Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Grote beroering vanwege wetsverlating

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grote beroering vanwege wetsverlating

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

U hebt het kunnen lezen dat de comapatiënte mevr. Stinissen is overleden door haar vocht en voedsel te onthouden. Voor de levensbeëindiging van mevr. Stinissen kwam juridisch gezien ruimte door de uitspraak van het gerechtshof in Arnhem, eind oktober 1989, dat het toedienen van voeding en vocht als een medische handeling kon worden beschouwd. Na het raadplegen van deskundigen is de conclusie getrokken dat haar leven zinloos was geworden. In overleg met het behandelteam en de echtgenoot van mevr.Stinissen, werd besloten de behandeling te staken. Er is gesteld dat zij door de benedengrens van het leven was doorgezakt. Dan zou men mogen sterven. Wellicht is het juister om te zeggen: dan moet men sterven. Anderen hebben geoordeeld over de waarde en de zin van haar leven. Hoe ontzettend is het in een omgeving te verkeren, mensen om je heen te hebben, die gaan beoordelen of het leven van anderen al of niet zinvol meer is. Wie kan daar immers een goede maatstaf voor aanleggen? Er is geen wet waar men zich op kan beroepen. De overledene heeft haar mening niet kunnen uiten. Het gerechtshof in Arnhem heeft bepaald dat de behandeling van mevr. Stinissen niet hervat behoefde te worden. De Nederlandse Patiëntenvereniging kon volgens het hof geen partij zijn in deze zaak. Ook de minister van justitie heeft niet ingegrepen. Ineke Stinissen is niet meer. Heeft het u aangegrepen? Want hier is opnieuw een grens gepasseerd. Een grens die niet gepasseerd had mogen worden. Hier heeft men zich vergrepen aan het leven van de naaste. Het gebod Gods is overtreden. Weer een streep gezet door de woorden: “Gij zult niet doodslaan”. Wat zal de volgende stap zijn? Welke mensen zullen in de toekomst in aanmerking komen om door anderen gedood te worden? Er zijn veel reacties gekomen op het overlijden van mevr. Stinissen. De vrees is uitgesproken dat er een precedentwerking van uitgaat. Dit houdt in dat mensen die in soortgelijke omstandigheden verkeren, hun leven niet meer zeker zijn. Er zullen er wellicht meer op dezelfde wijze gedood moeten worden. Er zijn trouwens artsen geraadpleegd die ervaring hadden met een dergelijke wijze van leven benemen. Het is dus niet het eerste geval dat zich in Nederland voordoet. We zijn verder weg dan we weleens denken. Het valt niet mee in Nederland, het valt zeer tegen. De directeur van het verpleeghuis is opgelucht. Hij heeft het gezegd: “Onze besluitvorming was zo zorgvuldig als maar mogelijk is. Er zijn tal van deskundigen, medici en ethici, geraadpleegd, alvorens is besloten tot levensbeëindiging”. De NPV-directeur heeft twijfels over de zogenaamde zorgvuldige besluitvorming. Is het niet zo dat er deskundigen in de arm zijn genomen die pasten bij het beoogde doel? Ondertussen wordt verzuimd de principiële discussie te voeren of men het recht heeft over het leven van anderen te beschikken. Langzaam maarzeker dreigt een nieuwe macht te ontstaan: artsen kunnen in bepaalde gevallen beslissen om hun patiënt te laten sterven. Kwalijk is dat de regering de zaak heeft overgelaten aan de rechter en dat de rechter de beslissing aan de artsen heeft gelaten. Principieel gezien is het zo dat wij van het begin en van het einde van het leven moeten afblijven. Al kunnen wij iemand niet meer bereiken, de Heere kan dit wel. Heeft het gebeurde u getroffen? Heeft het u geschokt? Mag in het hart leven wat staat in Psalm 119 : 53: “Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten”? De zaak Stinissen is een van de vele symptomen van massale Wetsverlating in ons vaderland. De mens wil zelf uitmaken wat hij doen en laten zal. In het algemeen gesproken geldt het dat de mens een afkeer van wetten en voorschriften heeft. Bovenal is hij een hater van de wet des Heeren en hij heeft er alles in mee die Wet te overtreden. Al openlijker en grover worden de geboden Gods overtreden. Er komt al meer een leven naar eigen wetten en naar eigen normen. Wetten en normen, die in strijd zijn met datgene wat Gods Woord ons voorhoudt. Hoe is onze houding onder dit alles? Hoe is onze reactie op deze kwalijke ontwikkeling? Denken of zeggen wij: er is niets aan te doen? Ik kan het toch niet tegenhouden. Voelen we ons machteloos? Of raken we er zelfs in zekere zin aan gewend? Het gevaarc is groot dat we er niet meer van schrikken dat Gods geboden met de voeten worden getreden. Het kon weleens zo zijn dat er weinig van die beroering onder ons is te vinden, die de Psalmdichter mocht vertolken. Of mag het zo zijn dat al die gruwe- lij kheden en boosheden u tegen de borst stuiten. Dat het u smart tot in het diepst van uw hart? Mag er heilige toorn zijn in uw binnenste vanwege al die Wetsschendingen? De dichter van Psalm 119 kende grote beroering vanwege Wetsverlating. Grote beroering beving hem als hij dacht aan het schenden van de Wet des Heeren door de goddelozen. Hij beefde van ontzetting. Een heilige verontwaardiging en toorn rees op in zijn hart. Hij werd bevangen met grote beroering als hij dacht aan het verderf dat de goddelozen tegemoet snelden. De lankmoedigheid des Heeren is zeer groot. Zij wordt schandelijk misbruikt door Wetsverlaters. Zij gaan steeds verder voort in de zonde. Eenmaal komt er een einde aan de betoning van Gods lankmoedigheid. Dan gaat de rechtvaardigheid Gods spreken. Bij het denken daaraan wordt de dichter door grote beroering bevangen. We denken aan de Psalmregels: “Hoe worden zij tot ieders schrik, vernield als in een ogenblik”. Ook in onze tijd is de lankmoedigheid des Heeren groot. Ook nu wordt er van die lankmoedigheid misbruik gemaakt. Al driester wordt Gods Wet verlaten. Maar eenmaal zal de rechtvaardigheid Gods schitteren. Wie daarbij wordt bepaald, wordt vervuld met ontzetting. Dat er onder ons meer smart gevoeld zou mogen worden bij de gedachte aan het deel der goddelozen in de poel des vuurs. Wat zijn er veel verlaters van Gods Wet in onze tijd. De massa leeft naar het goeddunken van het verdorven hart. Worden wij pijnijk getroffen bij het waarnemen van deze ontstellende werkelijkheid? Bevangt grote beroering ons als wij denken aan het j einde van zulke goddeloze Wetsovertreders9 Laten we bij dit alles ook mogen bedenken dat het oordeel Gods niet alleen over grove verlaters en schenders van Gods Wetten komt. Van nature is ieder een vijand van de voorschriften die de Heere heeft gegeven in Zijn Woord. Ook nette, kerkelijke, Schrift- getrouwe, de oude beginselen toegedane Wetsverlaters zullen geoordeeld worden. Ook al doen zulken beter dan wereldlingen die op een grove wijze de zonde uitleven, in hun hart zijn zij van zichzelf echt niet beter. Bent u daaraan ontdekt geworden? Is u dit van harte leed geworden? Is er een hartelijke lust en liefde gewerkt in uw binnenste om naar al de geboden Gods te leven? Wie de Heere mag vrezen, heeft een hartelijke afkeer van de zonde gekregen. Ook een hartelijke lust om naar al de geboden Gods te leven. In beginsel mag gekend worden de liefde tot God, tot Zijn Wet, tot Zijn dienst en tot Zijn volk. Christus heeft voor hen de straf der overtredingen gedragen. Hij is naar Zijn ware menselijke natuur volkomen gehoorzaam geweest aan al de geboden Gods. Het was Zijn spijze te doen de wil Zijns Vaders. Wie de Heere mag vrezen, weet van die grote beroering vanwege de goddelozen, die de Wet Gods verlaten. De gruwelen en boosheden die bedreven worden, doen hen pijn in het hart. Bovenal gaan zij gebukt onder de overblijvende boosheden en gruwelen in het eigen hart en leven. Er wordt smart gevoeld bij de gedachte aan de eeuwige ondergang van de goddelozen in de poel des vuurs. Het is hun gebed dat er onder jong en oud bekeerd mogen worden door God tot God. “Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw Wet verlaten”. Heeft die beroering u ook bevangen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Grote beroering vanwege wetsverlating

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's