Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 43

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Alzo waren wij doende aan het werk; en de helft van hen hielden de spiesen van het opgaan des dageraads tot het voortkomen der sterren toe.

Beste jongelui!

Het is al weer een maand geleden dat jullie iets hebben kunnen lezen over Nehemia. Je zoudt het bijna vergeten. Daarom haasten wij ons om zijn geschiedenis te vervolgen. Jullie hebben gehoord hoe Nehemia als een goed leidsman, orde op zaken heeft gesteld. De vijand was wel een ogenblik als ’t ware terug getrokken, maar was in geen geval verdwenen. Wanneer we nog even het geheel overzien, dan is een gedeelte van het volk bezig met bouwen, terwijl een ander gedeelte, gewapend de wacht hield. Degenen die bouwden waren daarbij ook nog gewapend.

Zij droegen het zwaard aan hun heup. Verder was er een kontaktman aangesteld, een bazuinblazer, die alarm moest maken, als de vijand onverhoeds een aanval zou ondernemen. Men kon dan gezamenlijk weerstand bieden.

Dit alles wordt in vers 21 nog eens samengevat. “Alzo waren wij aan het werk”. Dat was de ene helft. En de andere helft hield de spiesen. Te samen had men zijn verwachting van de Heere. God zou voor hen strijden (20). Het was dus werken, waken, geloven, wat men deed. Zo moet het altijd gebeuren: Werken, waken, geloven! Dat is nog de roeping van de kerk. Men mag niet met de handen in de schoot gaan zitten. Men mag ook niet het waken vergeten en als men niet in het geloof staat, staat men goed verkeerd. Laat niemand dit vergeten.

Men was bezig van het opgaan van de dageraad tot het voortkomen van de sterren. Dat wil heel eenvoudig zeggen: van ’s-morgens vroeg tot ’s-avonds laat. Men werkte zolang het dag was.

Als het over natuurlijke zaken gaat, dan hebben wij onze vaste werktijden. Zelf hebben wij nog de tijd gekend dat er gewerkt moest worden, zo lang het dag was. En daar zijn meer oudere lezers die daar van mee weten te spreken. Doch de samenleving is vandaag zo, dat dat praktisch niet meer kan. We hebben onze vaste tijden. Een achturige werkdag en een vijfdaagse werkweek. Ik weet dat er ook nog andere indelingen zijn. Dat men vakantietijden kent en dat men snipperdagen heeft. Op zichzelf geen verkeerde zaken. De boog kan niet altijd even gespannen zijn. Daar moet ook tijd voor ontspanning wezen.

Doch als het gaat over de geestelijke kant van het leven, en die moeten we toch in het oog houden, dan moet er altijd gewerkt worden. Daar zijn geen vaste uren voor. In de dienst des Heeren is het altijd: Werken en bidden zonder ophouden. Waakt en bidt, heeft de Heere Jezus eens gezegd, opdat gij niet in verzoeking komt. Denk niet dat dit eenvoudig is. Want de geest kan gewillig zijn, terwijl het vlees zwak is. Het vlees is dan ook een vijand, die dubbel in de gaten gehouden moet worden. Want het bedenken daarvan onderwerpt zich der wet Gods niet. Het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God.

De echte werkers weten dat en komen er al meer achter, dat in hen geen kracht is. Waarom het gebed tot de God des levens, de onuitputtelijke Krachtbron, steeds van node is.

Op elke dag kwam er weer een nacht. Zo gaat dat in het natuurlijke leven. Zo beleefden de bouwers aan de muren van Jeruzalem dat ook. Het waren tenslotte geen machines, mensen die dag en nacht konden werken. Daarom werden er voor de nacht ook maatregelen getroffen. “Ook zeide ik te die tijd tot het volk: Een iegelijk vernachte met zijn jongen binnen Jeruzalem; opdat zij ons des nachts ter wacht zijn en des daags aan het werk. Dat houdt in dat men ook in de nacht de wacht betrok. De nacht is voor de vijand meestal een geschikte tijd om een aanval uit te voeren. Men is dan door de duisternis als door een mantel bedekt. Men kan dan heel gemakkelijk zijn slag slaan. Daarom moest er des nachts ook gewaakt worden. Je zoudt het ook zo kunnen zeggen: Nehemia handelde zeer voorzichtig. Dat moet door ons ook in acht genomen worden. Want in geestelijk opzicht is de duisternis voor de vijand nog een prachtige gelegenheid om een aanval op de kerk uit te voeren. Dat is in het algemeen zo. Dat is ook in het persoonlijke leven zo. Duisternis heeft in de bijbel verschillende betekenissen. Het kan duiden op de duisternis in de natuur. Het kan ook wijzen op onkunde. Men heeft dan geen kennis van God en Goddelijke zaken. Velen verkeren wat dat betreft nog in volslagen duisternis. B.v. heidenen, die nog nooit van God en Zijn Woord gehoord hebben. Het licht van het evangelie moet onder hen verspreid worden. Daarom moet er ook zending gedreven worden.

Doch al mag men onder het licht van het evangelie verkeren: Het woord is een lamp voor de voet en een licht op het pad, dan kan het nog duisternis zijn, omdat de mens van nature verduisterd is in het verstand. Zijn verstand moet verlicht worden. Geef mij verstand met Goddelijk licht bestraald; Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren. Dan houd ik die, hoe licht mijn ziel ook dwaalt; Dan zal zich het hart met mijne daden paren. Dat is niet slechts eens nodig in het leven, doch dat is iedere keer weer nodig.

Juist degenen die het licht eens in hun leven hebben zien schijnen, weten dat. Die dat nog nooit hebben beleefd, hebben daar ook geen besef van. Het kan zelfs wezen dat ze menen te zien, terwijl ze toch blind zijn. Zo was het met de farizeërs gesteld in de dagen van de Heere Jezus. En zo zijn er nu nog velen. Zij hebben een hoofd vol met kennis, doch het is geen “bevindelijke” kennis. Zij hebben van de duisternis nimmer last. Doch die “bevindelijke” kennis hebben, hebben op z’n tijd last van duisternis. Dat kan langer of korter duren. Doch er in te verkeren is wel benauwd. Want de duisternis heeft altijd iets benauwends. Dat is natuurlijk zo, en dat is geestelijk ook zo. Bevinden jullie dat ook zo?

Dan wordt begerig naar het licht uitgezien. Dan wens je wel dat het dag zal worden. In het natuurlijke kan niemand de duisternis verdrijven. Dat is altijd een werk van God. Hij doet zijn zon op- en ondergaan. Geestelijk is het precies eender. God moet er iedere keer weer aan te pas komen, als men in duisternis gezeten is, om het licht te doen opgaan. Men spreekt daarom in het geloofsleven wel van lichte en donkere tijden. Als het licht is, heeft men uitzicht en als het donker is, wordt dit gemist. Mogelijk dat jullie daar ook verstand van hebben. Dat zijn zo de belevingen van hen die het geestelijke leven kennen. En dat is toch een nodige zaak.

Nehemia is geen man geweest die alleen maar kommando’s gaf, om daarna de zaak maar aan z’n lot over te laten. Zulke mensen zijn er natuurlijk ook. Ze weten heel goed hoe het moet. Ze lezen anderen de les en voeren zelf niets uit. Zij leggen dan het volk lasten op te zwaar om te dragen, terwijl zij die zelf met hun vinger niet aanroeren. Zo was het met Nehemia niet. Hij gaf zelf het goede voorbeeld, gedachtig aan de spreuk: Woorden wekken en voorbeelden trekken. Want hij zegt, zonder zichzelf te verheffen: “Voorts noch ik, noch mijn broederen, noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk had zijn geweer en water.” Als Nehemia over zijn broederen spreekt dan zullen daar wel zijn naaste verwanten mee bedoeld zijn. Degenen die dan verder worden genoemd zou je het gehele volk kunnen noemen in al zijn schakeringen. Zij waren dag en nacht paraat. Zij trokken hun klederen niet uit. Want als er iets gebeuren zou, dan zouden zij zich niet eerst moeten aankleden. Dit zou allemaal veel te veel tijd kosten. En daar mocht geen tijd verloren gaan.

Dag en nacht paraat zijn! Het is een hele opgaaf. Menselijk haast niet te volbrengen. Het zal daarom wel met de nodige zwakheden en gebreken gepaard gegaan zijn. Dat kan niet anders. Doch wil ik toch nog weer even verder kijken. We hebben Nehemia al eer gezien als een type van de Heere Jezus, dat is de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof. Als het oog op Hem gericht wordt, verdwijnt Nehemia in de schaduw en uiteindelijk elke strijder in het koninkrijk Gods. Hij is alleen volmaakt in alles geweest. Hij is de grote Wachter Israëls, Die niet slaapt, noch sluimert. Hij waakt en bidt en werkt altijd. Dit is de troost voor het geloof. De gelovige die met zijn eigen zwakheden gekonfronteerd wordt, kan hier moed vatten en weten dat de zekerheid van de bouw van Jeruzalem, de kerk, gegarandeerd ligt in Hem. Was Hij er niet, er zou geen kerk kunnen zijn, er zou geen mens kunnen zalig worden. Doch omdat Hij er is, daarom zal de kerk, de ware kerk, bestaande uit levende stenen, eenmaal zeker zalig worden.

“Een iegelijk had zijn geweer en water”. Zo wordt hoofdstuk 4 besloten. Wat daarmee bedoeld wordt, is voor de statenvertalers ook niet duidelijk geweest. Zij konden natuurlijk maar één vertaling opschrijven, die nog vaag is ook. Daarom hebben zij in de kanttekening verschillende mogelijkheden gegeven. Men heeft het water verklaard in de zin van drinkwater. Dat Was nodig om de dorst te lessen. Men stelt het ook als een mogelijkheid, dat men met zijn geweer om water ging. De tijd was gevaarlijk. Je kon je wapen eigenlijk geen ogenblik missen. Doch er wordt ook gedacht, in het verband, dat men zich alleen maar uitkleedde om een bad te nemen. De bouwers’ hun lichamen moesten van tijd tot tijd tenslotte ook gereinigd worden. Hoe verfrissend kan het niet wezen, als men na een dag van zware arbeid, heerlijk onder de douche kan staan. Men knapt er dan helemaal van op.

Zou het zo raar zijn om alle mogelijkheden voor waar te houden? Ik geloof niet dat men er verkeerd aan doet als men dat doet. Want drinken kon niemand missen. Het wapen had men altijd nodig, zelfs als men om water ging. En een bad was ook niet te versmaden om het lichaam te reinigen en zich te verfrissen.

Alles legt er getuigenis van af dat men dag en nacht, met hart en ziel werkte aan de herbouw van de muren van Jeruzalem. Iedereen deed er aan mee.

Als we uit het geschrevene zó onze roeping mogen verstaan, dan kan er veel tot stand gebracht worden. Doch alleen onder de zegen des Heeren. Vergeet vooral dat laatste niet. Met hartelijke groeten.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's