Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Achganieta Johanna van der Stelt 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Achganieta Johanna van der Stelt 4

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De koopman vertoefde nog wat en eer hij heenging vroeg zij hem of hij nog iets wilde bezorgen tot opsiering van haar pop.

O. geliefde lezers, wat is de mens in zichzelven meer liefhebber der wereld dan liefhebber van God. O ja, geliefden, in deze droevige dagen moeten het Gods kinderen ondervinden, dat de Heere immers niet zonder reden met oordelen op de aarde is. Ja, wij geven reden, dat de Heere doortrekken zal en Zijn toorn nog meer zal openbaren, ons als blinden naar de wand zal doen tasten en ook dit moest onze geliefde dochter gedurende het overige van die dag ondervinden. Zij moest ook leren, dat er niet alleen voorkomende, bij blijvende maar ook achtervolgende genade nodig is om ons hart te bewaren. Eer het avond werd moest zij uitroepen: och, Heere, verlaat mij niet, och moet ik weer een zondaar worden. Zij kreeg het zo bang, dat zij dacht dat de Heere haar weer geheel verlaten zou. De vijand openbaarde zich ook weer met hevigheid, waardoor zij het zo bang kreeg, dat het niet is te beschrijven. Zij mocht dan ook weer uit de diepte beginnen te roepen om ontferming, om haar weer te vertroosten met Zijn liefde en gunst gelijk vroeger. Want zij had de dood gezien van haar vorig leven, toen zij nog buiten de Heere leefde, en bij dat besef riep zij des te meer: Heere Jezus, begeef mij niet, verlaat mij niet. Op dit noodgeschrei mocht zij dan ook weer ondervinden, hetgeen David getuigdetuigde: Deze ellendige riep en de Heere hoorde. Hij riep uit: De Heere is mij een Helper en tot sterkte. Toen begon zij ook weer uit de volheid van haar gemoed te spreken, hoe goed de Heere is.

Op die tijd kwamen er twee vriendinnetjes, die gehoord hadden wat er met haar gebeurd was en vroegen hoe het ging. Zij vertelde hun in het kort wat er gebeurd was, maar omdat zij te zwak was om meer te spreken verzocht zij, dat zij de volgende dag zouden terug komen, als zij dan nog mocht leven. Die avond heeft zij tegen ons niet veel meer gesproken. Haar krachten namen af en de volgende morgen, zijnde donderdag, kwam al vroeg een vriend haar bezoeken, die haar al meermalen had bezocht. Hij vroeg haar: Zijt gij nog zo verblijd met uw deel dat gij hebt verkregen? Zij antwoordde toestemmend. Dan zoudt ge wel gerust kunnen sterven, doch als gij nog eens beteren mocht, zoudt gij dan niet met lust voor de Heere wensen te leven? Ja, zeide zij, met mijn ganse hart, maar liever naar mijn lieve Jezus toe. Maar wat zal daar toch gevonden worden? vroeg zij. Zij antwoordde: verzadiging van vreugde en blijdschap.

Zij bleef dan ook in diezelfde liefde staan en mocht standvastig geloven, dat haar einde vrede zou zijn. Haar keus was dan ook om ontbonden te worden, bij Jezus te wezen, want dat was haar zeer verre het beste. Zij riep dan ook dagelijks: och liefste Jezus, haal mij toch, och, dat ik toch bij u was. Zij had dan ook in het minste geen vleselijke betrekking meer, noch aan vader en moeder, noch aan haar twee broertjes, noch aan andere betrekkingen, wat zeer duidelijk bleek, want zij sprak er niet over, in het minste niet, en hoewel wij er haar zeer veel over aanspraken, dit nam niet weg, dat Jezus de bovenkeur van haar hart wegdroeg.

Zij sprak dan tegen ieder die haar bezocht in die dag veel over het grote werk Gods, dat aan haar gebeurd was, over de liefde van Jezus, ondervroeg elk die haar bezocht of zij bekeerd waren en vermaande de onbekeerden scherpelijk om het niet langer uit te stellen, want dat het er bedroefd ongelukkig zou uitzien als zij zo moesten sterven, dewijl elke dag de laatste kon zijn en dan te laat, voor eeuwig te laat.

De twee vriendinnetjes van de vorige dag kwamen ook weer terug, die zij zeer getrouw en liefderijk vermaande, zover haar krachten dit toelieten. De ene verzocht zij nog eens terug; tegen haar had zij niet genoeg kunnen spreken door vermoeidheid. Met tranen in de ogen en verslagen moesten deze kinderen zich verwonderen over het vermanen en over Gods liefde, waarover zij hoorden spreken. Aan de middag gekomen sprak zij met mij veel over die zalige blijdschap, die zij genoot.

Op allerlei wijze heb ik haar getoetst om te weten of zij standvastig zou blijven in haar gevoelen, doch zij was niet te bewegen. Als zij voor een ogenblik nog eens terug zag door de vele voorstellingen, die haar gedaan werden, dan keerde zij weer spoedig voorwaarts. Zij kon vergeten hetgeen achter was en strekte zich uit naar hetgeen voor was. Zij zag met Mozes op de vergelding des loons. Kom, vader, zeide zij, laat ons nog eens zingen uit Psalm 97: Gods vriendelijk aangezicht heeft vrolijkheid en licht, voor alle oprechte harten, en wat er meer volgt. Ik raadde het haar af, omdat zij zo zwak was. Als gij dat denkt, vader, zeide zij, dan zullen wij het niet doen. Wees dan zo goed, vader, en bedank de Heere voor Zijn liefde, die Hij ons nog bewijst, wat ik dan ook deed, daar ik moest bekennen, dat wij de Heere nooit genoeg konden bedanken voor Zijn goedheid en liefde, die Hij ons bewees.

Zo heeft zij met allen die haar bezochten gesproken, hun medegedeeld wat de Heere gedaan had, voldoende aan de belangstelling van de talrijke bezoekers die gaarne iets van haar hoorden en velen moesten bewogen en verslagen van haar scheiden. Och dat het zaad ook in die weg door haar gestrooid niet verloren mag gaan bij allen; dat het‘toch, al ware het slechts voor een der bezoekers, vruchten mocht voortbrengen ter ere Gods en tot behoudenis der ziel. Al wat vermaand is zal getuigen tegen u, indien gij het

versmaadt. Menigmaal is het gebeurd, dat zij niet kon spreken door de grote zwakte die haar aanviel. Weer aan de avond gekomen zijnde, een weinig gerust hebbende, sprak zij weer tegen ons met afwisseling van nu en dan stil te zijn. Des vrijdagmorgen mocht zij weer nieuwe krachten genieten om God te verheerlijken. Die vriend kwam al weer vroeg bij haar kijken. Die had veel met haar te stellen, omdat zij nog zo jong was en zulke taal mededeelde. Hebt gij nog die blijdschap, vroeg hij, en wilt gij dan toch maar verhuizen? wat zij met ja beantwoordde. Daarop vroeg hij uit de Catechismus de eerste vraag: Welke is uw enige troost beide in leven en in sterven? Zij antwoordde hem, dat dit Jezus alleen was, hier in leven en ook in ’t sterven. Telkens gaf zij verslag van de hope die in haar was, aan elk die het haar afvroeg. Somwijlen riep zij: Och! dat er maar volk was aan deze plaats, dan zou ik hen meedelen, wat de Heere is voor een arm zondaar.

Menigmaal was zij afgemat van krachten, en kon geen woord meer spreken, doch de Heere ondersteunde haar. Daarvan hadden wij de duidelijkste kenmerken. Wij dachten, dat de Heere haar voor dat ogenblik wilde wegnemen, doch het bleek, dat haar werk nog niet was afgelopen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Achganieta Johanna van der Stelt 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's