Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden”.

Het is niet aan Jozef of Maria overgelaten om hun Kind een naam te geven. Die naam komt uit de hemel. God Zelf heeft door Zijn engel aan Jozef de opdracht gegeven het Kind van Bethlehem de naam Jezus te geven.

Die naam kwam meer in Israël voor. Onder het Oude Testament, in het Hebreeuws is die naam Jozua. Twee Jozua’s zijn ons heel bekend.

De een was de opvolger van Mozes. Hij bracht Israël, het volk van God, uit de woestijn in Kanaän.

De andere, de hogepriester, bracht met vorst Zerubbabel Israël vanuit de ballingschap in Kanaän.

Daarom, vanwege wat ze deden, noemen we hen typen, afbeeldingen, afschaduwingen van de Heere Jezus. Reeds onder het Oude Testament openbaarde Zich de Heere Jezus. Vanuit de tempeldienst en vanuit personen werd reeds duidelijk wat Zijn werk zou zijn. Onze namen zeggen niets over onszelf. Een jongen kan Andree heten. Die naam betekent moedig. Maar die jongen kan net tegenovergesteld zijn.

De naam Jezus is niet slechts vol betekenis; die naam geeft aan wie Hij is en wat Hij is. De hemel zelf verklaart de naam. God Zelf zegt wie en wat het Kind van Bethlehem is. Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden. Zou het Woord het niet hebben opgeklaard wie dat Kind is, wij zouden het tot vandaag toe niet geweten hebben. Nu mogen wij het weten: het Kind is Zaligmaker. Dat wil zeggen: Het brengt uit de diepte der verlorenheid in de hoogte der heerlijkheid, in het hemelse Kanaan, in het Vaderhuis.

Neen - niet alle mensen. Niet een open aantal. Ook niet in zoverre mensen geloven zullen. Er staat: Zijn volk.

Met dat volk wordt bedoeld het volk van Gods welbehagen, het volk van Gods verkiezende liefde, het volk dat door God van eeuwigheid verkoren werd om zalig te worden. En in de eeuwigheid, vóór de grondlegging der wereld, in de Raad des vredes, heeft de Heere Jezus op Zich genomen om dat volk zalig te maken. Dat volk maakt Hij zalig, niet één meer, niet één minder.

’t Is niet te ontkennen, dat mensen het daar moeilijk mee hebben, ’t Blijkt soms dat mensen erdoor verstrikt worden in de strikken van de duivel. Tot dezulken zou ik willen zeggen: hebt u al eens geleerd, dat God u rechtens voorbij kan gaan?

We moeten toch niet gaan doen alsof God, als we verworpen worden, ons zo maar verwerpt! Verwerping staat altijd in verband met onze schuld, is daarom nooit zo maar. In de tweede plaats zou ik willen zeggen: indien er nu eens geen verkiezing zou zijn, als het zalig worden ten diepste van ons zou afhangen, wie zou dan zalig worden? De Schrift zegt zo heel duidelijk, dat er niemand is die kan, we liggen midden in de dood, en dat er niemand is die wil, ons vlees staat in vijandschap tegenover God en tegenover Christus.

Dat er nu is eeuwige verkiezing, verkiezing gegrond niet op iets van de mens, maar gegrond op het welbehagen, op het Vaderhart van God, dat maakt het zo groot en zo ruim. Daarom worden zondaars, hoe onmachtig en hoe onwillig ook, zalig. Zou het gaan om iets van ons dan is er inperking, dan is het Evangelie geen Evangelie meer. Dan moeten we zeggen: wie kan dan zalig worden?

Mensen kunnen zeggen: ik zou weleens willen weten of ik ook tot dat volk behoor. Dat behoort echter tot de verborgen dingen. Begrijp mij goed: ik bedoel niet dat de Heere het wonder van de eeuwige verkiezing voor Zijn volk verborgen houdt. Ik wil alleen maar zeggen: u moet er niet mee beginnen. Dan wordt het rijke ervan ons tot een valstrik door de duivel gespannen. De Schrift zegt ons, dat de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen. En naar de geopenbaarde wil van de Heere heeft God geen lust in de dood van de zondaar, maar lust in z’n eeuwig leven. Zo geeft de Heere Zichzelf te kennen door Zijn Woord.

Daar in de kribbe van Bethlehem ligt de Zaligmaker, de van God gegeven Zaligmaker. De grootste gave die God ooit kon geven. Zijn eniggeboren Zoon! In dat Kind ziet u al Gods liefde, al Gods barmhartigheid.

O zeker - die naam Jezus, Zaligmaker zegt ons zo heel duidelijk, dat we gered, verlost, gezaligd moeten worden. Die naam Jezus zegt ons dat we verloren liggen, zo verloren dat we alleen behouden kunnen worden door Hem. Er is onder de hemel geen andere naam gegeven, waardoor wij moeten zalig worden.

Kijk - heeft de Heilige Geest ons daar al aan ontdekt? Zijn de ogen daarvoor open gegaan? Leren we zien dat we midden in de dood liggen, zonder God, zonder leven, zonder vrede, zonder hoop, onder de vloek en de toorn van God, en straks naar het rechtvaardig oordeel de eeuwige dood, de eeuwige rampzaligheid?

Of zijn de ogen daarvoor gesloten? Gaan we vanwege onze blindheid aan onze diepste nood voorbij? Of hebt u nog hoop dat u uzelf kunt zaligmaken? Leeft u bij uw gerechtigheden? Hoopt u dat u God kunt verzoenen? Leeft u bij uw ernst, bij uw rechtzinnigheid, bij uw voornemens?

Dat u sterve aan al uw vleselijke verwachtingen.

Daar in de kribbe ligt de van God gegeven Zaligmaker. Welgelukzalig die niet meer zichzelf kan zaligmaken, maar die gezaligd moet worden. Dat Kind ziet geen rijken aan, maar heeft ze in hunne waan gans ledig weggezonden.

Daar bij de krib is plaats voor arme, verloren zondaars. Ze worden niet weggezonden. O neen - ze worden zalig gemaakt. Dat Kind maakt zalig, geheel en al!

Dat is nu Kerstfeest, echt Kerstfeest, waarlijk Kerstfeest.

Dat Kind neemt al de vloek en al de toorn over.

Vanaf Zijn geboorte ligt het verdoemelijk voor God. Zonder zonde, maar tot zonde gemaakt. Geboren om aan het vloekhout op Golgotha neder te dalen ter helle, te komen in de totale Godsverlating.

Daar bij de krib voor neerknielenden door dat Kind een open hemel: Gods vriendelijk aangezicht, dat vrolijkheid en licht geeft. Door dat Kind de vrede met God. Door dat Kind de Rechter tot Vader.

Dan de verwondering, de verbazing, en de aanbidding.

Dit Kerstfeest geeft slechts één lied.

De lofzang Gode!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Kerstfeest

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 december 1988

Bewaar het pand | 4 Pagina's