Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg Zijner getuigenissen 6.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg Zijner getuigenissen 6.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Adam en Christus. Dat is de titel van het 6e hoofdstuk van het boek van drs. De Vries.

“Voor de mens, die in Adam is gevallen, is het nodig dat hij drie stukken leert om zalig te leven en te sterven. Allereerst dienen we onze ellende, die het gevolg is van Adams zondeval, grondig te leren kennen, opdat we ons voor God verootmoedigen. In de tweede plaats is het noodzakelijk dat we weten van de verzoening met God door het geloof in Christus. Het derde punt is, dat we uit dankbaarheid over Gods onverdiende genade tot Zijn eer gaan leven”. Aldus drs. De Vries op blz. 93.

De eerste paragraaf gaat over: Schepping en verlossing.

“Wie over de inhoud van Gods openbaring spreekt, moet niet z’n startpunt nemen bij het centrum daarvan (het verzoenings- en verlossingswerk van Christus), maar bij het begin. Dat begin is de schepping van hemel en aarde uit niets”. Blz. 95. ”Over de betekenis van het heilswerk van Christus kan alleen gesproken worden tegen de achtergrond van de schepping, de staat der rechtheid en de zondeval. Heel de mensheid is in Adams zondeval begrepen. Daarom wordt ieder mens in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Ieder mens ligt van nature onder Gods toorn”. Blz. 96.

“Een juist zicht op de betekenis van de staat der rechtheid is onmisbaar voor een Bijbelse prediking en een Bijbelse kijk op het geestelijk leven. Wanneer alleen gesproken wordt over God als de God van het verbond der genade, dan kan nooit volledig recht worden gedaan aan de volle werkelijkheid van de zonde. Zeer zeker valt er over Gods toorn over de zonden binnen de lichtkring van het verbond der genade veel te zeggen. De kinderen des verbonds zijn zeer bevoorrecht. Aan hen heeft God Zijn getuigenissen gegeven. Daarom worden hun afwijkingen des te strenger gestraft. In Amos 3 vers 2 lezen we dat God tot het volk van Israël zegt: ”Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken”. Bijbels gezien is er eveneens sprake van Gods toorn buiten het verbond der genade, maar ook daarmee is nog lang niet alles gezegd. Ik denk nl. aan de oorsprong van de zonde, aan de oorsprong van het zondige hart, waarmee niet alleen degenen, die buiten het verbond der genade staan geboren worden, maar ook de kinderen van het verbond der genade. Wanneer het over de oorsprong van de zonde gaat, komen we niet uit bij de verbondssluiting aan de Sinaï of bij het verbond van God met Abraham, Izak en Jacob, maar bij de zondeval van Adam in het paradijs. Wanneer heel Gods openbaring gezien wordt in het licht van Gods verbond van genade, kan nooit duidelijk gesproken worden over de oorsprong van de zonde”. Blz. 97.

De volgende paragraaf gaat over de vraag: Hoe waarderen we de theologie van Barth? ”Barths strijd” — aldus drs. De Vries op blz. 101 — ”tegen de natuurlijke theologie is hooguit schijnbaar verwant aan Kohlbrugges oordeel over alle menselijke, eigenwillige vroomheid. Bij Barth vormt deze strijd nl. een onlosmakelijk geheel met zijn Schriftbeschouwing en met zijn universalistische genadeleer. Wat betreft Barths genadeleer het volgende: feitelijk is er voor Barth geen binnen en buiten, enerzijds ligt volgens hem heel de wereld onder het oordeel van God, anderzijds mag heel de wereld zich aangewezen weten op Gods genade in Christus. De gelovige heeft daarin naar zijn overtuiging niets voor op de ongelovige. Tussen de genadeleer van Barth en die van de reformatoren en hun geestelijke nazaten gaapt een onoverbrugbare kloof. De theologie van Barth is verwoestend voor de kerk en misleidend voor de ziel. Het is nodig dat dit zeer duidelijk gesteld wordt. Juist omdat ze op een aantal punten schijnbaar verwant is aan de gereformeerde theologie, is de theologie van Barth één van de gevaarlijkste ketterijen van de 20e eeuw”.

Hierna schrijft drs. De Vries over: Kohlbrugge over de natuurlijke Godskennis. ”Kohlbrugge” — aldus de schrijver — ”heeft op het punt van de algemene openbaring en de ingeschapen Godskennis een totaal ander geluid laten horen dan Barth. Nadrukkelijk erkent hij de betrekkelijke waarde van de ingeschapen Godskennis en ook van het zg. historisch geloof. Kohlbrugge kan ook het historisch geloof natuurlijke Godskennis noemen, dit in tegenstelling tot de geestelijke en zaligmakende kennis van God. Drs. De Vries neemt een artikel van Kohlbrugge over. Daarin zegt deze o.a. — zie blz. 104 —: ”Met recht en naar waarheid wordt ons gepredikt, dat de natuurlijke mens niets verstaat van de dingen Gods, — dat het bedenken des vieses vijandschap is tegen God, omdat het zich der Wet Gods niet onderwerpt, en dit ook niet kan. Met rechten naar waarheid wordt ons gepredikt, dat de mens van nature dood is in zonden, dat hij blind is, en zich niet bekeren kan of wil. Met recht wordt ons gepredikt, dat de mens wederom geboren moet worden, om in het Koninkrijk Gods te komen”. Kohlbrugge schrijft dan over de werking van de natuurlijke Godskennis en zegt dan verder: ”Menigeen mag het met deze natuurlijke Godskennis zover brengen, dat hij ook erkent, dat God hem om zijn zonden moet en zal straffen, — tot een zaligmakende kennis van God brengt ze hem voorzeker nooit en nimmer. Zij is ook niet de eerste trap ervan; want de zaligmakende kennis van God verschilt in haar ganse aard van de natuurlijke. Maar daarom staat de natuurlijke kennis niet tegen de zaligmakende over, neen zij helpen elkaar wederkerig. Dat gaat zo toe: de mens, hij zij oud of jong, gelooft de prediking, dat hij Gods schepsel is, en daarom gehouden is, Hem als zijn Heer te dienen, Hem ook als zijn Weldoener, Onderhouder en Verzorger te eren en alleen Zijn wil te vragen. Als hij nu Gods grootheid en heerlijkheid ziet, die in al Zijn werken schitteren, en ziet, hoe alles Hem dient, dan moet hij tot beschaming en tot kennis van zonden komen, en belijden, dat hij Hem niet dient; en als hij nu ziet, dat God de zonden straft, begint hij God te zoeken, of hij Hem ook mocht vinden, en daar komt tot hem het Evangelie van Gods Zoon. Zo vindt hij dan God en kent Hem, zoals hij Hem nooit te voren gekend heeft. Hij leert God daarin te kennen, dat Hij zijner zonden genadig is; en wanneer hij God zo leert kennen, dan wordt de natuurlijke kennis geheiligd, zodat hij zich in zijn Schepper verblijdt en zegt: Zijn dienst is zaligheid!

Ongelukkig geslacht, dat de hem ingeschapen Godskennis van zich stoot. Dat het toch bedenke, eer het te laat is, hoe het degene gaat, die God vergeten. Gelukkig volk daarentegen, dat de Heere als zijn God erkent, en Hem gaarne dient! Wie zichzelve verloochent, zijn kruis dagelijks opneemt, en de Heere navolgt, dient een trouw Heer en zal koninklijk beloond worden als kind en erfgenaam”.

Tot zover Kohlbrugge. Er volgen nog twee paragrafen in hoofdstuk 6, maar die bewaren we voor het volgende artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De weg Zijner getuigenissen 6.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's