiger om de strijd te aanvaarden. Als de apostelen daarom schrijven over het geweld van de duivel dan volgt daarop onmiddellijk een aansporing tot waakzaamheid en standvastigheid. Om één voorbeeld te geven: als de apostel Paulus wijst op het rondgaan van de duivel als een briesende leeuw, dan voegt hij daar onmid-dellij k aan toe: wederstaat hem en weest vast in het geloof, 1 Petr. 5 : 8, 9.

Wij zijn dus gewaarschuwd. Wij hebben te doen met een machtige vijand die “vastberaden in vermetelheid, zeer sterk in krachten, zeer listig in bedrog, onvermoeibaar in ijver en snelheid, zijn voorzien zijn van alle mogelijke krijgstuig en door krijgskennis slagvaardig, ons voortdurend belaagt”. Dat wij ons toch niet door zorgeloosheid of lafheid zouden laten overmeesteren, “maar met opgeheven en opgewekt gemoed de voet tegen hem schrap zetten om hem te weerstaan”. Het komt aan op volharding “daar deze krijgsdienst slechts met de dood eindigt”. .

De voet schrap zetten? Dat kan niet in eigen kracht. Daarvan is Calvijn zich vanuit persoonlijke ervaring bewust geworden. Wat dit betreft had hij zeker geen grote gedachten van zichzelf. Daarom besluit hij paragraaf 13 met de volgende gemeende woorden: “Maar laat ons vooral, ons onze zwakheid en onervarenheid bewust, Góds hulp inroepen en niets ondernemen dan vertrouwend op Hem: want Hij alleen is het, die raad én kracht én moed én wapenen schenkt”.

Grote troepen

De voet schrap zetten en Gods hulp inroepen! Er is immers maar niet sprake van één of twee of weinige vijanden. Het gaat om “grote troepen die met ons oorlog voeren”. Maria Magdalena was nota bene bezeten van zéven boze geesten. En Christus heeft eens betuigd dat het gewoon is dat een eenmaal uitgeworpen boze geest wel zeven geesten, bozer dan hijzelf, meeneemt en in het ledige, eenmaal gereinigde huis weerkeert, Matth. 12 : 45.

Toen Jezus de Gadareense bezetene vroeg wat zijn naam was, antwoordde hij: Legio, Luk. 8 : 30. En dan voegt de evangelist Lukas verklarenderwijs de woorden toe: want vele duivelen waren in hem gevaren. Een heel legioen in één man. Daarom nogmaals: slapheid en niets doen passen ons niet.

Wij hebben te strijden meteen oneindig aantal vijanden. En ook al geeft God de Zijnen soms enige onderbreking in de strijd, waakzaamheid blijft geboden.

Calvijn moet toegeven dat in plaats van vele duivelen in de Schrift nogal eens sprake is van één satan of duivel dus: in het enkelvoud. Die éne Satan echter vertegenwoordigt de gehele partij van goddelozen, ook goddeloze engelen. Hij is haar vorst, met het hoogste gezag bekleed. Het tegenbeeld van Christus, die het Hoofd is van de Kerk en de vergadering der heiligen.

Wordt vervolgd.

Insi. I. XIV. 13-18.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Laus Deo 30.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's