Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Petrus Datheen 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus Datheen 1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We willen uit het proefschrift van dr. Th. Ruys jr., dat opnieuw is uitgegeven door Den Hertog b.v. te Houten, een en ander aan onze lezers doorgeven. Mogelijk dat daardoor de belangstelling voor dit boek wordt aangewakkerd en velen ertoe worden opgewekt om zich het boek aan te schaffen. Dit boek is van grote betekenis om Datheen te leren kennen. Datheen ondertekende zijn brieven vaak als Petrus Dathenus, dus verlatiniseerd zoals in die dagen de gangbare gewoonte was. Hij heette zeer waarschijnlijk gewoon Pieter Dathen. Van zijn afkomst is niet veel bekend; alleen dat zijn vader ook Pieter heette. We weten niet wanneer hij geboren is. Vermoedelijk is dat geweest in 1531 of daaromtrent. Hij is waarschijnlijk geboren te Mont-Cassel in Vlaanderen, een plaatsje niet ver van de Franse grens.

Hij is in de Roomse religie opgevoed en werd reeds op zeer jeugdige leeftijd naar een klooster te Yperen gezonden. Daar heeft de grote verandering in zijn leven plaats gevonden en heeft hij het eerst het Calvinisme omhelsd. Hoe dat is geschied weten we niet. Wel is bekend dat de hervorming aanvankelijk in Zuid-Vlaanderen en Henegouwen een vruchtbare bodem had gevonden. Dit ging niet aan de kloosterlingen voorbij. We moeten daarin de hand des Heeren opmerken. Weldra maakte de Roomse geestelijkheid zich op om door vervolging en inquisitie, door brandstapel en schavot de steeds wassende invloed van de Reformatie in de Zuidelijke Nederlanden met alle kracht te bestrijden. Ook Yperen was weldra het toneel van bloedige vervolgingen.

Dr. Ruys acht het mogelijk dat de vervolgingen ook medegewerkt hebben om Datheen tot nadenken te brengen en zich te bezinnen over de betekenis van de Roomse religie, waarbij hij was opgevoed.

“Grote opschudding”, aldus dr. Ruys, “zal het zeker, eerst in het Carmelieter klooster en straks ook in geheel Yperen, hebben verwekt, toen bekend werd, dat de monnik Datheen de leer der Reformatie had omhelsd. En het is dan ook een daad van geloofsmoed geweest, dat hij, de spot en de smaad zijner medemonniken trotserend, reeds op 18- of 19-jarige leeftijd openlijk voor zijn overtuiging uitgekomen is, en het kloosterleven heeft vaarwel gezegd. Hierin stemt het oordeel der historieschrijvers overeen, dat het speciaal het Calvinisme is geweest, dat zulk een omkeer in Datheen’s leven heeft gebracht. Te verwonderen valt dit dan ook niet, want immers was het juist in die jaren, dat de leer van Calvijn zich in de Zuidelijke Nederlanden baan brak en talrijke aanhangers won.”

En verder: “Toen nu Datheen de leer der Reformatie had omhelsd, spreekt het vanzelf, dat daarmede tegelijk zijn verblijf in het klooster te Yperen geëindigd was, temeer waar hij nu drang gevoelde ook anderen met dit zuivere Evangelie in kennis te brengen. Hij trad daartoe o.a. op te Kortrijk en te Poperingen en misschien ook in zijn geboorteplaats Mont-Cassel. De vervolgingen evenwel, die vooral door het edict van Karei V om tegen de ketters met kracht op te treden (april 1850) in hevigheid toenamen, noodzaakten ook Datheen het land te verlaten, waarop hij de wijk nam naar het toen ten dage voor de Protestanten nog veilige Engeland.”

Datheen was in Engeland van 1550 tot 1554. Daar regeerde al sinds 1509 de bekende Hendrik VIII. Onder hem kwam de Engelse kerk los van Rome. De koning werd het Hoofd van de Engelse kerk. Dat betekende geen reformatie. De welvaart van zijn rijk boezemde de koning meer belang in dan de bloei van de kerk. En om die reden nam hij dan ook de vluchtelingen, die toen ter tijd reeds de wijk naar Engeland namen, gastvrij in zijn rijk op, niet als vervolgden om den gelove, maar als nijvere werkers, tot een spoorslag voor zijn onderdanen in de strijd de volkeren, zoals A.A. van Schelven zegt.

Hendrik VIII stierf in 1547. Toen werd de minderjarige Eduard VI koning. Onder zijn regering werd de reformatie van de kerk met kracht ter hand genomen. Men zocht steun bij de leiders van de Reformatie in andere landen en nodigde bekende theologen uit om de kerk van Engeland te komen dienen. Velen gaven daaraan gehor, o.a. a Lasco, die veel heeft bijgedragen tot de theologische opleiding van Datheen.

Deze wijdde zich aanvankelijk aan de typografie. Dat lijkt vreemd, maar is het niet “Daar”, aldus dr. Ruys, “immers de typografie toen ter tijde behalve het zetterswerk ook het uitgeven en verspreiden van geschriften omvatte en dus een zekere mate van kennis en ontwikkeling vereiste, werd zij vaak door bestudeerde mannen beoefend, en stond dan ook in hoge ere.”

Al spoedig werd Datheen tot de dienst des Goddelijken Woords beroepen. Hij was toen 18 of 19 jaar oud. Dit beroepen moet worden opgevat als een roepstem om zich onder de leiding van leraars en opzieners der gemeente te bekwamen. Dit is van groot belang geweest voor de theologische vorming van Datheen. Eduard stierf al op 6 juli 1553. Hij werd opgevolgd door zijn Roomse zuster Maria Tudor.

Dr. Ruys schrijft: “De Roomse kerk werd wederom in haar volle glorie hersteld, brandstapel en schavot wederom opgericht en de protestantse religie op alle mogelijke wijze tegengewerkt en onderdrukt. Het spreekt vanzelf, dat het nu ook gedaan was met de gastvrijheid, aan de Vreemdelingengemeente verleend. In groten getale verlieten aanhangers der Reformatie het land der vrijheid, dat voor hen gedurende enkele jaren zulk een rustig toevluchtsoord was geweest.”

Ook Datheen kon niet langer in Engeland blijven. Waarschijnlijk heeft hij zich te Emden gevestigd. “Daar toch vormde zich nu”, zo schrijft dr. Ruys, “na de uittocht uit Engeland, een belangrijk centrum der vluchtelingen, en de brieven, door Datheen in 1557 tot Emden’s kerkeraad gericht, toen hij te Frankfort in grote moeilijkheden verkeerde, tonen duidelijk, dat zijn bekendheid met de broeders aldaar verre van oppervlakkig was. Datheen werd in 1555 te Frankfort beroepen. In Frankfort had de Lutherse partij, evenals in geheel Noord-Duitsland, de macht grotendeels in handen. Toch was de Raad in zijn geheel niet vijandig tegenover de Calvinisten gestemd. Het was vaak slechts een kleine meerderheid van het college, die, onder de invloed der Lutherse predikanten, wist door te zetten, dat de door de vluchtelingen enige malen herhaalde aanvragen, om ook te Frankfort een onderkomen te mogen vinden, door de Raad van de hand gewezen werden. Eindelijk echter slaagde de poging der emigranten. Dat was in 1554. Voorlopig was de vluchtelingen een rustig verblijf in Frankfort verzekerd.

Er kwamen ook vele Hollands-sprekende emigranten uit de Zuidelijke Nederlanden in Frankfort. Het kwam al spoedig onder a Lasco tot de instituering van een afzonderlijke Nederduitse vluchtelingenkerk. Eerst werd Gaspar van der Heyden er als predikant beroepen, die echter bedankte. Toen kreeg Datheen het beroep. Deze nam het aan. Hij werd in het najaar door Marten Micron aan deze gemeente bevestigd.

Weldra zag Datheen in dat hij de last van het ambt niet langer alleen kon dragen. Zijn jeugdige krachten waren tegen de moeilijkheden die er waren nog niet opgewassen. Hij zag uit naar hulp.

Vooral zijn correspondentie met Calvijn geeft ons een belangrijke blik op de positie van Datheen in deze tijd. Calvijn stond bij Datheen in hoge achting. Uit de briefwisseling met Calvijn blijkt ook, dat Datheen in die dagen al een invloedrijke positie innam. De Nederduitse vluchtelingen-gemeente kwam al meer en meer in moeilijkheden te verkeren. De oorzaak daarvan was niet alleen te vinden in de druk van buiten op haar uitgeoefend, maar ook voor een deel bij de gemeente zelf. Het was ook in die dagen niet alles onderlinge vrede, liefde en eensgezindheid.

In 1561 werd aan de vluchtelingen de vrije uitoefening van hun godsdienst verboden. Daardoor werden velen der vreemdelingen genoodzaakt de pelgrimsstaf weer op te nemen en opnieuw hun zwerftocht aan te vangen.

Er werden eerst nog talrijke pogingen aangewend om de Raad te bewegen op zijn besluit terug te komen, maar zonder resultaat. Op 6 februari 1562 werd het raadsbesluit van 23 april 1561 bekrachtigd.

“26 maart 1562 verkreeg Datheen, op zijn verzoek zijn afscheidsbrief als Frankfort’s burger en kort daarop verliet hij, en een zestigtal gezinnen met hem, de stad, binnen welke hij ruim zes jaren geleden tot de dienst des Woords bevestigd was.” Aldus dr. Ruys, blz. 45.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Petrus Datheen 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's