Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 58.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 58.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kennis van God de Verlosser in Christus Het tweede boek van de Institutie van Calvijn handelt over: “de kennis van God de Verlosser in Christus”. Het komt erop aan dat verloren mensen hun verlossing zoeken in Christus. Maar zal men daartoe komen, dan is het noodzakelijk dat hij zich bewust wordt van zijn diepe val in Adam. Vandaar dat Calvijn dit tweede boek begint met een hoofdstuk dat handelt over de érfzonde: Daardoor leert hij verstaan dat hij beroofd is van zijn vrije wil en een slaaf geworden is van de duivel en de zonde. Zo leert hij alle hoop op zélfverlossing verliezen en begint zijn verlossing te zoeken in Christus, Christuskennis zonder zelfkennis heeft geen waarde voor de eeuwigheid.

Zelfkennis

Het spreekwoord “ken uzelf” was reeds bekend bij de oude Griekse filosofen.

Gebrek aan kennis als een schande. Domheid onder de mensen als een schande. Domheid en onkunde strekken ons niet tot eer. Dat geldt wel heel bijzonder met betrekking tot de zelfkennis.

Daarbij moeten we wel tegelijk bedenken hoe wij die zelfkennis gebruiken. In dit opzicht hebben velen gedwaald. Wijsgeren uit alle eeuwen hebben als doel van de zelfkennis gesteld: dat de mens zijn eigen waardigheid en voortreffelijkheid zou kennen. “Zij willen niet dat hij iets anders in zich waarneemt dan dingen, waardoor hij van ijdel vertrouwen opzwelt en zich opblaast van trots“.

Wij moeten echter allereerst nagaan wie wij geweest zijn toen God ons schiep naar Zijn beeld: “de grote adel van onze afkomst, die ons onderscheidt van de redeloze dieren”.

Hoe groot moet de voortreffelijkheid van onze natuur zijn geweest als God ons na onze val nog zoveel schone gaven heeft overgelaten.

Hierbij is te bedenken dat alles wat wij nog bezitten niet van onszelf is maar ons uit genade door God geschonken is: “Opdat wij altijd van Hem zouden afhangen”. Niet alleen moeten wij onze volmaaktheid bij de schepping bedenken, maar ook onze jammerlijke toestand na de val van Adam. Die zelfkennis zal ons met schaamte bedekken en in waarheid verootmoedigen.

Uit deze zelfkennis ontstaat: “een haat jegens en een mishagen in onszelf en een ware ootmoedigheid en wordt een nieuwe ijver aangewakkerd om God te zoeken, in wie ieder die goederen mogen herwinnen, waarvan wij geheel en al ledig en ontbloot bevonden worden”. De bedoeling is duidelijk: de door Gods Geest gewerkte zelfkennis vernedert de zondaar voor God en maakt hem afhankelijk van de verlossende genade Gods in Christus.

Blinde eigenliefde

Gods Woord schrijft ons de zelfkennis duidelijk voor: “Een kennis die ons vér wegroept van alle vertrouwen op eigen vermogen en ons, verstoken van elke stof tot roemen, leidt tot nederigheid. Calvijn is er zich van bewust dat een dergelijke zelfkennis de mens in het geheel niet aangenaam is. Het is een veel aangenamer gevoel onszelf onze rijkdom in te beelden dan onze jammerlijke armoede in te leven: “Want er is niets, waar de menselijke aard meer naar streeft dan gestreeld te worden door vleierij”. Eenvoudig gezegd: wij laten ons liever van onze goedheid dan van onze verdorvenheid overtuigen. Wij willen graag dat onze gaven geprezen worden. “Want daar over alle stervelingen een dooien door blinde eigenliefde ingeboren is, maken ze zichzelf gaarne wijs, dat niets in hen is dat met recht gehaat moet worden“. Allerwege wordt geloofd dat de mens zichzelf ruimschoots voldoende is om goed en gelukkig te leven.

Sommigen stellen zich iets bescheidener op en erkennen dat de mens Gods hulp er wel bij nodig heeft om tot een gelukkig leven te komen. Zij maken echter de verdeling zodanig dat de voornaamste stap tot roem en vertrouwen aan de méns zélf wordt toegeschreven. Dat is de trots die welig tiert in ons binnenste.

Mensen laten zich in dit opzicht graag door lovende woorden van anderen “kittelen”. Hoe milder iemand de voortreffelijkheid van de menselijke natuur door loftuiting verheerlijkt, met des te groter toejuiching wordt hij door mensen ontvangen. Het gevolg is dat hij in zichzélf gaat berusten en niet in Gods genade.

De optimistische voorstelling van de menselijke natuur verstrekt hen veel genot! Echter hoe misleidend is die voorstelling. Ze voert degenen die met haar instemmen naar een ellendig verderf.

Hoewel de mens al spoedig ontdekt dat het steunen op zijn eigen mogelijkheden op allerlei manieren mislukt, gaat hij er toch, als God het niet verhoedt, onbekommerd mee door totdat hij zich in het verderf stort.

Dat is de toekomst van hen, die vertrouwen dat ze iets vermogen in eigen kracht. Conclusie: “Indien dus iemand luistert naar dergelijke leermeesters, die ons slechts bezig houden met het overwegen van onze rijkdom, zal hij geen vorderingen maken in zelfkennis, maar tot de allerslechtse onwetendheid worden meegesleurd”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Laus Deo 58.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's