Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bekering

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

Waar brengt het?

Wij hebben gesproken van overtuiging en berouw. Overtuiging is niet genoeg. Berouw is niet altijd echt. Daarom is de grote vraag: waar brengt het? Komt u ermee bij de Heere?

Dat is immers niet vanzelfsprekend. Kaïn en Saul bijvoorbeeld. Kaïn was wel overtuigd van zijn zonden. Maar hij kwam er helaas niet mee bij de Heere. We lezen immers, dat hij zegt: mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde. (Gen. 4:13). Dat wil zeggen, hij vond zijn misdaad te groot. Hij vroeg niet om vergeving. Hij bleef van de Heere weg. Wat is dat erg. Hij vluchtte weg; van Gód af. We hebben ook Saul genoemd. Bij tijden wist Saul dat hij gezondigd had. Hij was er niet gelukkig mee. In plaats dat hij de Heere zocht, ging hij naar een waarzegster. Het is dan ook slecht met hem afgelopen.

Er kan overtuiging zijn en (enig) berouw. Waar brengt het ons? Blijf toch niet van de Heere weg. Hij nodigt zondaren. De Heere Jezus Christus zegt: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Dat is Zijn werk. Daar is Hij juist voor gekomen.

In het Oude en Nieuwe Testament gaat de nodiging uit. Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer. (Jes. 45 :22). Wat is het dan vreselijk ons van God af te wenden. Net als een Kaïn of een Saul.

Bekering is niet alleen overtuiging en berouw, maar ook roepen tot de Heere. Met de tollenaar: o God! wees mij zondaar genadig. Denk maar aan de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar (Luk. 18 : 9-14). De tollenaar kwam tot de Heere. De farizeeër eigenlijk niet.

De farizeeër was wel zeer godsdienstig. Hij had de naam. Hij dankte de Heere overvloedig, dat hij niet was als die tollenaar. Hij kwam niet echt tot de Heere. Hij boog niet voor Hem. Maar hij was ingenomen met zichzelf.

Dat was de tollenaar niet. Hij wist, dat hij niet voor God bestaan kon. Hij riep om genade. Daar moest hij het van hebben. Hij ging er niet van uit, dat die genade voor hem was. Hij had er helemaal geen recht op. Toch komt hij tot de Heere. Hij weet, dat er (alleen) bij God genade is. “Bij U is vergeving.” (Ps. 130). Daar hoopt hij op, en daar bidt hij om. “O God! wees mij zondaar genadig.” Hij kan het zelf nooit meer goed maken. Hij heeft de Heere nodig.

Gelukkig als wij daar gebracht worden - dat wij de Heere nodig krijgen. Een mens kan zo lang bij God vandaan blijven.

Al heeft hij een vaag begrip, dat alles niet helemaal in orde is, tussen God en zijn ziel. Al is hij min of meer overtuigd van zijn zonde. Toch meent hij het zelf nog wel goed te kunnen maken. Hij kan dat jarenlang volhouden. Net zo lang, totdat de Heere hem erbij bepaalt, dat al zijn gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Als vodden, die je weggooit. Dus al zijn beste werken, pogingen; zijn ijver, zijn vroomheid is verwerpelijk. Dit alles schiet hopeloos tekort.

Hoe was het, tijdens de omwandeling van de Heere Jezus op aarde? Vrome, godsdienstige mensen hadden er geen erg in, dat hun eigen gerechtigheid zo tekort schoot, en weggeworpen moest worden. Ze beseften niet, dat zij zelf verloren waren. Dat zij zelf bekeerd moesten worden. Een Borg en Zaligmaker hadden zij niet nodig.

Het is het werk van de Heilige Geest, om te overtuigen van onze verlorenheid in onszelf. Hoe meer Hij Zijn werk verdiept, hoe meer wij ons bewust worden van onze hopeloze toestand. Dat is onmisbaar.


Wie vlood er ooit naar Jezus heen,
als niet zijn eigen hoop verdween?


Zijn we daar al eens gebracht? Gelukkig als u al minder overhoudt. Ja, niets overhoudt, en de Heere Jezus Christus nodig krijgt. Wij moeten het hebben van Gods genade in Christus. Van Zijn barmhartigheid. Al het andere kan ons niet redden.

Al onze prestaties, verdiensten en eigen gerechtigheid vallen weg. Wij kunnen onszelf niet verlossen. Wij moeten wanhopen aan onszelf en hopen op Gods genade in Christus. Wij kunnen niets verdienen. Wij moeten het verwachten van wat een Ander verdiend heeft: de Heere Jezus Christus.


Jezus, niet mijn eigen kracht,
Niet het werk door mij volbracht,
Niet het offer dat ik breng,
Niet de tranen die ik pleng,
Schoon ik ganse nachten ween,
Kunnen redden, - Gij alleen!


Zo komt er plaats voor de Heere Jezus Christus. Er komt een diepe behoefte aan Hem. Door het werk van de Heilige Geest. Hij maakt u arm. En Hij bepaalt u erbij, dat Christus gekomen is, juist voor zulke arme, verloren zondaren. Aan armen wordt het evangelie verkondigd. (Matth. 11 : 5). Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden. (Luk. 1: 53).

De Heere Jezus Christus schenkt bekering en vergeving van zonden. Dat zijn gaven van Hem. (Hand. 5 : 31). Daar kunnen we nooit genoeg oog voor hebben. Hij schenkt een nieuw leven.

Zuidland,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Bekering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's