Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 75.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Als nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israëls in hunne steden waren, zo verzamelde zich al het volk als een enig man op de straat voor de waterpoort, en zij zeiden tot Ezra, de schriftgeleerde, dat hij boek wet van Mozes zou halen, die de HEERE Israëls geboden had”.

Beste jongelui!

In de hoofdstukken die we tot nu toe met elkander hebben overdacht, trad steeds Nehemia op de voorgrond. Hij is de man geweest die de herbouw van de muren van Jeruzalem, als een middel in Gods hand, georganiseerd heeft. Hij had daarbij de leiding. En Gods goede hand geleidde hem. Hij kreeg verstand in alle dingen.

Doch het koninkrijk Gods is niet afhankelijk van slechts één mens. God heeft er meerderen in Zijn dienst. Dat komen we in hoofdstuk 8 aan de weet. Want daar worden we gekonfronteerd met de schriftgeleerde-pries-ter Ezra. Er is in de bijbel een boek dat zijn naam draagt. Daar staat in het bijzonder beschreven, wat zijn aandeel geweest is in het leven van het volk Israël, ook wat de wederkering van dat volk betreft, uit de ballingschap. Hij heeft niet naast Nehemia gewerkt, doch hij heeft met hem samengewerkt. Doch een ieder kende zijn eigen plaats in het leven. Dat is gelukkig. Zo behoort het er ook nu nog naar toe te gaan.

Er zijn meer mensen, die een plaats hebben in de dienst van het koninkrijk Gods, dan, laat ik zeggen, alléén maar de dominees. Er zijn ook geleerden, professoren, die predikanten opleiden. Er zijn ook ouderlingen en diakenen, die allen een eigen plaats hebben in het koninkrijk Gods. God kan ze allemaal gebruiken. Gelukkig als ze niet tegen elkaar inwerken, doch als ze, onder de leiding des Heeren, mogen samenwerken.

Als het over samenwerken gaat, in het jaar 1989, dan ontbreekt er nog al eens wat aan. Ik wil daar nu niet in de brede over uit gaan weiden, want de kerkelijke verdeeldheid spreekt ten deze boekdelen. De kerk die een eenheid zou moeten zijn, vertoont het beeld van een hopeloze verdeeldheid. Althans zo is het voor het “aanzien der ogen”. In het oog van God is de eenheid er wel. Want dan is het slechts één kudde, onder één Herder. Dat heerlijke beeld, zoals het in werkelijkheid in de ogen Gods is, zal eenmaal in de hemel voor aller oog tot openbaring komen.

Daar is natuurlijk de verdeeldheid, die er nu gezien wordt, niet mee goed gepraat. Die is ook niet op te heffen door er veel meewarig over te praten. Door b.v. te zeggen, hoe erg het toch allemaal wel niet is. Er is maar één oplossing en dat is de waarachtige bekering, over de gehele linie. God geve die.

Om tot ons onderwerp terug te keren, we hebben gehoord dat Nehemia het in zijn hart kreeg om een volksvergadering bijeen te roepen. Zie Neh. 7 : 5.

Na het geslachtsregister te hebben ingezien en ook de offevaardigheid van het volk, wat belangrijke zaken zijn, wordt er in Neh. 8 : 1 over die vergadering gesproken.

De muren van de stad waren klaar gekomen op de 25e Elul, dat is de zesde maand van het kerkelijke jaar. Neh. 8 begint ons te vertellen: Als nu de 7e maand aankwam. Dat is de maand Tisjri van het kerkelijke jaar. Als ik over het kerkelijke jaar spreek , dan moet je weten dat, volgens mensen die het weten kunnen, er ook over een burgerlijk jaar gesproken wordt.

Het kerkelijke jaar werd gerekend te beginnen met de volle maan, na het begin van de lente. Dat is bij ons 21 maart. Dan zijn de dag en de nacht even lang. Het burgerlijke jaar begon in september, als weer de zon om zes uur opgaat en des avonds op dezelfde tijd weer onder gaat. Dan begint bij ons de herfst. De le maand van het kerkelijke jaar is bij de Joden de maand Abib of Nisan. Dat is dus in het voorjaar. Dan werd de uittocht uit Egypte herdacht. Dat is dan bij de Joden: het Paasfeest.

De 7e maand van het kerkelijke jaar is bij de Joden de maand Tisjri, die volgens 1 Kon. 8 : 2 ook wel Ethanim genoemd wordt. Op de le dag van de 7e maand begon hetburgelijke jaar. Dan vierde men het nieuwjaarsfeest. Op de 10e van die 7e maand werd de grote verzoendag gehouden.. En op de 15e begon-het loofhuttenfeest. Zie Lev. 23 : 26-36.

“Als nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israëls in hunne steden waren, zo verzamelde zich al het volk, als een enig man op de straat voor de Waterpoort, en zij zeiden tot Ezra, de schriftgeleerde, dat hij het boek der wet van Mozes zou halen, die de HEERE Israëls geboden had”.

De eerste dag van de zevende maand, het begin dus van het burgerlijke jaar, was een bijzondere dag. Dan moest er met de bazuin geblazen worden, en het volk moest dan bijeen komen. Ook moesten er dan offeranden gebracht worden.

Het was nu wel een zéér bijzondere dag, omdat het mogelijk al jaren geleden was, dat die dag gehouden was geworden. Denk aan de tijd van de ballingschap. God gaf na een tijd van lijden, weer stof tot juichen en verblijden.

Als het volk zich verzamelde, een week na de voltooiing van de muren van Jeruzalem, dan gebeurde dit op de straat of het plein voor de Waterpoort. Deze bevond zich in de buurt van de tempel. Je zou het wel een grote openluchtkerkdienst kunnen noemen. Dat moet wel iets geweldigs zijn geweest. Men was er als “een enig man”. Dat wil zeggen: er was onder menigte een grote saamhorigheid. Men behoorde bij elkaar. Men was samengekomen, niet om te discussiëren over allerlei onderwerpen of over allerhande twistpunten. Doch op het bevel des’HEEREN. Dat moet hier wel voorop gesteld worden. Want deze dag in ere te houden, was overeenkomstig de wil van God. En dan moest er gehandeld worden naar het Woord van God. Dat wilde men ook horen. En dan was Ezra de aangewezen man om het Woord des HEEREN dat volk voor te houden. Ezra wordt een schriftgeleerde genoemd. In vers 3 wordt hij ook priester genoemd. Dat zijn namen die wel even onze aandacht mogen hebben.

De titel “schriftgeleerde” staat over het algemeen niet zo hoog genoteerd. In het N.T. wordt er dikwijls over dat soort mensen gesproken. En dan meestal in negatieve zin, daar zij als vijanden van de Heere Jezus zich openbaarden. Zij hadden veel letterkennis, doch zij misten de geestelijke kennis. Ik geloof dat er tegenwoordig nog heel veel van dat soort is. Je zoudt ze “letterknechten” kunnen noemen. Doch daarmede zijn het nog geen “knechten van God”! Je kunt als een “letterknecht” in dienst van de duivel staan. Je praat dan wel over de bijbel en over allerhande geestelijke zaken. Doch het geestelijke leven wordt er in gemist. Dat is natuurlijk droevig als je door een “letterknecht”, die de bediening des Geestes mist, onderwezen wordt. Want dan zijn het geen leiders, doch misleiders van het volk. Men wordt dan op grond van allerhande goede werken zalig gesproken. De wet komt dan weinig-of in het geheel niet aan bod.

Zulk een man wa Ezra niet. Hij was een “schriftgeleerde” van de goede soort. Het woord wordt ook wel vertaald door “schrijver”. Dan ziet het op iemand die “schrijven” geleerd had. Dat zit er ongetwijfeld in. Ezra was een man die kon lezen en schrijven. En dat is op zichzelf geen kleinigheid. Wij vinden dat een van de meest gewone zaken van de wereld. Wie kan er onder ons nu niet lezen en schrijven? Dat zijn er enkelen, die in de samenleving door een of ander gebrek niet mee kunnen. Doch vroeger was het heel gewoon wanneer men de kunst van lezen en schrijven niet machtig was. Was men dit wel, dan was dat meer uitzondering dan gewoonte.

Doch Ezra kon meer dan alleen lezen en schrijven.Hij had ook de Schriften geleerd. Hij was een man die kennis had aan het Woord van God. En dan niet alleen verstandelijk, maar ook geestelijk. God had Zich in de Schriften aan hem geopenbaard op een zodanige wijze, dat hij God had leren kennen op een zaligmakende wijze. Aan zulke schriftgeleerden is er altijd behoefte. En gelukkig dat die er ook nog zijn. Mensen die niet alleen geleerd zijn door mensen, maar die door God Zelf zijn onderwezen in die dingen die ter zaligheid van node zijn.

Die Ezra, die al 14 jaar in het land aanwezig was, werd geroepen. Hij moest de wet van Mozes halen, die de HEERE Israël geboden had. Als er gesproken wordt over de wet van Mozes, dan moeten we denken aan de bijbel, voor zover die toen aanwezig was. Wij hebben nu de gehele bijbel. Doch in de tijd van Ezra was die er nog niet. Laten wij dankbaar zijn dat die er nu wel is. En leest hem maar veel, en vraag om de verlichtende werking van de Heilige Geest.

Inmiddels bemerk ik dat mijn toegemeten plaats in Bewaar het Pand weer bezet is, waarom ik met een hartelijke groet ga eindigen.

Tot de volgende keer. Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's