Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven”

De dichter van Psalm 119 bezingt de rijkdom van het Woord van God. Door genade heeft hij dat Woord liefgekregen. Waar de Heere werkt in het leven gaat men liefkrijgen wat men tevoren niet liefhad en men gaat haten wat men tevoren niet haatte. Zo krijgt men in het hart de liefde uitgestort, en ook de liefde tot het onfeilbaar Woord van God.

Hij krijgt het Woord hef, ondanks het feit dat het Woord hem veroordeelt. Het Woord keurt immers de mens en zijn werk af. En het prijst het werk van een Ander, van een Drieënig God aan. God bepaalt ons in Zijn Woord bij onze afkomst. Heilig en goed is de mens uit Gods handen voortgekomen. Geschapen naar Gods Beeld gold het ook van de mens: en ziet, het was zeer goed. Maar door de val en de ongehoorzaamheid van Adam en Eva is de mens zeer slecht geworden. Hij keerde zich van zijn Maker af om...... nu nooit meer naar Hem terug te keren. Nu leeft hij het uit: wijk van mij, want aan de kennis van Uw wegen heb ik geen lust.

Deze schrikkelijke werkelijkheid wordt ingezien als God mij de ogen opent. Als de Heere tot mij komt door Woord en Geest, ga ik niet in de eerste plaats zien, dat ik bijv. een lief kind van God ben of een bevoorrecht drager van menige belofte. Ik ga zien dat ik buiten het heil en het leven, buiten God en Christus sta, en dat door eigen schuld. En dat niet beschouwelijk, maar als schuld beleefd.

Dan ga ik inzien dat ik.....verloren ben!

Is dat ook uw ervaring? Wat krijg ik dan mijn leven te zien in goddelijk licht. Dan kom ik openbaar als een doelmisser en een eerrover Gods. God is van de troon en ik er boven op. Weet u wat de dichter van onze Psalm nu doorleefd heeft? Dit, dat het nu nooit meer goed kan en zal komen, als God niet Zelf er aan te pas komt. Dat is werkelijke ontdekking. En dit maakt hem niet lijdelijk, welnee, dit doet hem zuchten en roepen tot God in verlegenheid om God. Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven. Och HEERE, och wierd mijn ziel door U gered.

Dit blijft nu het gebed bij aanvang en voortgang. En dat vanwege het vijandige vlees, dat zich nooit meer zal onderwerpen. Het gebed is zo een bidden om de Geest opdat door Zijn werking het vlees gekruisigd worde. Dit vindt plaats in de weg van het gebed. Laat mijn ziel leven...... En dat opdat mijn leven in beginsel weer aan dat nu zo begeerlijke doel ga beantwoorden: God loven. Zo ga ik Gods eer en Naam, Zijn Woord en wil liefkrijgen. Dat wordt mij het leven.

Waar er nu geen weg meer is van beneden naar boven, heeft God een weg ontsloten van boven naar beneden in Zijn lieve Zoon. Elk heilsfeit is van dat eenzijdige wonder vervuld. Zo wordt het ook heilsbevindelijk geleerd. Christus is de tweede Adam. Zijn werk is volmaakt en keurt ons werk af. Wij kunnen het niet meer goed doen of goed maken. Zijn komst, Zijn werk, Zijn lijden en sterven, Zijn betaling was nodig. En Zijn werk en Zijn Persoon wordt mij nu het leven. Daar vraagt onze dichter dan ook om. Is dat ook onze vraag en onze begeerte? Heere Jezus, openbaar Uzelf aan mij, schenk Uzelf weg aan mij. Dat is het leven. Daarbuiten ligt de dood, rondom mij en in mij. Het leven is mij Christus. En het sterven gewin. Om verlost van alles God eeuwig te loven en te prijzen. Dan eeuwig God bedoelen. Om nu nooit meer daaruit te vallen. En: bracht ik mij zélf daar? Neen, dat heeft Jezus Christus voor mij verworven. En daarom zal mijn lied tot in eeuwigheid zijn: Gij o Lam Gods hebt ons Gode gekocht met Uw dierbaar bloed.

Verschrikkelijk om dat nu te moeten missen! Lieve lezer, vraag er toch om. Want dat is pas het Leven!

(Samenvatting van het openingswoord van de middagsamenkomst van de ontmoetingsdag op 25 april 1987).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's