Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SCHRIFTBERIJMINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFTBERIJMINGEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

2.

Kerkgeschiedenis

Voor dit artikeltje putten wij enkele gegevens uit de volgende geschriften: “De men-schelijke gezangen” door Ds. L,H, van der Meiden, “En zij zingen een nieuw lied” door C. van der Waal en “Eenstemmig” (bewerking van het rapport van het deputaatschap voor onderzoek naar het kerkelijk lied, uitgegeven in opdracht van de generale synode der Christelijke Gereformeerde Kerken Amersfoort 1980).

Eerst dus enkele dingen uit “De mensche-lijke gezangen” van Ds. L.H. van der Meiden. Op pag. 7 haalt hij kerkelijke uitspraken aan uit de 16e eeuw die positief de Psalmen voorschrijven voor de eredienst.

Op pag. 9 vinden we het standpunt van Cal-vijn, die zich beroept op Augustinus. Augus tinus had gezegd dat niemand Gode iets waardig zingen kan of het moet het van God Zelf ontvangen hebben. Calvijn, zich hierop beroepend, komt dan tot de conclusie dat er geen betere liederen voor de eredienst zijn dan de Psalmen van David. Als de Psalmen van David gezongen worden, zijn wij zeker, dat God ons de woorden in de mond legt, alsof Hij Zelf in ons zong om Zijn glorie te verhogen. Calvijn koos niet voor ’t vrije lied, noch voor de hymnen van de oude Kerk, maar voor de Psalmen. De Psalmen zijn het van God gegeven liederenboek.

Vervolgens enkele gegevens uit het boekje van C. van der Waal “En zij zingen een nieuwe lied”. Op pag. 13 en 14 schrijft hij over de kerk van de Middeleeuwen. De psalmen waren opgenomen in de liturgieën van de kerken in oost en west. De taal van Augustinus is doordrenkt van taal uit de Psalmen. De geestelijkheid zong de Psalmen in het latijn. Dit doofde echter de liefde tot de Psalmen onder het volk niet uit. Er verschenen sinds het jaar 1000 in Europa heel wat vertalingen van het Psalmboek.

Dit is één van de oorzaken van de belangstel ling voor het boek der Psalmen ten tijde van de Reformatie. Op pag. 15 en 16 wordt de Reformatie besproken. Zakelijk wordt hier hetzelfde weergegeven als we vonden bij Ds. L.H. van der Meiden. Calvijn was voorstander van het zingen van de Psalmen Bovendien wordt op de pag. 17-20 uiteengezet dat volgens een bepaald rooster het gehele Psalmboek werd gezongen. In Genève werd bijvoorbeeld het gehele Psalmboek in de tijd van een half jaar uitgezongen. Langere Psalmen verdeelde men. Vandaar dat wij in lange Psalmen herhaaldelijk het woordje ’pauze’ tussen de couplet ten aantreffen. Ook in de Nederlanden werd vanaf de Reformatie tot laat in de 18e eeuw toe het gehele Psalmboek doorgezongen.

In onze tijd hebben wij een andere gewoonte. Doorgaans worden ’onbekende’ en moeilijk zingbare Psalmen weinig of niet opgegeven in de eredienst. Bekende Psalmverzen die gemakkelijk zingbaar zijn worden herhaaldelijk opgegeven. Van der Waal pleit dienaangaande voor ’t zingen van het gehele Psalmboek. We willen hierbij aantekenen dat dit pleidooi inderdaad stof tot nadenken geeft. Is het wel goed dat bepaalde fragmenten uit het Psalmboek gezongen worden, terwijl een groot gedeelte niet wordt gezongen? Calvijn liet het hele psalmboek zingen.

Tenslotte enkele zaken uit “Eenstemmig”. Ook hier een kort historisch overzicht. Op pag. 27 wordt duidelijk gesteld dat de Oude Kerk grote voorkeur had voor de Psalmen.

Ook wat de Middeleeuwen betreft wordt op pag. 29 geschreven dat de Psalmen een grote plaats bleven innemen. Eveneens op pag. 29 wordt het standpunt van de Reformatie vertolkt. “Op zichzelf is het niet juist om te zeggen dat de Reformatie het zingen van de Psalmen in ere heeft hersteld. Beter is het te zeggen, dat de Reformatie het zingen van de Psalmen door de gemeente hersteld heeft, met name in de volkstaal. De grote liefde voor ’t Psalmboek houdt onmiddellijk verband met de herontdekking van de heerlijkheid van Gods Woord”. Het zich beroepen van Calvijn op Augustinus komt naar voren. De pag. 29-31 tekenen de hoofdlijn van de Reformatie: Psalmen.

Deze lijn kan zich beroepen op Augustinus en Calvijn. “Calvijn heeft met kracht de Psalmen ingevoerd in de erdienst. Hij zegt dat er een groot verschil is tussen de muziek waarmede men de mensen bij de maaltijd en in hun huis verheugt, en de Psalmen, die in de kerk gezongen worden, in de tegenwoordigheid van God en Zijn engelen”. “In de kerk moet niets dan het Woord regeren”. Hasper wijst erop dat Calvijn niet tegen de Lofzangen was. De eerste uitgave van het kerkboek van Calvijn van 1539 bevatte behalve 19 Psalmen de Lofzang van Simeon, de Tien Geboden en het Credo (de apostolische geloofsbelijdenis). De Nederlandse kerken hebben deze lijn gevolgd, afgezien van enkele liederen, die in vrijheid gelaten werden of waarvoor een voorlopige toestemming gold. Verschillende uitspraken van kerkelijke vergaderingen worden aangehaald: Dordrecht 1574: “Aangaande het gewoonlijk gezang, tussen het gebed en de predikatie, O God die onze Vader zijt, etc. dat zal in de vrijheid der dienaren staan te houden of te laten”. “Men zal in de kerken de Psalmen door Petrus Dathenus in dicht gesteld, mitsgaders de andere gezan gen daarbij gesteld, alleen gebruiken, totdat in de generale synode anders besloten zal wezen”. Dordrecht 1578: “De Psalmen Davids, door Petrus Dathenus overgezet, zullen in de christelijke samenkomsten der Nederduitse kerk, gelijk men tot nog toe gedaan heeft, gezongen worden, achterlatende de gezangen , dewelke in de Heilige Schrift niet gevonden worden”.

Middelburg 1581: “De Psalmen Davids zullen in de kerken gezongen worden, latende die gezangen, die men in de Heilige Schrift niet vindt”.

’s-Gravenhage 1586: “De Psalmen Davids zullen in de kerken gezongen worden, latende die gezangen, die men niet vindt in de Schriftuur”. Dordrecht 1618-1619: “In de kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids, de Tien Geboden, het Onze Vader, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen worden. Het gezang ’O, God die onze Vader zijt’ wordt in de vrijheid der kerken gesteld om hetzelve te gebruiken of na te laten. Alle andere gezangen zal men uit de kerken weren, en daar er enige al bereids ingevoerd zijn, zal men dezelve met de gevoeglijkste middelen afstellen”.

In “Eenstemmig” wordt ook nog een andere lijn getekend die ruimer van opvatting was. De gegevens vinden we op pag. 31-33. Maar deze lijn is duidelijk niet de hoofdlijn en kan zich niet beroepen op Augustinus, Calvijn en de kerkelijke uitspraken in Nedderland.

Jammer dat niet naar voren komt in ’Eenstemmig’ wat de reden is geweest tot deze zijlijn. Was ’t niet eerlijk geweest om te vermelden dat hierbij meespeelt een wellicht tijdelijke tegemoetkoming aan mensen met een lutherse achtergrond? Heeft niet meegespeeld dat men deze mensen heeft zoeken te behouden voor de calvinistische reformatie? Als dat zo is, zou dat een bijzonder licht werpen op deze zijlijn. Op pag. 33 van ’Eenstemmig’ wordt nog melding gemaakt van een poging om te komen tot het aanwijzen van “Schriftuurlijke” gezangen, naast de gebruikelijke Lofzangen. Die “Schriftuurlijke” gezangen zouden gaan over Christus’ geboorte, besnij denis, doop. lijden, sterven, opstanding van de doden, hemelvaart en zending des Heiligen Geestes. Deze poging werd vanuit de provincie Utrecht ondernomen waar de remonstranten grote invloed hadden.

Enkele jaren na deze poging heeft de synode van Dordrecht 1618-1619 bepaald dat alleen de 150 Psalmen Davids, de Tien Geboden, het Onze Vader, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon gezongen zouden worden.

Concluderend kan gezegd worden dat uit al wat genoemd is duidelijk een hoofdlijn in de kerkgeschiedenis valt waar te nemen. De oude Kerk, Augustinus, Calvijn en de kerkelijke uitspraken in Nederland hebben gewezen op de Psalmen en de Lofzangen. Op de synode van Dordrecht 1618-1619 is niet tot uitbreiding overgegaan. Vanuit deze hoofdlijn van de kerkgeschiedenis is er geen reden over te gaan tot het zingen in de eredienst van diverse Schrifberijmingen.

Eerlijkheidshalve dient wel gezegd te worden dat er sprake is geweest in de loop van de kerkgeschiedenis van lofprijzingen, hoewel het Nieuwe Testament er niet voldoende duidelijkheid over verschaft of deze inderdaad door de eerste christelijke gemeente in de eredienst gezongen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

SCHRIFTBERIJMINGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's