Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 38

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En ik zag toe en maakte mij op, en zeide tot de edelen en tot de overheden en tot het overige des volks: Vreest niet voor hun aangezicht, denkt aan die grote en vreselijke Heere, en strijdt voor uw broederen, uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en uw huizen.”

Beste jongelui!

Er was dus door Nehemia een versterkte wacht uitgezet. Zo hebben we dat de vorige keer vernomen. We hebben langs de verrekijker van het geloof ook verder zoeken te kijken om Hem in het oog te krijgen, van Wie Nehemia menigmaal een type is geweest, en waar wij het allemaal van moeten hebben. Vergeet dat nooit.

Als Nehemia alles gedaan heeft wat tot de veiligheid van de bouwers en de welstand van het werk nodig is, dan overziet hij de zaak. Zij staan allemaal op hun post. De uitgezette wachten zijn gewapend, en de bouwers kunnen hun werk weer voortzetten. Doch er moet nog meer gebeuren. Want een bewapening te hebben en moed te missen, dat brengt nog niet veel verder. Zij moesten nog een hart onder de riem gestoken krijgen. Jullie zullen die uitdrukking wel kennen. Het doet ons denken aan een officier. Die draagt een bepaalde riem, die loopt over de streek waar het hart zich bevindt. Dat staat wel deftig en voornaam. Maar als er onder die riem geen moedig hart zich bevindt, dan gaat de meest uitgedoste riemdrager, bij het zien van de vijand ijlings op de vlucht. Hen een hart onder de riem steken, wil dan zeggen: Hen bemoedigen, moed inspreken. Hen zo bewerken dat zij de kracht van de vijand niet overschatten en dat zij hun eigen kracht niet onderschatten.

Zo heeft Nehemia het ook verstaan. Hij zag toe en maakte zich op. Hij wist dat woorden veel konden doen. Iedereen weet dat. Zelfs het kleine kind ervaart dat. Ik denk b.v. aan een kind dat naar school moet. Het durft eigenlijk niet. Het heeft wel het nodige materiaal gekregen, doch het zou liefst maar thuis blijven. Doch moeder weet dat kind zo te bepraten dat het kind tenslotte toch gaat. Het overwint dan zichzelf. Het gaat tenslotte zelfs graag naar school.

Ik denk aan een ander voorbeeld. Een groter kind, dat al lang op school zit. Doch het heeft wat moeite met de les. Het kan het allemaal niet begrijpen. De cijfers vallen steeds weer tegen. Het einde is dat het kind moet blijven zitten. Zo iets moet je mee maken. Dat valtecht niet mee. Ik kan best begrijpen dat zo’n kind dan zegt: Ik houd er mee op. Het gaat toch niet. Ik haal het nooit. Moedeloos laat het kind het hoofd zakken. Het staat voor het gevoel als voor een onoverkomenlijke berg.

De meester ziet dat. Hij krijgt een beetje medelijden met dat kind. Het is zijn leerling. Hij houdt er van. Hij gaat er naar toe, en zegt: Joh, de moed niet laten zakken. Kom, je haalt het best. Je tanden op elkaar. Je doet het gewoon over. Een verloren jaar is nog geen verloren leven. Zulke woorden kunnen in het leven van jonge mensen wonderen doen. Waarom ik dit nu zo er tussen door moet schrijven, weet ik eigenlijk niet. Misschien is er wel een jeugdige lezer of lezeres die in de afgelopen tijd in het dal van de moedeloosheid is terecht gekomen. Misschien dat deze woorden dan een beetje kunnen helpen, om deze of gene over de drempel heen te helpen. Ik wil hen dan natuurlijk vóór en boven alle dingen op God wijzen. Want in Zijn hand zijn alle dingen. Hij gebruikt niet zelden tegenspoeden, om naar Hem uit te drijven, Die altijd krachten in zwakheid volbrengen wil.

Dus vrienden, jullie mogen wat mij betreft, mij dan wel vergeten. Ik kan jullie dit allemaal wel schrijven, doch kracht en moed kan ik jullie niet geven. Dat kan God alleen. Verwacht het daarom ook van Hem alleen.

Daar heeft Nehemia ook op gewezen. Hij zag toe en maakte zich op, en zeide tot de edelen en tot de overheden en tot het overige des volks...... We moeten hier denken aan al degenen die, op welke wijze ook, bij de bouw van Jeruzalems muur betrokken waren. Dat waren niet alleen de voormannen, de leiding gevende personen, maar ook de lageren in rang en stand, de gewone werklieden: mannen en vrouwen, jongens en meisjes — we hebben er bij de rondgang langs de muur kennis mee gemaakt — het is een hele schare. Hij zeide dan tot hen: Vreest niet voor hun aangezicht. Dat is het eerste. Vreest niet! Dat deden zij dus blijkbaar wel. Zij vreesden voor het aangezicht van de vijanden. Want die waren niet mis. Zij waren sterk en zeer vijandig. Daarbij kwam dat het opbouwwerk zo zwaar viel. Alles bij elkaar genomen, waren er redenen genoeg aanwezig om vol vreze te zijn en de vlucht te nemen. Wie zou het hen kwalijk hebben genomen? Nehemia kon het begrijpen. Gelukkig dat dat volk een begripvolle leider had. Daarom zoekt hij voor alle dingen hun vrees weg te nemen, door te zeggen: Vreest niet voor hun aangezicht......

Het is moeilijk om hier niet te denken aan Hem, Die meer is dan Nehemia, aan Hem, Die eeuwig leeft. Hij verkeert in de hemel,en ziet toe en maakt Zich op......Hij ziet alle dingen. Uit Zijn hogen hemel, ziet Hij neer op al het laag en nietig aards gewemel. Hij ziet Zijn strijdend en werkend volk op aarde. Hij weet hoe moeilijk zij het vaak hebben. Hoe zij vol vrezen zijn, wanneer zij zien op de vijanden, die zo machtig zijn. En als zij dan ook zien op zichzelf, zwak van moed en klein van krachten, dan is dit allemaal genoeg om de moed te laten zakken, om de strijd maar te staken, om het werk maar neer te leggen. Het lijkt toch allemaal maar vechten voor een verloren zaak. Ja, zo kan het van “binnen” in het hart er wel eens naar toe gaan. Begrijpen jullie mij? Ik hoop dat ik ten deze naar jullie hart spreek.

Wat is het dan een voorrecht dat de Heere weet “wat van Zijn maaksel is te wachten. Dat zij zwak van moed zijn en klein van krachten en stof van jongs af”. Hij treedt de zodanigen niet tegen met harde woorden, want dat zou hun vrees nog vermeerderen. Doch Hij zegt: Vreest niet! Hoe menigmaal komen deze woorden in de bijbel niet voor. Als het alleen maar mensen woorden waren, zou er niet veel kracht van uitgaan. Doch nu zijn het Gods woorden. En als de Heere deze woorden spreekt, doet Hij het altijd als Machthebbende. Hij heeft alle macht in de hemel en op de aarde. Er gaat dan ook kracht van uit. Hij spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat. Hij roept de dingen die niet zijn, alsof zij er waren. Als deze woorden met een gelovig oor worden gehoord dan gaat er ook kracht van uit. Dat is het geheim van het geloof. Dat geheim kent de wereld niet. Die lacht om God en Zijn woord. Zij spot er mee. Het ongeloof kent de kracht van des Heeren woord ook niet. Zelfs in de kerk niet. Want daar zitten ook ongelovige mensen. Zij horen die woorden dikwijls genoeg als de bijbel gelezen wordt, als de dominee ze in de preek aanhaalt. Doch het doet hen niets. Zij blijven die zij zijn.

Dit geldt niet alleen van de onbekeerden. Die zijn altijd ongelovig. Doch het geldt ook van de bekeerden, dat zijn de gelovigen. Doch die geloven niet altijd. Zij hebben en houden na ontvangen genade, nog een ongelovig bestaan. Dan zijn des Heeren woorden: Vreest niet! wel betekenisvol, doch het geloof is er niet bij. En daarom wordt dan ook bij hen de vrees niet weggenomen. Doch als de Heere het geloof er bij geeft, dan wij kt ook de vrees. Dat kon Nehemia niet bewerken. Dat kan ik ook niet bewerken. Dat kan de Heere alleen, en Die doet dit ook alleen. Hij doet het dan, wanneer het Hem behaagt. Weten jullie daar van in je leven? Dan word je van een zwak mens in jezelf, een held. Die zwak is, zegt dan: Ik ben een held. O neen, niet van mij zelf, maar door Christus, Die mij kracht geeft. Het wordt dan: Ik zal vol heldenmoed; Daar mij Zijn hand behoedt; Tienduizenden niet vrezen. Schoon ik van alle kant, Geweldig aangerand en fel geprangd moogt wezen. Beleefd wordt dan: ”Doch roepende tot de HEERE in de benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hunne angsten. Deze tekst staat in psalm 107 wel vier keer. Je moet het er maar eens op na kijken. Het lijkt mij een goede vakantie bezigheid. De tekst komt steeds voor in verband met verschillende gelegenheden. Dat leert ons dat er zo veel omstandigheden in het leven kunnen zijn, die het angstzweet uit de poriën persen. De Heere doet dat overkomen, opdat men Hem weer nodig zou krijgen. Als er geen angst en vrees was, zou men God goed aan Zijn plaats kunnen laten. Doch nu overkomt hen dat iedere keer weer, opdat zij steeds weer God nodig zouden hebben.

Wat is dat een wonder van Goddelijke liefde ten opzichte van gevallen schepselen. Want God heeft niemand nodig. En nochtans wil God dat een ieder Hem nodig zal hebben en daarom iedere keer de toevlucht tot Hem zou nemen. Want Hij heeft hen lief en heeft hen daarom maar graag heel dicht bij Zich.

God zit, met eerbied gezegd, aan Zijn volk vast. Zo vast, dat het een band is die nooit verbroken kan worden. En daarom zit dat volk ook aan God vast, zó vast, dat deze band ook nooit verbroken kan worden. Want de roeping en de verkiezing Gods zijn onbe-rouwelijk.

Zijn volk gaat dikwijls vrezend en bevend daar heen. Doch de Heere ziet het en maakt zich op om tot dat volk te spreken: aangename woorden: Vreest niet! Versterkende woorden: Vreest niet! Moedgevende woorden! Vreest niet, gij wormke Jacobs en gij volkske Israëls, want Ik ben met u. Ik sterk u, Ik help u, ook ondersteun Ik u, met de rechterhand Mijner gerechtigheid.

Zalig wie deze woorden hoort en verstaat. Die heeft niets te vrezen, al vreest hij vanwege zijn ongelovige aard wel duizendmaal en meer.

Doch wie dit niet verstaat, heeft alles te vrezen, al zegt hij duizendmaal: Ik vrees geen kwaad. Het komt met mij wel goed. Hun spraak maakt hen openbaar. Zij kennen God niet, en zichzelf niet, en de vijanden kennen zij ook niet. Zij staan nog aan de kant van de vijanden. Wanneer dat laatste het geval zou zijn, denkt dan eensaan waterstaatin psalm 2 : 6 (ber.):


Vreest ’s HEEREN macht en dient Zijn maiesteit;
Juicht bevend op ’t gezicht van Zijn vermogen.
En kust de Zoon, van ouds u toegezeid’,
Eer u Zijn toorn verdelg voor aller ogen;
U op uw weg tot stof doe wederkeren.
Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag.
U, onverhoeds zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn lang gehoond gezag.


Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's