Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 61.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Toen zond Sanballat tot mij op dezelfde wijze ten vijfden male zijnen jongen, met een open brief in zijn hand.”

Beste jongelui!

Als je voor de jeugd schrijft, ben je in gedachten altijd met de jeugd bezig. Ik word zelf al een daagje ouder, maar kan eerlijk zeggen nog een hart te hebben dat voor jonge mensen klopt. Ik ben natuurlijk ook zelf jong geweest en sta, nu ik oud geworden ben, nog niet boven de jeugd. Ik had en heb een zondig hart, net als alle mensen dat hebben. En al is er in het hart genade verheerlijkt, het zondige bestaan blijft. Wie daarom eerlijk met zichzelf omgaat, kent een ander vanuit zijn eigen leven. Niets menselijks is mij vreemd. En alles wat menselijk is, daar deugt in de grond der zaak niets van. Want de natuur des mensen is een verdorven natuur. Dat wordt met het ouder worden er niet beter op, omdat die aard de mens bijblijft tot aan zijn dood toe. Gelukkig dat de Heere weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Hoe zwak van moed en hoe klein zij zijn van krachten. En, dat zij stof van jongsaf zijn geweest.

Jullie moeten het mij maar niet kwalijk nemen, dat ik even mijn gedachten de vrije loop geef. Want als ik neerschrijf: Hij weet wat van Zijn maaksel is te wachten......dan moet schaamte al weer het aangezicht bedekken. Want zoals dat maaksel zich openbaart, zo is het door de Maker niet voortgebracht. We zijn uit de handen van de Maker “heel goed” voortgekomen. Daar was geen enkel gebrek aan. En als er nu toch staat: Hij weet wat van Zijn maaksel is te wachten, dan moet dat maaksel Hem — en nu spreek ik menselijk — toch wel erg tegenvallen. Want we zijn door Zijn handen voortgebracht om te leven tot Zijn verheerlijking. En dat dat “maaksel” daar nu niet aan beantwoordt, is toch wel een verschrikkelijke zaak. Als Hij met Zijn maaksel zou handelen naar verdiensten, dan zou het van voor Zijn heilig aangezicht moeten worden weggedaan. Doch Hij doet dat niet. En waarom niet? Omdat de Maker van eeuwigheid af al geweten heeft, wat er van terecht zou komen. Zijn maaksel is tegen zijn Maker opgestaan, vrijwillig, moedwillig! Het heeft zich door eigen schuld en dat voor eigen verantwoordelijkheid, in de grootste staat van ellende terecht gebracht. Het is door de val onbekwaam geworden tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. En dat weet de Maker! Dat het zo gesteld is, is niet Gods schuld, doch de schuld van mij en jullie. Wie daar achter komt, gaat het als een Wonder zien, dat God met zulke “ver-maakte, verminkte, geestelijk dode schepselen Zich nog bemoeien wil. Dat Hij over de zodanigen Zich genadiglijk, Vaderlijk ontfermen wil. Zo staat het toch in datzelfde gedeeltelijk geciteerde vers. Jullie kennen dat wel: Geen vader sloeg met groter mededogen, op teder kroost, ooit zijn ontfermend’ ogen, dan Israëls HEER’ op ieder die Hem vreest...... Kijk, daar komt het nu op aan, dat je de HEERE vreest. Hij is dat waard, eeuwig waard! Wij zijn dat verplicht, altijd verplicht! Wie dat gaat beseffen en er achter komt, zo weinig er van terecht brengen, ja, menigmaal het tegendeel te openbaren, die gaat het als een wonder zien, dat de HEERE Zich nochtans over de zodanigen ontfermen wil. Méér dan ooit enige aardse vader dit zou kunnen doen. Als Hij Zich over dat maaksel ontfermt, is dat geen slapheid, of toegeef’lijkheid, zo in de zin van: Nu ja, toe maar, ze zijn nu eenmaal niet anders! Neen, verre vandaar. Dat Hij weet hoe ze zijn, kan Hem krachtens Zijn heiligheid alleen maar in toorn doen ontsteken, en dat moet Hij krachtens Zijn rechtvaarheid op de allerzwaarste manier met straf bezoeken, dat is met de eeuwige dood! En opdat nu Zijn heiligheid en rechtvaardigheid niet te kort zouden komen, daarom heeft Hij Zijn Eniggeboren en veel geliefde Zoon gegeven, Die al het oordeel heeft willen dragen en ook heeft gedragen. En daardoor zijn de onkreukbare deugden van God tot z’n recht gekomen. Daarom kan Hij in ontferming op Zijn maaksel neerzien. Ik hoop dat jullie van deze dingen iets verstaan.

Dat ik daar nu zo even, tussen de regels door, over heb geschreven, komt omdat het woord “jongen” in onze tekst voorkomt. Een jongen doet je natuurlijk aan jongens denken. En ook aan meisjes vanzelf. Want als je een jongen en — of een meisje bent, dan behoor je tot de “jeugd”.

Die jongen in onze tekst kende de vreze des Heeren niet. Dat staat wel vast. Hij was in dienst van Sanballat; en dat was een hater van God en Zijn volk. Het was een hechte onderdaan, ondanks al zijn mooie woorden, van de vorst der duisternis. Zo vader, zo zoon. Zo Sanballat, zo ook die jongen! Het is natuurlijk wel heel erg, om het zo te moeten schrijven. Doch de waarheid gebiedt ons wel, om het zo te doen. Helaas laat het leven van nu, anno 1988, hetzelfde beeld ons zien. Veel jongens en ook meisjes, gaan in het voetspoor van de ouders. Het is een wonder als het anders is.

Die jongen moest een “open brief” naar Nehemia brengen. Wij schreven de vorige keer, dat er dóór de jeugd nog heel wat brieven geschreven worden. “Open brieven”! Ook aan de jeugd. Mogelijk denken jullie: Welke kant wil je nu eigenlijk op? Ja, dat is ook een vraag. Want mijn gedachten vliegen soms alle kanten uit. Je kunt ze alleen niet allemaal tegelijk opschrijven.

Wat de brief op zich betreft, is dit al een zaak, waar we zo heel gemakkelijk overheen lezen.

Wij leven in een tijd dat brieven schrijven, lezen heel gewone zaken zijn. Wij groeien daarbij op. Waar papier vandaan komt, daar denken wij niet aan. Waar een pen vandaan komt, komt als vraag evenmin in onze gedachten op. Doch in de tijd van Nehemia was dit heel anders. Papier was een kostbaar iets. Uit de aard der zaak van een geheel andere samenstelling dan wij het kennen. Het zal in dit geval mogelijk wel perkament geweest zijn. Hoewel er toen ter tijd ook wel geschreven werd op stukken gebakken klei. Wie over al deze dingen, zoals ze toen ter tijd gebruikelijk waren, wel eens iets gelezen heeft, komt onder de indruk van de ontwikkeling die al deze zaken in de loop der jaren gemaakt hebben. Lezen was ook een zaak, die de meeste mensen niet konden. Het was maar enkelen gegeven de kunst van het lezen te bezitten. De massa was gewoon an-alfabeet. Men kon geen letter lezen. Bij de heidenen komen deze dingen nog voor.

De kunst van het schrijven en lezen is van geweldige betekenis. En dan wel naar twee kanten. Je hebt “heilige geschriften”. Dat zijn de bijbelboeken. God heeft “jongens” (kinderen van Hem) gebruikt om ze te schrijven. Zij worden ook door “jongens” (knechten van Hem) weggebracht, verspreid onder alle volken. Ook onder ons. Die heilige geschriften zijn allemaal “open brieven”. Dat is een wonder, echt wel de moeite waard om er over na te denken. Want deze “open brieven”, toegankelijk voor jong en oud, hebben tot inhoud alle zaken, die gekend moeten worden om zalig te worden. Velen nemen daar in het geheel geen notitie van. En als men het al doet, dan moet helaas van velen gezegd worden, dat de inhoud hen maar matig, of in het geheel niet interesseert. Dat is natuurlijk een heel slechte zaak, als dit het geval is. Een heel beledigende zaak voor God, Die Zijn “open brieven” (de bijbelboeken), de mensen geeft. De oorzaak van de ongeïnteresseerdheid is gelegen in de aangeboren blindheid, die elk mens van nature eigen is. Wanneer de ogen geopend worden, dan wordt het anders. Dan wordt verstaan: Het is Gods getuigenis, Dat eeuwig zeker is. En slechten wijsheid leert. Gods “open brieven” worden dan met “open armen” ontvangen en krijgen een plaats in “open harten”. Dat zijn harten die acht gaan geven op datgene wat hun gezegd wordt omtrent God, de mens en de weg der zaligheid, Die niemand anders is, dan Jezus Christus, Die van Zichzelf gezegd heeft: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. En niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Doch een zodanige inhoud had de brief, die deze jongen bij Nehemia bracht niet. Heel veel brieven hebben helaas, ook in 1988 deze inhoud niet. Ik denk dan aan allerhande “onheilige geschriften”, die als “open brieven” onder het volk worden verspreid. Je schrikt soms van wat er ongevraagd in je brievenbus wordt gestopt. Je ziet ze voor de etalages in allehande boekwinkels liggen. Het zijn stapels brieven. Hele boeken, Goddeloze boeken, met een zinnenprikkelende inhoud. Verlucht met foto’s en al. Geheimen zijn er niet meer. De meest tere zaken, die op zichzelf zelfs nog heilige zaken zijn (ik denk aan de voortplanting van het menselijk geslacht en alles wat daarmede annex is) worden op de meest goddeloze manier in het openbaar ten toon gesteld. Het gebeurt niet alleen door “open brieven”, “open boeken”, maar ook door “open kijkkasten van de duivel”. Zo werd vroeger door prof. Wisse de T.V. genoemd. En in veel gevallen is dat zonder meer de waarheid. Het goed wat er z.g.n. nog doorkomt, is op geen enkele manier een bedekking of verontschuldiging voor het kwade. En het kwade wordt gegeten als “koek”.

“Open brieven”. Er zitten twee kanten aan, zo schreven zij. God werkt er mee. Het zijn “heilige geschriften”. De duivel werkt er ook mee. Het zijn “onheilige geschriften”. De eersten zijn bedoeld ten leven. De anderen zijn gericht op het eeuwige verderf.

Waar gaat ons hart naar uit? Een belangrijke vraag, dacht ik zo aan het eind van dit artikel. Geef er je zelf eens eerlijk een antwoord op en laat je hart een “open brief” zijn voor God, zo in de geest van die dichter, die zei:


Beproef vrij, van omhoog,
Mijn hart, dat voor Uw oog,
Alwetende, steeds open lag.
Doorgrond mij, toets mijn gangen.
Gij kent al mijn verlangen;
En stel mijn oogmerk in de dag.


Ps. 26:2.

Nog één zaak. Jullie hebben natuurlijk allemaal zaterdag 10 sept. in je hoofd. We hebben dan een “open dag” in Kampen. Een ontmoetingsdag, waar iedereen hartelijk welkom is, die het Pand met ons zoekt te bewaren. Met het “Pand” wordt niets anders bedoeld dan de “Open brief” van God. Jullie zullen begrijpen dat het toch wel de moeite waard is om die te lezen. Met andere woorden: om te luisteren, naar wat er dan gezegd zal worden. Tot ziens!

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's