Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Handoplegging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Handoplegging

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

In de kerkorde art. 4 gaat het over de toelating tot het ambt van dienaar des Woords.

Duidelijk wordt aangegeven wat vereist wordt voor de toelating tot de dienst des Woords en der sacramenten van hen die dit ambt nog niet hebben bekleed. Ten eerste: de beroeping welke onder aanroeping van de Naam des Heeren geschieden zal door de kerkeraad na verkiezing door de gemeente en in kerken met niet meer dan één dienaar ook met advies van de hiertoe door de classis aangewezen consulent, met inachtneming van de regeling door de kerkeraad vastgesteld en van de kerkelijke bepaling, dat niemand mag worden beroepen, die niet vooraf door het curatorium van de Theol. Hogeschool of volgens art. 8 K.O. beroepbaar is gesteld. Ten tweede: het examen, dat zowel de leer als de wandel betreft en dat wordt afgenomen door de classis ten overstaan van de meerderheid van de gedeputeerden van de particuliere synode. Ten derde: de approbatie van de leden der gemeente welke daarin bestaat, dat geen wettige bezwaren tegen de beroeping worden ingebracht, nadat deze op twee opeenvolgende zondagen aan de gemeente is bekendgemaakt. Ten vierde: de openlijke bevestiging die plaats heeft in de dienst des Woords met gebruikmaking van het daartoe gestelde formulier en met de oplegging der handen door de dienaar die de bevestiging verricht, aan welke handeling ook kan worden deelgenomen door andere predikanten die bij de bevestiging tegenwoordig zijn.

De kerk beweegt zich zo geheel in de lijn der reformatie. Ambt en gemeente werden door de reformatie weer Bijbels belicht en gesteld. Dit kon ook niet anders, want waar het Woord van de Heere centraal staat en het ’zo zegt de Heere’ wettig is, daar moet gehandeld worden naar het Woord van de Heere. Nu die lust en die gezindheid wordt bemerkt in de dagen van de reformatie. En wel heel bijzonder wordt dit ontdekt bij Calvijn. De gemeente werd niet meer gezien als een stel leken, maar als een mondige gemeenten. Het bijbels recht van de gemeente en de Goddelijke gave aan de gemeente werd erkend en gesteld. Calvijn heeft zie fel verzet tegen de rooms-katholieke heerschappij, de bisschoppelijke hiërarchie. Duidelijk heeft Calvijn vanuit de Schrift aangegeven, dat Christus Hoofd is van Zijn Kerk. In de hemel en op aarde. En dat niet het kerk-woord het voor het zeggen heeft in de kerk, maar Christus door Zijn Woord en Geest. En naar dat Woord dient geluisterd en gehandeld te worden. De ambtsdrager moet buigen voor het gezag van het Woord van de Heere en in zijn arbeid, in zijn beleid het Woord aan het Woord laten. Vanuit de Schrift werd ook aangegeven dat er in de kerk drie ambten moeten zijn: het leer-, het regeer- en het dienambt. En geen aanstelling van bovenaf, maar verkiezing door de gemeente. Dus de gemeente werd volledig bij het ambt betrokken. De gemeente werd zo vrijgemaakt van de roomse kerk- en ambtsleer. Maar de reformatoren hadden nog op een ander front te strijden. De doper-sen roerden zich. Zij lieten van zich horen en hadden een behoorlijk aantal volgelingen. Het ambt en de uiterlijke prediking werden door hen veracht. Scherpe uitspraken laat Calvijn horen: “Het zijn de dweperse mensen, die dromen, dat het kinderen zijn die nog gebonden worden aan het lezen van de Schrift en het horen van het Woord.” Alsof niemand geestelijk was dan de verachter van de leer. Zij verachten hoogmoedig de dienst van mensen, ja ook de Schrift zelf, om de Geest te verkrijgen. Vervolgens, wat de duivel hen aan waanzin heeft ingegeven, verkopen zij als verborgen openbaringen van de Geest. “Hoe ongeleerder iemand is, zoveel te meer is hij door hoogmoed opgeblazen en gezwollen”.

In zijn kommentaar op Jesaja 54 : 13 schrijft Calvijn: “De Heilige Geest onderwijst alleen hen, die zich onderwerpen aan de ambtelijke bediening van de kerk en daarom zijn zij discipelen van de duivel en niet van God, die de orde verwerpen die Hij heeft ingesteld”. Het is nodig vandaag te luisteren naar de woorden van de mannen, die de Heere rijk bedeeld heeft met Zijn Geest en tot die mannen behoort zeker Calvijn. Het getuigt van geestelijke hoogmoed, wanneer de geschriften van Calvijn zo terzijde geschoven worden en men meent meer licht en inzicht te bezitten. Heil de kerk, die wenst te gaan in het Bijbelse spoor levend bij het Woord der waarheid en zich verdiepend in alles, wat de Godvrezenden hebben gevonden in het Woord van de Heere waarin zij de kerk hebben teruggebracht bij Gods Woord. Nu voor ons onderwerp denken we bijzonder aan de bijbelse ambtsgedachte, toegespitst op het ambt van dienaar des Woords. Het bekleden van dit ambt vindt plaats in een wettige weg. Alleen hij is dienaar naar de Schrift, die kent een inwendige en een uitwendige roeping. Die onderscheiding wordt terecht door de gereformeerde traditie gemaakt. En onder die inwendige roeping wordt dan verstaan: volstandige begeerte naar het ambt, kapaciteiten, en persoonlijke instelling. De uitwendige roeping betrekt men op de beroeping door een gemeente. In het formulier staat daarom “gevoelt gij in uw hart, dat gij wettiglijk van Gods gemeente en mitsdien van God Zelf tot deze heilige dienst geroepen zijt?”

’s Heeren geroepen dienaren hebben weet van de inwendige en uitwendige roeping. Ze hebben ook weet van zelfbeproeving voor ’s Heeren aangezicht. En bestrijdingen zijn hen niet onbekend. Daarvan heeft een indringer geen last. Voor een geroepene is de uitwendige roeping ook een wonder Gods.

Wie ben ik, dat de Heere mij laat werken. De zekerheid van de roeping des Heeren en te moeten te mogen arbeiden in een gemeente sterkt op de weg. In strijd en nood kan erover gesproken worden met de Heere. Tot de Heere kan gezegd worden: “Heere, Uw wil is het hier te werken. U wees mij de weg en U gaf op die weg tekenen”. Eén van die zichtbare tekenen is de handoplegging. Die handoplegging vindt plaats bij de bevestiging van een kandidaat. De bevestiger legt dan de rechterhand op het hoofd. Dit gebeuren vindt maar eenmaal plaats, vandaar dat men het niet ziet, wanneer een predikant in een gemeente bevestigd wordt. Nu, dit eenmaal gebeuren heeft een betekenis, zelfs betekenis voor heel de ambtelijke loopbaan. Dienaar en gemeente moeten zich dit bewust zijn en blijven. Waarom? Dit is de moeite waard om nader na te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Handoplegging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's