Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’t Gaat naar de doxologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’t Gaat naar de doxologie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen”.

God is de doende God. Zo was het in de zes dagen van schepping van hemel en aarde. Zo was het na de val van de mens in het paradijs. Hij deed Zijn Zoon geworden. Het verlos-singsplan van eeuwigheid heeft Hij ten uitvoer gebracht. Hij zond Jezus Christus, opdat zondaars gezaligd zouden worden.

God is de doende God. Nog. Gisteren en vandaag. Hij is niet, zoals men denkt, de afwezige God. De God Die Zich niet meer bemoeit met de aarde en met de bewoners van de wereld. Dit te denken is een grote vergissing. God is present op de aarde. Wat Hij heeft gedaan in Christus Jezus voor mensen, dat werkt Hij nu uit in mensen. Hij is de doende God in mensen.

Het is een machtig gebeuren als God komt in een mens. O neen - ’t haalt de krant niet. De wereld heeft er geen belangstelling voor. De aardbewoners vergapen zich liever aan ander nieuws.

Alle deuren en ramen van ’s mensen huis zijn gesloten. Iemand die veel antiek, veel kostbaarheden heeft in huis neemt maatregelen dat geen dief het huis kan binnendringen. Zo zitten op een deur wel vijf knippen en sloten en voor de ramen heeft men tralies. Soms lezen we op de huisdeur: elektronisch beveiligd. Wie er ongewenst binnenkomt, hoort terstond een gillende sirene. Nu zo is ’s mensen huis beveiligd en stevig vergrendeld. En dat niet voor de zonde en voor satan, maar voor God. God is in ’t oog van de gevallen mens de grote vijand die buiten dient gehouden te worden.

Echter geen grendels en geen sloten houden de almachtige God tegen. Hij breekt door alle geslotenheid en vijandschap heen. Geen mens met al zijn vleselijke kracht kan dat keren. God neemt Zijn intrek. En daar in ’s mensen hart is Hij niet de passieve doch de aktieve God. De God Die doet. De handelende, de werkende God. De God Die in ’s mensen hart bezig is. Hij maakt een oud mens nieuw. Hij herschept en herstelt. Hij maakte dat degene die niet wil, nu metterdaad wil, wil wat God wil. Was het eertijds doende de wil des vieses en der gedachten, nu wordt het: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal. Door dat Godswerk in de mens, krijgt de mens lust om de Heere te vrezen, wordt hij vijand van de zonde en van satan, gaat hij de zonde haten en vlieden, krijgt hij de Heere lief, worden de geboden van de Heere zijn lust en vermaak, wordt hij weer profeet, priester en koning, beeld van God in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid.

Er komt een vraag op. Hoe kan God Die de hoge en de heilige God is in een mens komen en zijn? Wij zijn toch zondaar, onheilig? Dat past toch geenszins? Worden nu niet Gods deugden gekrenkt? Let er dan goed op dat de naam van Jezus Christus genoemd wordt. God is doende, de werkende God in mensen door Jezus Christus. Hier wordt duidelijk de grond genoemd. Dus niet op grond van iets van ons. Alleen op grond van het werk van Jezus Christus.

Hier ligt de ruimte voor een mens die dood is in zonde en misdaden, voor een van God afgevallen mensenkind. Zal het wel zijn dan moet het worden: God in u. Aan onze kant de onwil, de vijandschap van het vlees, de onmogelijkheid en de onwaardigheid. Maar het kan tenvolle dat wonder: God in u. Door Jezus Christus. Omdat Hij aan het kruis gehangen heeft, omdat Hij verlaten werd. Daarom alleen. Hij heeft het verworven. Hij heeft de rechtsgrond voor de inwoning van God gelegd. Daarom smeek nu. Daarom pleit nu op dat volbrachte werk van Christus. Buig de knieën en roep tot de almachtige en door Jezus Christus barmhartige God: Heere, kom in mij. Hij heeft toch geen lust in uw dood?!

Hij nu, God, werkt in een mens hetgeen voor Hem welbehagelijk is. God speurt dus naar Zijn eigen werk. Slechts dat werk is in Zijn Goddelijke ogen aangenaam. Dat werk alleen kan Hem behagen. Al wat uit ons is, kan Hem niet behagen. Want zelfs van onze beste werken geldt het: ze zijn met zonde bevlekt. Hier gaat de streep door al onze werken. Al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, al zou ik al mijn geld aan de armen uitdelen, al zou ik nog zo strijden voor de zuivere waarheid, al zou ik niet afwijken noch ter linker- noch ter rechterhand, al zou ik overlopen van aktiviteit voor het Koninkrijk Gods, al zou ik dit doen, al zou ik dat doen, al zouden mensen mij bewonderen vanwege mijn liefdadigheid en mijn christelijke deugden, alleen Gods eigen werk behaagt Gode. Dus een ware christen kan nooit groot worden en hoog in eigen oog. Goede werken zijn er. Vast en zeker. Door de doende, de werkende God in de mens, komt er een hele ommekeer, ’t Wordt gezien, duidelijk gezien, ’t Leven is niet meer horizontaal maar vertikaal gericht, ’t Wordt: God lief boven alles en de naaste als ons zelf. Maar ’t zijn geen vruchten van onszelf; we kunnen ze niet op eigen rekening schrijven, ’t Zijn de vruchten van de doende, de werkende God in de mens. Klaagt u over tekort aan heiligmaking dan moet u niet de toevlucht nemen tot uzelf, maar tot God Die is de doende God, de God Die zo bezig is in het leven van mensen die van zichzelf onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad zijn, dat er straks is een volkomen vernieuwd schepsel, bekwaam om God te dienen tot in alle eeuwigheid.

Daarom nu eindigt Paulus in zijn brief aan de Hebreeën met een doxologie. De God des vredes Die de grote Herder der schapen heeft gegeven, de God Die volmaakt is in alle goed werk, de God Die is de doende God in mensen, Die God zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.

Daar loopt nu alles op uit: de verheerlijking Gods. Geen mens zal zichzelf verheerlijken, geen mens zal roemen in zichzelf, ’t Is alles uit God, door God en daarom tot God. Er zal een volk zijn dat zingt van al Gods deugden, een volk dat het geleerd heeft alleen God te bedoelen en daarom te verheerlijken.

’t Gaat hier reeds naar de doxologie. Maar straks tenvolle. Voor de troon van God en voor het Lam. Daar zijn al Gods werken op gericht. Er zal een volk zijn dat Hem weer verheerlijkt. En dat werk Gods wordt door niets tegengehouden. Door geen satan en door geen vlees. Ook niet door het nog overgebleven vlees van Gods kind. God begint, en Hij gaat door, en Hij voleindigt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

’t Gaat naar de doxologie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's