Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

350 jaar Statenvertaling 5.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

350 jaar Statenvertaling 5.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synode van Dordrecht benoemde vertalers voor het Oude Testament en voor het Nieuwe Testament. Voor het Oude Testament werden benoemd: Johannes Bogerman. Willem Baudartius en Gerson Bucerus en als hun plaatsvervangers; Antonius Thysius, Jacobus Rolandus en Herman Faukelius. Tot vertalers van het Nieuwe Testament en de apocriefen werden benoemd: Jacobus Rolandus, Herman Faukelius en Petrus Cornelii en als hun plaatsvervangers: Festus Hommius, Antonius Walaeus en Jodocus Hoingius. Elke provincie wees een revisor aan voor het Oude Testament en een revisor voor het Nieuwe Testament. Zij moesten het vertaalwerk dat door de vertalers geleverd zou worden nazien.

Het was de bedoeling dat er zo spoedig mogelijk met het werk van de Bijbelvertaling begonnen zou worden, opdat, zoals Bogerman het had uitgedrukt, het volk God in de Nederlandse taal zou kunnen horen spreken. Men had gehoopt dat de aangewezen vertalers binnen drie maanden na het beëindigen van de synode met hun arbeid konden beginnen. Maar er trad vertraging op. Pas in 1626, dus acht jaar na het begin van de Nationale Synode, kon met het vertaalwerk begonnen worden. Wat was de oorzaak daarvan? Was het laksheid en onverschilligheid van de zijde van de kerken? Was het onwil van de aangewezen vertalers? Neen. De oorzaak lag bij de Staten. Zij hadden het druk met het wegzenden van de Remonstrantse predikanten. De strijd met Spanje zou weer veel geld uit de schatkist opeisen, want het Twaalfjarig Bestand liep immers ten einde. Het ontbrak aan de toezegging van de zijde van de Staten van voldoende financiële middelen.

Pas op 18 juli 1625 gaven de Staten toestemming voor het werk van de Bijbelvertaling en stelden de nodige financiën beschikbaar. Zo kwamen pas op 13 november 1626 de vertalers van het Oude Testament voor het eerst bijeen. Elk Bijbelboek werd in drieën gedeeld, waarbij iedere vertaler een deel voor zijn rekening nam. Het resultaat van de vertaalbaarheid werd in een gemeenschappelijke vergadering, die met gebed geopend was, nauwkeurig bezien. Van woord tot woord werd vergeleken met de Hebreeuwse tekst, waar het Oude Testament oorspronkelijk in is geschreven. Er werd ijverig en nauwkeurig gearbeid. De vertalers van het Nieuwe Testament gingen op een andere manier aan het werk. Zij verdeelden niet elk Bijbelboek in drieën, maar vertaalden elk voor zich het Nieuwe Testament in zijn geheel. Dan zou in gemeenschappelijke vergaderingen het vertaalwerk vergeleken worden. Wat de kanttekeningen en de apocriefen betreft is deze afgesproken werkwijze niet tot het einde toe doorgevoerd. Dit kwam door het sterven van één van de vertalers. Er is toen besloten de kanttekeningen en de apocriefen onderling te verdelen ten einde het werk te bespoedigen. Zo mocht na revisie (het nazien van detekst) de Bijbelvertaling gereed komen. Opmerkelijk is de bewarende Hand des Heeren tijdens de pestepidemie van augustus 1635 geweest. Er werden tijdens deze epidemie ruim 20.000 mensen begraven. De reviseurs zagen vanuit hun werkvertrek op één dag soms meer dan honderd begrafenissen. Het was de genadige bescherming van de Allerhoogste dat zij allen onder deze omstandigheden in het leven gespaard werden.

Nadat nu de tekst gereed was gekomen, kon methetdrukken begonnen worden. Er deden zich nog enkele tegenslagen voor. In de zomer van 1636 was het Oude Testament gereed en in juni 1637 het Nieuwe Testament. Maar nu rees de vraag op wiens naam de Bijbel zou moeten uitkomen. De Zuid-Hollandse Synode dacht aan twee voorwoorden: één van de Staten-Generaal en één van de Kerken. Zo was het ook in het buitenland geschied. Maar de Staten dachten hier anders over. Zij hadden immers het werk betaald. We vinden dan ook een voorwoord van de Staten gedateerd 29 juli 1637. Geen voorwoord van de Kerken. Zo is deze overzetting in onze Nederlandse taal aan de benaming Statenbijbel gekomen. Wel worden de Kerken genoemd in het titelblad. Er wordt op het titelblad verwezen naar het besluit van de Nationale Synode van Dordrecht, gehouden in de jaren 1618 en 1619. Zo werd ook aan de Kerken nog enigszins recht gedaan.

Het eerste exemplaar van de Statenbijbel mocht 17september 1637 aangeboden worden aan de Staten-Generaal. Dit eerste exemplaar was in paars fluweel gebonden en verguld op snee. Een monumentaal werk, dat de eeuwen heeft verduurd, was voltooid. Men kon nu, zoals Bogerman het had uitgedrukt, God in de Nederlandse taal horen spreken. De eeuwen door is deze betrouwbare overzetting een helder licht bevonden. Hebt u het ook mogen ondervinden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

350 jaar Statenvertaling 5.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's