Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebod met een belofte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebod met een belofte

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

4.

Wanneer Paulus in de Efezenbrief schrijft over de kinderplicht, n.l. het eren van de ouders, dan wijst hij op het Goddelijk gebod, vastgelegd in ’s Heeren wet, waar staat: “eert Uw vader en Uw moeder”. Nu wordt er door de apostel aan toegevoegd: “hetwelk het eerste gebod is met een belofte”. Nu weten we dat bij het tweede gebod ook een belofte staat. Maar die belofte heeft betrekking op alle geboden, één tot en met tien. Echter het vijfde gebod heeft een eigen, afzonderlijke belofte. Een belofte: verstrekkend. Het spreekt van en wijst op stoffelijke en geestelijke zegeningen. Het heeft betrekking op dit en het toekomende leven. Het geldt het volksleven en het individuele leven. Het persoonlijk leven.

Dit blijkt duidelijk wanneer we de woorden van Exodus 20 en van Efeze 6 naast elkaar plaatsen. In Exodus 20 : 12 lezen we: “Opdat Uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere Uw God geeft” en in Efeze 6 : 3 staat: “Opdat het u welga en dat gij lang leeft op de aarde”.

Wanneer we nu allereerst denken aan wat in de wet des Heeren staat, dan richt het zich allereerst op het volksbestaan van Israël. Het leven in het beloofde land. Immers de Heere had Kanaan beloofd en dat als nationaal bezit. Kanaan zou Israël geschonken worden. Het zou ’s Heeren gave aan Israël zijn. Aan Abraham had de Heere dit verzekerd. Nu wat de Heere beloofd had werd Israël deelachtig. Men kwam in Kanaan, men kon er leven en een levensbestaan vinden. Wanneer Israël nu als volk een leven in gehoorzaamheid zou kennen, een leven naar Gods wil, zou het het volk welgaan. Men zou als volk rijk gezegend worden. Gezegend zelfs veelzijdig.

Nu, Israëls historie geeft de bevestiging daarvan. Maar ook het tegendeel. De ongehoorzaamheid is niet ongestraft gebleven. De grote straf was de wegvoering naar Babel. Het ophouden van het volksbestaan. Voorts gold het vijfde gebod ook de Israëliet afzonderlijk. De oudere en de jongere. De ouder en het kind. In de gezinnen en de geslachten zien we, wanneer we de Bij bel lezen, de vervulling van de belofte, maar ook het werken en zelfs het doorwerken van de straf op de overtreding van het gebod.

Nu geeft Paulus in de Efezenbrief geen wijziging van het gebod des Heeren. Dit mag ook niet, want Gods wet is eeuwig. We spreken daarom van de eeuwigdurende wet des Heeren. Maar de apostel geeft, en dat geleid door de Heilige Geest, een nieuw testamen-tische uitbreiding en verdieping aan. De belofte gaat verder dan Israëls landsgrenzen. “Omdat, gelijk in de Kanttekening staat, de Heere onder het Nieuwe Testament alle landen van het ganse aardrijk geheiligd heeft en Zijn zegen belooft aan dengenen, die Hem gehoorzamen in wat land zij ook zijn”. Gehoorzaamheid werpt rijke vruchten af in alle samenlevingsverbanden onder elk volk. Gezinnen worden niet verwoest, vallen niet uitéén. Levens van jongeren en ouderen worden gezegend. Immers er staat geschreven: “de Godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbent de belofte van dit en het toekomende leven. Voor het tegenwoordige leven heeft de Heere aan die Hem dienen, beloofd al wat ze nodig hebben en voor de toekomst het leven in eeuwige heerlijkheid.

Nu kan er een vraag komen denkend aan de belofte: “Opdat het u welga en dat gij lang leeft op de aarde”. Immers wat laat de werkelijkheid zien? Een Godvrezende wordt onverwachts weggenomen. Een kind, wat leeft naar Gods Woord en de ouders liefheeft overkomt een ongeval en een kind dat de ouders veel verdriet aandoet blijft leven. Een veel belovende zoon gaat vroeg heen en een jongen die opgroeit voor galg en rad wordt oud. Nu dient hieraan gedacht te worden, dat de belofte van de Heere verstrekkend is. Zij heeft betrekking, gelijk we reeds zeiden, op dit en het toekomende leven. De aarde is voor de Godvrezenden bestemd en zij zullen haar bewonen tot in eeuwigheid. Allen, die in de Heere sterven, zullen eenmaal het gezegend aardrijk erven en zitten met Christus op tronen om met Hem over alle schepselen te regeren. Tevens is het ’vroeg’zalig ook voluit Bijbels. Wat staat er niet beschreven van het kind van Jerobeam: “deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor de Heere, de God van Israël, in het huis van Jerobeam gevonden is”. Het kind van Jerobeam stierf zeer jong. In hem was wat goeds voor de Heere. In de kanttekening lezen we: “enige beginselen van de vreze Gods en ware vroomheid waren door Gods Geest in hem gewrocht”. Dit kind werd niet in het oordeel weggenomen, maar voor het oordeel bewaard.

Naar de Schrift lezen we in de Dordtse leerregels: “Nademaal wij van de wil Gods uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouderen begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt. (Gen. 17 : 7; Hand. 2 : 39; I Cor. 7 : 17).

Het is ook bekend wat Andrew Gray, de bekende schotse prediker, aan de Heere heeft gevraagd om heen te mogen gaan op zijn 21ste jaar. En het is gebeurd. M’Cheyne, de schrijver van het wachtwoord der hervormers: ’eens was ik een vreemdeling voor God en mijn hart’, ook jong gestorven. Vroeg waren zij rijp voor het eeuwig leven. Maar ze spreken nog nadat ze gestorven zijn. En wel heel bijzonder in hun nalatenschap, n.l. hun hun preken. Wie er door gegrepen wordt bemerkt en proeft het onderwijs van de Heilige Geest.

Deze werkelijkheid is dus niet in strijd met de belofte des Heeren, maar bevestigt het verstrekkende ervan. Nu ligt er in de belofte ook een zegen besloten voor dit leven, n.l. de zegen van het gezag en de bescherming die er in het gezag ligt voor het kind, wat leeft bij gehoorzaamheid. Gehoorzame kinderen hebben in hun gehoorzaamheid een bescherming tegen de vele gevaren die hun onervaren kinderleven bedreigen. Hoeveel jongens en meisjes die losbandig en tuchteloos de wereld ingingen, tegen de draad en zelfs smeekbeden van hun ouders in, hebben niet een vroegtijdige dood gevonden. Wie het gebod eert en gehoorzaamt heeft daarin een grote bescherming. Zeker de beste tucht en de meest stipte gehoorzaamheid voorkomen niet een ongeluk, maar vele ongelukken en levensstrandingen zouden voorkomen zijn als de jongen of het meisje geluisterd had naar het gezag. Naar goede raad. De waarde en de zegen van het gehoorzamen en het luisteren moeten daarom het kind voorgehouden worden en dat vanuit Gods Woord. Allereerst door de ouders en daarnaast door kerk en school. Wanneer nu wordt geleefd en gehandeld naar ’s Heeren gebod, wordt gekend een leven in Zijn gunst en onder Zijn zegen.

In de levensgeschiedenissen beschreven in het Oude Testament wordt ons dit duidelijk. Aan twee personen willen we even denken. Izak ging de weg van zijn vader Abraham en dat van harte. Overal waar zijn tent kwam te staan werd een altaar gebouwd. Gelijk zijn vader deed, werd door hem de Naam des Heeren aangeroepen. Hij beleed openlijk Wie hij als God erkende. Wie hij wilde dienen en van Wie hij zich afhankelijk wist. Zijn leven is niet ongezegend gebleven. Hoe rijk heeft de Heere aan hem niet gedacht. In Genesis 26 kunnen we het lezen.

Naast Izak willen we Josafat plaatsen. De vierde koning van Juda. Welke dingen worden er van hem gezegd. Dingen, die hem tot een lichtende gestalte maken. Hij wandelde in de weg van zijn vader Asa en hij week daarvan niet af, doende wat recht was in de ogen des Heeren”. II Kron. 20 : 32. En in II Kron. 17 : 6 lezen we: “En zijn hart verhief zich in de wegen des Heeren”. In de kanttekeningen staat: “hij hield het voorde hoogste eer in de wegen des Heeren te wandelen”. In de wegen des Heeren te mogen voortgaan en voorgaan, daarin stelde Josafat al zijn eer. Welk een genade sierde zijn leven. En dat leven bleef niet ongezegend. Er staat in zijn geschiedenis: “en Josafat nam toe en werd ten hoogste groot”. Hij heeft veel voorspoed genoten. En die voorspoed werd hem niet ten val. Hij raakte niet in strikken, gelijk Salomo. Hij wandelde in de vorige wegen van zijn vader David en zocht de Baals niet. Maar hij zocht de God van zijn vaders en wandelde in Zijn geboden en niet naar het doen van Israël. II Kron. 17:3,4. Vandaar dat we lezen: “en de Heere was met hem”. Hij mocht de gunst van de Heere genieten, want de Heere bevestigde het koninkrijk in zijn hand. Hij deelde ook in de liefde van de mensen, want gans Juda bood hem huldedoorschitterende geschenken, zodat hij evenals Salomo rijkdom en eer in menigte had.

De Godvrezenden gaat het wel naar de belofte van de Heere. Het leven nu in de vreze des Heeren wordt gewerkt door ’s Heeren Geest. Waar van nature is het zich verheffen in de zonde, in hoogmoed, in eigengerechtigheid, in farizeïstisch denken en doen, daar breekt de Heilige Geest dat leven en wordt

Gods wet in het hart geschreven en door de vernieuwende kracht van de Heilige Geest de lust en wil geboren om zich te verheffen in de wegen des Heeren. En dat met de ootmoedige, dringende vraag: “Maak mijn hart elke dag meer en weer tot Uw geboôn genegen”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Een gebod met een belofte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's