Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (12)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Godheid van de Heilige Geest.

Voor ditmaal hebben we een kort artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: het elfde. Als ik het goed gezien heb, is dit het op één na kortste van heel deze belijdenis. Alleen het eerste, dat er een enig God is, is iets korter.

Het kan ons verbazen, als we zien dat het hier gaat om de Heilige Geest. Dat de belijdenis over Hem zo sober handelt, zouden we niet verwacht hebben. De Heilige Geest... hoe belangrijk en onmisbaar is deze Goddelijke Persoon niet voor de Kerk des Heeren! Hij is de Geest, Die levend maakt. Hij verbreekt en verbrijzelt het hart van de zondaar. Hij overtuigt van ongerechtigheid en schuld. Hij buigt over om die te belijden voor het Aangezicht des Heeren. Hij maakt plaats voor Christus en Zijn werk. Hij schenkt uit Hem de troost van vergevende genade. Hij werkt de tere vreze Gods in het hart en leven van de Zijnen. Zonder die Geest is alles even koud en leeg. Huntington zegt het ergens: “Och, wat is alle godsdienst zonder het werk des Heiligen Geestes? Eén ledige schaduw en vermoeiing des vieses. En nu... over die Heilige Geest zo’n kort artikel?

Echter, het gaat hier nog niet direct over het werk van de Heilige Geest in de toepassing van de zaligheid. Later wordt daar over gesproken, als in art. 22 de rechtvaardigmaking door het geloof beleden wordt. Dan wordt van de Heilige Geest gezegd dat Hij “ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt”. In art. 24 “Van de heiligmaking des mensen en de goede werken” wordt de Heilige Geest genoemd als de Werkmeester van het ware geloof. Maar hier gaat het over de Gódheid van de Heilige Geest.

Weer is hier de aansluiting aan de belijdenis van de Drieënige God. Vorige keer werd de Godheid van Christus beleden. Nu de Godheid van de Heilige Geest. Weer is het een zeer fundamentele zaak. Van de Godheid van Christus hangt de zaligheid van de Kerk des Heeren af, maar toch ook weer van de Godheid van de Heilige Geest. Christus en Zijn kruisverdiensten zouden vreemd blijven aan arme zondaren.

Al is het niet zo, dat hier direct gesproken wordt van de Heilige Geest en het werk der zaligheid, die gerichtheid is er wél. Het zal ons niet verborgen blijven als we de éne zin van artikel 11 wat nader zullen zien.

Uitgaande van Vader én Zoon.

Dit artikel begint met wat we noemen de personele eigenschap van de Heilige Geest. Het gaat dus om de eigenschap, waardoor de Heilige Geest onderscheiden is van de Vader en de Zoon.

We zullen het ons herinneren van de catechisatie: de uitgang van Vader en Zoon. Zo kunnen we hier ook lezen: “Wij geloven en belijden ook, dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat, niet zijnde gemaakt noch geschapen, noch ook geboren, maar alleen van beiden uitgaande...”.

Het is moeilijk dit weer te geven. We kunnen zeggen dat het woord “uitgang” behoort bij de Heilige Geest. Zoals de adem uit iemands mond gaat, zo gaat de Heilige Geest uit de Vader en de Zoon. Daarbij past ons grote bescheidenheid en eerbied, als we dit beeld gebruiken. Het gaat om de Héilige Geest. We staan hier voor een groot geheim, dat alleen aangebeden kan worden en niettemin zo troostvol is voor de Kerk des Heeren. Van eeuwigheid tot eeuwigheid is er de mededeling van het Goddelijk wezen uit de Vader en uit de Zoon.

Wat een troostgrond ligt er in deze belijdenis: uitgaande van de Vader én de Zoon. Het wordt hier nog herhaald: “alleen uitgaande van beiden”. Hij is zó de Geest des Vaders en des Zoons. In de 11de eeuw is er een groot geschil geweest rond de belijdenis van de Heilige Geest. De kerk van het Oosten wilde alleen weten van de uitgang van de Heilige Geest van de Vader. De kerk van het Westen beleed de uitgang van Vader én Zoon. Het bracht in 1054 de grote kerkscheuring tussen de oosters-orthodoxe kerken en de kerk van het Westen. Het lijkt wellicht voor sommigen enkel een strijd om woorden en toch is dat niet zo. Door het niet belijden van de uitgang van de Heilige Geest óók uit de Zoon, dreigt er het gevaar dat het werk van de Zoon en de Heilige Geest worden losgemaakt. Zo ontstaat er enerzijds kille orthodoxie en anderzijds geestdrijverij omdat de Heilige Geest losgemaakt wordt van het Woord van God.

Wat een bijzondere zaak is het dat Hij uitgaat van Vader en Zoon. Zo wordt Hij op de Pinksterdag uitgestort vanuit de hemel. Hij daalt neer uit het welbehagen des Vaders. De Vader staat erachter, Die naar Zijn eeuwige raad het om de zaligheid te doen is van de Zijnen, Hij wordt gegeven op het werk van Christus. Hij heeft het werk der zaligheid volbracht. De Heilige Geest doet als Geest van beiden Zijn werk in het hart. Hij werkt het nieuwe leven maar geeft ook in de weg der ontdekking het uitzicht op het werk van Christus. Hij schenkt de toegang tot de Vader. Wat we hier belijden van de wijze van bestaan van de Heilige Geest, dat Hij van Vader en Zoon uitgaat, dat blijft spreken in het wérk van de Heilige Geest in de harten van de Zijnen. Gelukkig als we die Heilige Geest zó ook nodig hebben en mogen kennen.

Zijn Godheid geloochend.

Vanouds zijn er geweest die de Godheid van de Heilige Geest hebben ontkend. Arius wilde niet weten van de Godheid van Christus. Zijn volgelingen loochenden, dat de Heilige Geest God is. De oude Kerk heeft hen veroordeeld. We vinden er de weerslag van in de belijdenis des geloofs van Nicea, zoals we die in de regel achter in ons kerkboekje vinden. Daar wordt het geloof beleden in “de Heilige Geest, Die Heere is en levend maakt, Die van de Vader en de Zoon uitgaat, Die tezamen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, Die gesproken heeft door de Profeten”.

Ook in later tijd zijn er geweest die in hetzelfde spoor van de ontkenning gingen als in de eerste eeuwen. Vaak werden én de Persoonlijkheid én de Godheid van de Heilige Geest geloochend. Zo stelde men dat de Heilige Geest niet meer was als een kracht, een werking van God. Tot de dag van heden kunnen we deze mening horen verkondigen al gebeurt het vandaag met woorden, die meer verhullend zijn. Uiteindelijk komt het op de ontkenning neer!

Het is opmerkelijk, dat juist zij de Godheid van de Heiige Geest ontkennen, die niet belijden, dat de zaligheid geheel op Gods rekening staat. Aan de andere kant wordt Zijn Godheid door de eeuwen heen benadrukt door hen, voor wie dat wel ten volle waar is.

Het raakt de eer van God, dat de Heilige Geest een Goddelijk Persoon is. Tegelijk is het het hoogste belang van in zichzelf verloren zondaren. Was Hij het niet, er zou geen zaligheid in hun hart en leven kunnen zijn.

Geleerd door de Heilige Schriften.

Artikel 11 spreekt kort doch stellig over de Persoon en de Godheid van de Heilige Geest. “Welke in orde is de derde Persoon der Drievuldigheid, van éénzelfde Wezen, Majesteit en Heerlijkheid met de Vader en de Zoon, zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leren”.

We zijn er van jongs af aan op gewezen, dat Gods Woord de Heilige Geest zó openbaart. Het gaat in dit opzicht over voor de meesten van ons bekende dingen. In de Heilige Schrift worden aan de Heilige Geest toegekend: Goddelijke namen, Goddelijke eigenschappen, Goddelijke werken en Goddelijke eer.

Hij heeft Goddelijke namen. We kunnen hier wijzen op de geschiedenis van Ananias en Saffira. Daar wordt de Heilige Geest Gód genoemd. Zie handelingen 5.

Goddelijke eigenschappen worden de Heilige Geest toegekend. Hij onderzoekt de diepten Gods. 1 Corinthe 2 : 10 en 11 “...want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand hetgeen Gods is, dan de Geest van God”.

De Heilige Geest doet Goddelijke werken. Hij schept. Hij maakt levend.

De Heilige Geest ontvangt Goddelijke eer. Hier kan vermeld worden, 1 Corinthe 6 : 19 “Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en dat gij uwszelfs niet zijt”? Augustinus merkt op “Indien wij bevel kregen van hout en steen een tempel voor de Geest te bouwen, dan zou, omdat deze eer alleen aan God toekomt, dit een duidelijk bewijs van Zijn Godheid zijn, hoeveel duidelijker is dan nu dit, dat wij Hem niet een tempel moeten bouwen, maar zelf een tempel moeten zijn?

Apart mogen we hier aandacht vragen voor Johannes 14 : 16 “En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven...” Hoe komt daar de Heilige Geest als een Goddelijk Persoon uit! Er wordt niet van troost gesproken maar van Trooster. Het gaat duidelijk om het werk van een persoon. En dan: troosten houdt hier in: het voor iemand opnemen. De Heilige Geest is vanwege het werk van Christus de andere Voorspraak in het hart van de Zijnen, de andere Advocaat. Hoe zou Hij dat kunnen zijn als Hij niet God is?

Waarachtig en eeuwig God.

Het wordt hier in geloof beleden. Hij is waarachtig en eeuwig God naar de Heilige Schriften. Het is geen belijdenis als een enkel verstandelijk toestemmen van een bepaald leerstuk. In het begin staat: wij geloven en belijden... Dat gaat niet buiten het hart om. In de bevinding des harten van allen die God vrezen, wordt dit gekend. Vrucht van de Heilige Geest Zélf. Het blijft voor hen niet verborgen dat Hij zó is: waarachtig en eeuwig God. Er is een Goddelijke kracht in het werk van de Heilige Geest, die niet voorbijgaat aan die God zoeken.

Die Goddelijke kracht wordt gekend als Hij het hart verbreekt. Wat een Goddelijke kracht gaat er uit van de vertroostingen des Geestes vanwege het werk en de verdienste van Christus. Hij, Die het geloof werkt en versterkt, doet het ervaren dat het is door die Goddelijke kracht. Door dat krachtige werk worden de dingen die des Geestes Gods zijn onderscheiden. Zijn werk is verborgen en onuitsprekelijk, niet te verklaren en te ontleden. Maar tegelijk gaat er kracht en leven vanuit, die niet vreemd blijven en tot verwondering stemmen.

De Heilige Geest is ook eeuwig God. Hij blijft eeuwig bij Zijn Kerk. We lezen het in Zondag 20 van onze bekende catechismus “En bij mij eeuwiglijk blijve”. Het is een persoonlijk belijden. Hebben wij voor ons eigen hart en leven die Geest ontvangen? Zovélen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's