Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor u gelezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor u gelezen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

22.

Uit “DE WEKKER” nr. 30 van 11 januari 1895, onder het opschrift: “VOOR KINDEREN” schreef destijds wijlen Ds. G. Bos van Aarlanderveen het volgende, dat wij ter lezing gaarne willen vermelden:

“Voordat ik aan een geschiedenis begin, die enige opvolgende stukjes zal bevatten, wensch ik een paar losse stukjes mede te deelen.

In de tijd, waarin ik bij het onderwijs werkzaam was en ook voor en na dien tijd, heb ik aan menig ziek- en sterfbed van kinderen gestaan.

Eens werd ik bij een kind van acht jaren geroepen. Dit kind was heilbegerig, om van den Heere en Zijn dienst te horen. De ouders waren geheel onkundig daaraan en wilden van dat fijne van hun kind ook niets weten. Op sterken aandrang van het kind hadden het de ouders niet durven nalaten mij uit te noodigen om eens te komen. Aan het ziekbed staande, vertelde mij dat lieve kind, aan haren vader en hare moeder te hebben gevraagd of zij toch eens voor haar wilden bidden, waarop de vader had geantwoord: “Kind, ik bid nooit; ik kàn niet bidden; dan moet ge uw’ fijnen meester hebben; ons soort menschen bidt niet!” Daarop verhaalde zij mij zeer eenvoudig, hoe zij met de Heere werkzaam geworden was, en wat de Heere haar nu en dan deed ondervinden; maar ook, dat zij nu behoefte gevoelde om haar hart eens te kunnen ontlasten voor hem, die haar zo vaak over den dierbaren Heere Jezus had gesproken. Ik mocht met haar, in tegenwoordigheid van hare ouders, het aangezicht des Heeren zoeken. Nog eenmaal, den volgenden dag, bezocht ik haar, en in de avond van dien dag ging zij heen, — naar ik met grond mag hopen naar Hem, Die voor haar leed en voldeed. Hoe treffend dit verlies voor haar ouders ook was, daar zij maar één meisje hadden, heeft het, voor zooverre ik weet, niet de minste indruk op de ouders nagelaten, en gingen zij voort met hun zondig pad te bewandelen. Wat is toch de mens! Zegen noch oordeel zullen verandering geven, indien de Heere niet met Zijn Geest genadig indaalt en Hij leert inzien dat we in Adam geheel verloren zijn.

Een ander kind lag aan de pokken. Het was mij door de schoolcommissie verboden een poklijder te bezoeken. Nochtans, ik gevoelde dat ik daar, waar ik geroepen werd, niet mocht wegblijven. Op zekeren Zondagavond, toen ik in de kerk was, kreeg een kind, een jongetje van negen jaren, sterken aandrang om mij te spreken. “O”, zeide dat kind, “roep toch de meester, want nu moet ik hem eens mededeelen, dat die lieve Jezus voor mij is, van Wien hij mij zo vaak ons in de school vertelde. Toen dacht ik er weinig aan, maar nu geloof ik, dat die lieve Heiland voor mijne zonden leed.” Men maakte hem echter duidelijk, dathet nu niet kon om mij te laten roepen, om geen opschudding in de kerk te maken. Kalm zeide hij: “dan hoop ik te wachten tot morgenochtend, als ik er dan nog ben! ’s Maandagsmorgens vroeg kreeg ik bericht, en ogenblikkelijk ging ik er heen. Bij hem gekomen, vroeg ik: “Wel, Gerrit!” Hadt gij mij gisterenavond iets bijzonders mede te deelen? Hij antwoordde: “Ja, meester, als u toen hier geweest waart, had ik u veel kunnen zeggen”, waarop ik antwoordde: “Zeg het dan nu ook maar, mijn jongen!” Hij zeide: “Ik ben er nu niet bij; het is, of het van nacht zo maar op eens weg gesloten werd. Ik wenschte het weer te hebben; maar alles schijnt weg.” — Ik wachtte eenigen tijd, bad met hem, en een oogenblik later riep hij verrukt uit: “O, daar komt die lieve Heere Jezus! Daar komt Hij, Die zich aan mij, zondig kind, heeft geopenbaard als de eeuwige liefde!”

Roemende in zijn God, heeft hij nog zes dagen geleefd. Nu en dan was het duister, maar dan brak daarna het licht weer helder door, zodat hij in vrede heenging. Dit was het derde kind, dat binnen enige dagen in dat huis aan de pokken stierf.”

O, mochten vele kinderen op ’s Heeren zalige liefdedienst verliefd worden. Daarom! “Gedenk aan Uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap. Zoekt de Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is!”

Op zekeren dag werd ik aan het ziekbed van een meisje van 10 jaar geroepen. Ik was er al enige malen geweest, en er waren aanvankelijk dingen te zien, die vleesch en bloed niet openbaren. Pas enige dagen was het kind op school, of ik kon een heerlijk getuigenis afleggen aan mijn vrouw, dat het een kind was, dat de Heere vreesde. Wij lieten het bij ons komen, spraken in stilte met haar, maar zeiden haar niets van hetgeen wij van haar dachten. Ook tot anderen spraken wij er niet over, dan alléén tegen een oom van haar, die ook de Heere vreesde. Toen dit kind ziek werd, verlangde het smachtend naar ons. Ik kwam er, tijdens die ziekte, herhaalde malen en o.a. ook op een Zaterdagmorgen, die ook haar sterfmorgen is geweest. Die morgen zal ik nimmer vergeten! Dat heerlijke en dat zalige, door dat kind ondervonden, die stille gelatenheid en dat berusten in Gods wil, — dat overgeven van alles, — het is niet om uit te spreken! Zij kon schier niet meer zien en tastte om zich heen, om te weten, waar ik was. En toen ik haar vroeg: “lief kind! Willen wij voor het laatst eens bidden?” antwoordde zij: “o, zo graag!” En toen ik haar vroeg: “wat moet, wat zal ik dan bidden?” Toen zeide zij: “Niet om langer te mogen leven, maar om gelovig en verblijd te mogen heengaan naar Hem, Die ook voor mij heeft uitgeroepen: “Het is volbracht!”

Kort daarna ging zij kalm heen naar haar Heiland, Dien zij in haar kindsheid mocht zoeken en dienen.

Welk een zaligheid zo te mogen heengaan! Een ander kind, een jongetje van acht jaar, een zwak en teer ventje, dat veelal in bescherming moest worden genomen tegen de smaad van sterkeren, werd ook ernstig krank. Dikwijls als ik dit kind mocht bezoeken, hoorde ik ongeloofelijke dingen voor een leeftijd van 8 jaren.

Laten velen in onze zogenaamde verlichte dagen roepen: “daar weet een kind niet van, dat verstaat een kind niet en daar moet ge met kinderen niet over spreken, — de ervaring heeft mij geleerd, dat men het niet zou durven denken, wat men soms van kinderen hoort. Hoort men soms op natuurlijk gebied veel, dat men van een kind niet durft denken, ook op het gebied van Bijbelkennis en van zelfkennis staat men soms over kinderen verbaasd.

Ook over dit kind, dat door velen als een achterblijver werd beschouwd, hoorde ik woorden van verbazing. Hij verhaalde van zijn werkzaamheden, van zijn bidden voor zijn onderwijzers en voor de leerlingen die hem hadden beleedigd; hij vertelde, wat troost hij vaak op zijn gebed had ondervonden, enz. Hij deelde mede, hoe hij soms opgetogen was geweest over Gods liefde, en dat hij menigmaal had mogen proeven en smaken, dat de Heere goed is. Ook dit kind ging na lang lijden (aan kliertering) heen, maar het ging heen in het volle vertrouwen op des Heeren beloften. O, wat een zalig heengaan! Zóó vroeg in de heerlijkheid te mogen ingaan en daar volmaakt de Drieënigen God zonder zonden te mogen dienen! Mochten er maar veel kinderen gevonden worden, die de Heere vreezen. Wat zegen zou dat in menig huis kunnen zijn! Wat zou twist en verdeeldheid, die nu in vele huisgezinnen heerscht tot smart en verdriet der ouders, wijken, en wat zou het een ander leven geven in de catechisatiën, in de gemeente! Wat zou er veel minder gelogen, kwaad gesproken en gelasterd worden, ook onder de kinderen. Er is nu zo vaak redenen om ons te bedroeven over kinderen van vrome ouders. Aldus schreef Ds. Bos van Aarlanderveen in “De Wekker” van 18 januari 1895.

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor u gelezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's