Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 34

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Hoor, o onze God, dat wij zeer veracht zijn, en keer hunne versmaadheid weder op hun hoofd, en geef hen over tot een roof in het land der gevangenschap; en dek hun ongerechtigheid niet toe, en hunne zonde worde niet uitgedelgd van voor Uw aangezicht; want zij hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden.”

Beste jongelui!

Het is uit het voorgaande artikel jullie wel duidelijk geworden hoe bitter de vijandschap was van Sanballat, Tobia en hun aanhang. Hun woorden werden maar niet zo in het wilde weg gesproken. Neen, het was de bedoeling dat die schampere woorden ook door Nehemia zouden worden gehoord, en dat al de bouwers de moed zouden laten zakken.

Wanneer we nog even de lijn doortrekken zien we Nehemia in de belastering, gaan in de weg van Hem, Die na hem komen zou en Die vóór hem geworden is, dat is de Heere Jezus. Hij is de grote Bouwheer van het geestelijk Jeruzalem. Toen Hij met Zijn werk bezig was, hoe moest ook Hij toen delen in de haat van Zijn grote tegenstander? Want Sanballat, Tobia en hun aanhang waren er al lang niet meer. Maar de boze geest waardoor zij gedreven werden en zich ook lieten drijven, was er nog wel. En die gebruikte in de tijd, dat Jezus Zijn werk op aarde deed, ook toen zijn spreekbuizen, die op alle mogelijke wijzen Hem van Zijn werk zochten af te brengen. Hoe is Hij bespot, gesmaad, gehoond en belasterd? Indien Gij de Zoon van God zijt, kom af van het kruis, en wij zullen in u geloven. Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Laat nu eens zien dat je de Christus bent, dat is de van God Gezalfde, zoals je ons altijd hebt willen doen geloven. Dat God Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil, dat is: zo veel met Hem opheeft. Jullie kunnen het wel horen, dat het andere woorden zijn, waarmede men Jezus zocht te treffen, doch dat het dezelfde geest is, waardoor zij werden uitgesproken. De gehele hel was gemobiliseerd, daar rondom die heuvel op Golgotha, met geen ander doel, dan om de komst van het koninkrijk Gods tegen te houden.

Wat Jezus is overkomen, en waar Nehemia in moest delen met al de zijnen, dat zijn nog geen vreemde zaken in het leven van hen, die ware onderdanen mogen zijn van Koning Jezus. Want zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk. In de loop der eeuwen zijn er veel dingen veranderd in de wereld, maar de strijd die door Nehemia gevoerd moest worden en door Jezus gevoerd is, die wordt nog gevoerd. Daarom kan men van binnen zo bestreden worden, wanneer het naar buiten openbaar komt, dat je aan de kant van de Heere mag staan, dat je in je leven die goede keus hebt mogen doen. Wat kan dan Satan, die boze geest, in het hart de kop opsteken en zeggen: Houd maar op met strijden. Het is een onbegonnen werk. Je denkt wel dat je bekeerd bent en dat het nog wel eens goed terecht komen zal met je. Doch je vergist je schromelijk. Het wordt nooit wat. Houd maar op. Je moet het toch verliezen. Hoe kan dan te midden van al die bestrijders, die zeggen: Gij hebt geen heil bij God, het benauwd worden van binnen. De gedachte kan dan inderdaad opkomen om ook maar op te houden. De moedeloosheid overvalt dan zulk een. Het helpt toch niet. Ik heb deze taal meerdere malen gehoord uit de mond van mijn jonge vrienden en vriendinnen. Het valt ook niet mee om vandaag te midden van een wereld vol verleiding staande te blijven. Te meer als dan de boosheid van het eigen hart ook nog de kop opsteekt, en je zoveel zonden van binnen bij jezelf gewaar wordt, dan moet je wel een verborgen Bron hebben, waaruit iedere keer weer kracht geput kan worden om de strijd vol te houden. Vol te houden in een wereld waar de voetbal koning is, waar sex zo ongeveer het hoogste is, waar abortus geen probleem meer is en waar euthanasie de meest gewone zaak van de wereld is. Waar moet dan een jong mens nu nog blijven, die met z’n bijbel wil leven, die nog bidt en dankt voor z’n eten en er voor uit durft te komen dat hij /zij met al dat Godonterende, goddeloze gedoe niet mee wil doen? Houdt dan maar eens vol, elke dag weer. Het is voorwaar geen eenvoudige zaak. Wanneer men rustig in z’n stoel zit, en de wereld buiten de deur gesloten kan houden, dan is het niet zo moeilijk om een vroom gesprek te voeren. Maar als je elke dag in het volle leven staat, is het niet zo eenvoudig om een vroom leven te leiden.

Als er zijn die hun plaats, die zij in het leven moeten innemen, hier getekend zien, en die zijn er, let dan eens op, wat Nehemia deed. De tekst die we hier boven hebben afgeschreven, vertelt het ons. Hij ging in het gebed. Hij vergold geen schelden met schelden. Dat had natuurlijk ook gekund. Laten we eerlijk zijn, dat ligt een mens wel. Wat dat betreft zijn we ook nog ouderwets, maar dan in de verkeerde zin van het woord. Zo in de geest van oog om oog en tand om tand enz. Jullie kennen toch die passage wel uit de bijbel? Dat is het recht van de vergelding. Kwaad met kwaad. Als iemand mij de laag geeft, krijgt hij z’n portie ook, en dan liefst niet zo zuinig. Je behoeft je tenslotte niet op je kop te laten zitten. Zo wordt er niet zelden geredeneerd. En ik kan het nog begrijpen ook. Doch met dat al is zulk een vergeldingsdrang natuurlijk niet goed gepraat.

Nehemia zocht zijn kracht bij God. Daar ging hij naar toe in het gebed. Dat is altijd het beste adres. Dat wist hij uit ervaring. Hij had dit door het geloof al zo menigmaal beleefd, dat wie Hem aanroept in de nood, die vindt Zijn gunst oneindig groot.

Hij vraagt in zijn gebed of God het ook hoort, terwijl hij weet dat God het hoort. Zou Hij Die het oor gemaakt heeft niet horen? Hij weet, en gevoelt het pijnlijk aan, dat niet zij het zijn die belasterd worden, maar dat de zaak des Heeren belachelijk wordt gemaakt. Dat deed hem zeer. Het ging hem om des Heeren eer. Daarom vraagt hij of God hen hun ongerechtigheid vergelden wil, en hen hun zonden niet vergeven, “want zij hebben U getergd, staande tegenover de bouwlieden”.

Het is mogelijk dat een opmerkzame lezer hier denkt: Dat is toch niet in de Geest van Christus. Want toen Die aan het kruis hing, bad Hij anders. Hij zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Inderdaad, zo heeft Jezus gebeden. En niet alleen Jezus. Maar zo deed Stefanus het ook. Terwijl zijn vijanden hem dood gooiden met stenen, viel hij neder op zijn knieën en bad met verheffing van zijn stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.

Kijk, zegt iemand, dat is toch andere taal. Is dan dat gebed van Nehemia, wat eigenlijk een wraakgebed geweest is, wel een goed gebed geweest? Dat vind ik, er zo tussen door, een heel goede vraag. Echt de moeite waard om er eens over na te denken.

Ik moet hier opmerken, dat een mens niet altijd bidden kan wat hij wil. Men kan in het bidden zodanig door de Geest geleid worden, dat men de oordelen in zijn gebed op gaat roepen. Denk maar aan Elia. Het was een mens van gelijke beweging gelijk alle anderen, en hij bad een gebed om droogte. En de Heere verhoorde. Er kwam een droogte die drie jaren en zes maanden duurde. In dat gebed heeft Elia zichzelf niet gezocht. Doch het ging hem voor en boven alle dingen om de eer des Heeren. En ik geloof dat ook van Nehemia te mogen zeggen. Als hij Gods wraak heeft ingeroepen over Sanballat, Tobia en hun ganse aanhang, dan ging het niet om hem, maar om God. Want Die was getergd door hun gedrag. Hij klaagt de vijanden bij God aan. En dat is geoorloofd. Dat kan zelfs in bepaalde omstandigheden geboden zijn. Ik denk hier aan het volmaakte gebed. Daar heeft de grote Gebedsleraar ook deze regel in opgenomen: Uw koninkrijk kome! En dat betekent volgens de Heid. Kat. vr. en antw. 123: “Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan u onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw kerk; verstoor de werken des duivels en alle heerschappij, welke zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws rijks kome, waarin Gij alles in allen zult zijn”.

In deze geest heeft Nehemia, door de Heilige Geest geleid, gebeden. Het ging tenslotte om de naam en de zaak des Heeren.

De bijbel leert ons dat we voor vijanden moeten bidden. En dat kan ook voorkomen, dat de nood van vijanden zodanig op het hart gebonden wordt, dat men er voor bidden moet. Dan heeft dit ook bekering van een of meerderen tot gevolg. Doch het kan ook voorkomen dat God het gebed voor vijanden inhoudt, ja het zelfs verbiedt om voor hen te bidden. Dan is God bezig om er een eind aan te maken, omdat Hij hun ongerechtigheid niet langer kan gedogen.

Een eigen gemaakt gebed of een door de Geest gegeven gebed, maakt een groot verschil. Veel gebeden komen niet verder dan het plafond van het huis waarin ze opgezonden worden. Doch gebeden die de Heere geeft te bidden, worden altijd verhoord en die zijn ook altijd overeenkomstig Zijn heilige wil.

Maak er nu geen verkeerd gebruik van, van wat we hier hebben geschreven. Want men zou heel gemakkelijk kunnen zeggen: Dus dan moet ik maar ophouden met bidden, totdat de Geest het mij dan eens leert. Want anders heeft het toch geen zin. Want van mijzelf doe ik het altijd verkeerd. Als je van dat laatste overtuigd bent, dan weet ik daar een heel goed middel tegen. Een middel dat de discipelen ook gebruikt hebben. Zij zeiden: Heere, leer ons bidden, want wij weten niet te bidden gelijk het behoort. Als dit werkelijk gebeden wordt, hoort God.

Echt bidden is niet zo’n eenvoudige zaak. Daar is veel kwalijk bidden, al zijn de woorden nog zo mooi. Doch dan ontvangt men niet. Oprecht bidden is “kinderwerk”, heel eenvoudig kinderlijk vragen. En dan kan het wel wezen, dat het zelfs aan woorden u ontbreekt. Je weet niet eens hoe je het zeggen moet. Doch dan weet de Heere wat overdenking in u spreekt. Hij geeft acht op de jonge raven als zij roepen. Zou Hij dan niet horen degenen die dag en nacht tot Hem roepen? God geve het ons allen te doen. Hier moet zelfs de dominee kind worden en dan kan een kind nog wel eens een dominee zijn.

Wie dit vatten kan, die vatte het.

Ik ga weer eindigen.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's