Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 63.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 63.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wortel en de verrotte takken

De hemelse Rechter Christus leert ons dat álle mensen slecht en zondig geboren worden: Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees, Joh. 3 : 6.

Daarom, zegt Calvijn, is de deur des levens voor allen gesloten totdat men wedergeboren wordt. Reeds de kerkvaders hebben zich de vraag gesteld op welke wíjze de verdorvenheid van Adam zich voortplantte in zijn nageslacht. Men stelde het weleens zo voor dat de ziel van de zoon als een lóót ontstaat uit de ziel van de vader. De ziel werd als het ware als een bepaalde substantie voorgesteld die overgedragen werd op de kinderen. Een substantie waarin de verdorvenheid van Adam zetelde en zijn nageslacht door voortplanting besmette.

Calvijn maakt zich niet druk om zulke bespiegelingen. Hij wil niet wijzer zijn dan de Openbaring Gods die over het hóe van de voortplanting van Adams verdorvenheid terughoudend is. Daarom: “Wij moeten daarmee tevreden zijn, dat de Heere de gaven, die Hij aan de menselijke natuur heeft willen toedelen (n.l. wijsheid, macht, heiligheid, waarheid en rechtvaardigheid v.d.m.), bij Adam is bewaring gegeven heeft. Dat hij dus, toen hij die ontvangen gaven verloren, ze niet alleen voor zichzélf, maar voor ons allen verloren heeft”.

In Adam is de gehéle menselijke natuur van haar sieraden beroofd. Of anders gezegd: Door Adams val “zijn uit een wortel, die verrot is, verrotte takken voortgekomen, die hun verrotting overgebracht hebben op andere twijgjes, die uit hem voortkwamen”.

Want de kinderen zijn in de vader op die wijze verdorven, dat ze ook de kleinkinderen besmetten; dat wil zeggen, dat het begin van het bederf zó in Adam geweest is, dat het door voortdurende uitvloeiing van de overigen op de volgenden overgegoten wordt”. Terecht merkte Calvijn nog op dat de voortgaande besmetting van ouders op kinderen niet gebeurt via de substantie van het vlees of de ziel. De zonde zit niet in het lichaam of de materie in het algemeen, maar het was een Goddelij ke ordinantie dat Adam de gaven die God hem geschonken had voor al zijn nakomelingen kon behouden én verliezen. Bij Goddelijk vonnis verliest Adam en in hem het hele mensengeslacht het sieraad van het beeld Gods.

Vrome ouders en verdorven kinderen

De Pelagianen achten het niet waarschijnlijk dat kinderen van vróme ouders hun verdorvenheid overnemen. Plet ligt volgens hen meer voor de hand dat zulke kinderen door de zuiverheid van die ouders geheiligd worden. Kernachtig antwoordt Calvijn hierop: die kinderen stammen niet af van de gééstelijke wedergeboorte maar van vléselijke voortbrenging. In zijn belangrijke werk over de erfzonde tegen Pelagius en Caelestius schrijft Augustinus dat alle ouders, hetzij bekeerd of onbekeerd schuldige kinderen voortbrengen. “Daarom brengen, hetzij een ongelovig schuldige, hetzij een vrijgesproken gelovige géén van beide vrijgesprokenen voort, maar schuldigen; want ze brengen voort uit een zondige natuur”.

Met andere woorden: de vrijspraak die door het geloof het deel is van vader of moeder, of beiden, kan niet verhinderen dat hun kinderen in zonde ontvangen en geboren worden. Wij zouden zeggen: genade is geen erfgoed. En hoe is het dan als kinderen in dezelfde genade delen als die ouders? Dan is dat vanwege bóvennatuurlijke genade. Die hebben ze niet geërfd van hun ouders maar ontvangen uit de volheid van Christus. Dus: “dat de kinderen in enig opzicht deel hebben aan hun heiligheid (d.i. de heiligheid van hun ouders) is een bijzondere zegen van Gods volk die niet belet, dat die eerste algemene vervloeking van het menselijk geslacht voorafgaat. Want uit de natuur is de schuld; de heiligmaking echter uit de bóven-natuur-lijke genade”.

Institutie II, I, en 7.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1989

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Laus Deo 63.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1989

Bewaar het pand | 4 Pagina's