Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis 14

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engelen en duivelen.

Nog één maal houdt artikel 12 ons bezig. Na de schepping aller dingen wordt onze aandacht gericht op de schepping der Engelen en de val van een gedeelte van hen, die tot duivelen geworden zijn.

Naar twee kanten is het goed, dat daar niet aan voorbijgegaan wordt. Enerzijds was er in de tijd van de opstelling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis de engelen-verering door de Roomse Kerk. Deze gaf aanleiding tot allerlei vreemde en fantastische voorstellen van de engelen, zoals die tot in onze tijd onder de Roomsen gevonden worden. We behoeven maar te denken aan de engelen-figuren op prentjes uit deze kring. Anderzijds was en is er de ontkenning van het bestaan der Engelen. Vooral vandaag zijn er niet weinigen, die op een zwevende manier over de werkelijkheid van deze geestelijke wezens spreken. Men wijst daarbij bijv. op de geschiedenis van de opstanding van Christus, waar bij Mattheus van een engel gesproken wordt en bij Marcus van een jongeling bij het graf.

Artikel 12 belijdt op een sobere wijze naar de Schriften van engelen en duivelen. Zo komt ook hier het reformatorisch belijden uit, dat vreest voor alle onschriftuurlijke voorstellingen en tegelijkertijd, wat Gods Woord wél leert, in eenvoud belijdt tot onderwijs en troost van het levend geloof.

Schepping der Engelen.

Over de schepping der Engelen wordt in Gods Woord niet veel gezegd. Wat er echter van staat is voor ons genoeg. Zo worden de Engelen in de scheppingsgechiedenis niet apart genoemd. Zij zijn er wél in besloten. Voor wie Gods Woord verder kent. Zo kunnen we zeggen dat we in Genesis 2 : 1: ”...alzo zijn volbrachtde hemel en de aarde en al hun heir” een duidelijke aanwijzing voor hun schepping hebben.

Een belangrijke tekst in dit verband is vooral Collossenzen 1 : 16. De apostel Paulus heeft in deze gemeente te maken met dwaalgeesten, die de heerlijkheid van Christus te kort doen.

Hij getuigt nu tegenover hen én tot onderwijs van de gemeente van de alles-beheer-sende waarde en betekenis van Christus “Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen” Hij staat boven alle schepselen! Dan spreekt Paulus van dé schepping van alle dingen “want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten...”. Duidelijk is hier sprake van de schepping ook van het “onzienlijke”. De Engelen zijn onstoffelijke, onzienlijke wezens.

Zo wordt het hier ook kort beleden ”Hij — God — heeft ook de Engelen goed geschapen...” Over de bijzonderheden van die schepping wordt verder niets gezegd. Er wordt ook gezwegen van de dag, waarop deze plaats vond.

Men veronderstelt, dat de Engelen op de eerste dag geschapen zijn. Vaak wordt dan gewezen op een passage uit het boek Job. “waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd? Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten” (Job 38 : 6 en 7). Het bekende boekje van Hellenbroek gebruikt, als het over de eerste dag gaat, het woord “waarschijnlijk”. Walaeus, een van de theologen ter Dordtse Synode geeft ook nog een andere reden “want gelijk de mens toen deze wereld pas voltooid was, terstond daarin geplaatst is, zo is het ook geheel passend, dat zij — de Engelen —, toen hun woonstede gereed was gemaakt, terstond als inwoners daarbij gevoegd zijn”. Het kan zo zijn.

Calvijn schreef echter eem opmerkelijk woord in de Institutie: “Waartoe dient het om angstig na te speuren op de hoeveelste dag, behalve de sterren en de planten, ook de andere meer verborgen heirscharen geschapen zijn? ....laat ons bedenken, dat hier, evenals in de gehele leer van de godsdienst, één regel van bescheidenheid en matigheid moet in acht genomen worden, namelijk deze, dat wij over duistere zaken niets anders moeten spreken of gevoelen, of ook begeren te weten, dan wat in Gods Woord ons meegedeeld is”.

Gods zendboden

Van de Engelen is overeenkomstig Gods Woord veel te zeggen. We lezen daar van bepaalde eigenschappen die zij hebben. Zij hebben begeerten (1 Petrus 1 : 12”..in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien”), zij verheugen zich over de zondaar, die zich bekeert (Lucas 15 : 10), zij kunnen spreken (de talen der engelen, 1 Corinthe 13 : l).Ook spreekt Gods Woord over de grote verscheidenheid der Engelen: serafijnen enz. Er is ook een groot getal. We vernemen uit datzelfde Woord ook van hun taak. Zij worden gedienstige geesten genoemd. Zij dienen God. Zij loven Hem en verheerlijken Zijn deugden. Zij voeren Zijn besluiten uit.

Hier worden ze genoemd: Gods zendboden. God zendt hen uit tot wat Hij naar Zijn welbehagen van hen wil. Hij staat achter hun taak en werk. Het is hün lust om op Zijn wenk te staren.

Zo heeft Hij hen uitgezonden onder de Oud-Testamentische bedeling om Zijn heilswerk te dienen in het komen van Christus. Het voorbeeld van Jacob is bekend. Als hij vlucht voor Ezau, verschijnt de Heere hem in een droom, ziet hij de hemelen geopend en de engelen Gods afdalend en opklimmend. Het gaat daar ten diepste om Christus, in Wie de hemel geopend wordt voor verloren mensenkinderen. Om Hem wordt Jacob onder engelen-bewaring gesteld, zoals ook de Kerk des Heeren.

In de Nieuw-Testamentische tijd verschijnen de Engelen om Christus te dienen. Vóór en bij Zijn geboorte, in Gethsémané, bij Zijn opstanding en Hemelvaart. Het is werkelijk “dienst”, die zij verrichten. Zij kunnen niet verzoenen. Zij kunnen het werk van de Middelaar niet doen. Hoe komt het niet openbaar in Gethsémané. ”En van Hem werd gezien een Engel uit de hemel, die Hem versterkte”. Die Engel nam het werk van Christus in Zijn vernedering niet over, maar versterkte Hem tot het doen van zijn werk.

Tot dienst van de uitverkorenen.

De Engelen dienen de uitverkorenen. Zij zijn hun tot bescherming in de strijd, die zij hier kennen. Zij worden gebruikt tot hun zaligheid. Zij brengen de gelovigen naar de hemel bij hun sterven. Zij vergaderen op de jongste dag de uitverkorenen om hen naar ziel en lichaam te doen delen in de eeuwige zaligheid.

Het is niet moeilijk om enkele voorbeelden in Gods Woord te noemen van de bescherming der Engelen in de strijd. Lot wordt beschermd als de mannen van Sodom tot hem opdringen (Genesis 19 : 10, 11) Jacob ziet de bescherming der Engelen, als hij het land der belofte nadert en de dreiging van Ezau dichtbij komt. Engelen ontmoeten hem ”dit is een heirleger Gods” (Genesis 32 : 1 en 2). Petrus wordt bevrijd uit de gevangenis door de dienst van een Engel (Handelingen 12).

Zij dienen tot de zaligheid: een Engel des Heeren beveelt Filippus: ”Sta op en ga heen tegen het Zuiden, op de weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is”. Zó zal het Woord van genade klinken tot de Moorman en gebruikt worden tot zijn zaligheid. Oók in een andere zin is de dienst der Engelen gericht op de zaligheid van het volk van God. Zo volvoeren de Engelen de gerichten Gods tot behoud van Gods volk. Denk aan de Enger die het ieger der Assyllers verstaat ter verlossing van het benauwde Juda en op het gebed van de Godvrezende koning Hizkia. Het is een Roomse fantasie dat iedere gelovige zijn bijzondere beschermengel heeft. Daar weten we vanuit Gods Woord niets van. Menigten van Engelen heeft God besteld voor de Zijnen. Psalm 92 maakt de Heere vandaag nog waar: ”Want Hij zal Zijn Engelen van u bevelen, dat zij U bewaren in al Uw wegen”. Het is de troost van de Kerk, dat de Heere hen door middel van de Engelen wil bewaren. Door wié en door hóéveel de Heere dat doet is Zijn welbehagen. Het gaat om Zijn genade en eer. Temidden van de op-demens-gerichte voorstellingen van Rome moet bedacht worden, hoe grote troost hier Gods kinderen onthouden wordt.

Duivelen.

Ons artikel gaat vrij breed in op de val van een gedeelte van de geschapen Engelen: ”van welke sommigen van die uitnemendheid, in dewelke hen God geschapen had, in het eeuwige oordeel vervallen zijn...” Duidelijk is het dat het hier gaat om een val, die gebeurd is na de schepping en vóór de val van de mens in het paradijs. Sober wordt daarvan in het Woord Gods getuigd, hoe breed en verschikkelijk de gevolgen ons ook beschreven worden. De belangrijkste plaatsen zijn: 2 Petrus 2 : 4 en Judas: 6. De gevallen Engelen hebben ”hun beginsel” niet bewaard. De kanttekeningen van de Staten vertaling zeggen hierbij: ”hun eerste staat, waarin zij naar Gods evenbeeld geschapen en in de hemelse gelukzaligheid met de goede engelen gesteld waren”. Hoogmoed tegenover God deed hen in opstand tegen God komen. Op een andere plaats wordt gezegd van de aanvoerder van deze gevallen Engelen, de duivel, dat hij ”niet in de waarheid is staande gebleven”. Die waarheid was er waar God was en de rechte verhouding gesteld had. Met die plaats is hij en de zijnen niet tevreden geweest. Hij en zij wilden niet staan ónder God maar naast of liever bóven Hem. Zij zijn gestoten in de plaats des ver-derfs, van waar de strijd tegen Christus en de Zijnen gestreden wordt. Zij worden daar bewaard tot die dag dat zij samen geworpen worden in de poel des verderfs, die eeuwig brandt.

We komen in dit artikel een uitdrukking tegen, die wellicht vragen oproept. Het gaat dan over de Engelen, die staande zijn gebleven. Van hen wordt gezegd dat zij “door de genade Gods in hun eerste staat volhard hebben en staande gebleven zijn”. We moeten hier bij het woord “genade” niet denken aan schuldvergevende genade, zoals wij dat woord meestal gebruiken. Het gaat hier meer om “bewarende genade”. Hun staande blijven is te danken aan Goddelijk welbehagen. God had hen uitverkoren tot de dienst van Hem en van de Zijnen. Zo krijgt God de eer, ook in de bewaring van deze Engelen. Overigens zij ieder gekant tegen alle spitsvondige redeneringen bijv. over de Engelen én over Christus als Middelaar. Christus is het Hóófd der Engelen. De Héére der Engelen. Hij heeft daar het recht op krachtens Zijn Middelaarsdienst. Het lijkt mij echter niet juist om van Hem als de Middelaar der Engelen te spreken.

..als moordenaars loerend..

De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in dit artikel maar niet óver de duivelen, alsof het alleen om een stukje dogmatiek gaat met als onderwerp: de duivelen. Het zou geen geloofsbelijdenis zijn, als dat waar was. Het geloof belijdt, wat die duivelen betekenen in het leven van de Kerk des Heeren en van de ware gelovigen. Hier komt de strijd openbaar vanwege de boze geesten, de geestelij ke strijd door en tegen de duivelen. We lezen ervan: “De duivelen en boze geesten zijn alzo verdorven, dat zij vijanden Gods en alles goeds zijn; naar al hun vermogen als moordenaars loerende op de Kerk en ieder lidmaat van die om alles te verderven en te verwoesten door hun bedriegerijen..”.

Als moordenaars loerende... De satan wordt door de Heere Jezüs Zelf de mensenmoordenaar van de beginne genoemd: Johannes 8 : 44. Daar wordt ook het verband gelegd tussen dat mensenmoordenaar-zijn en de onwaarheid, de leugen. We zien het ook in dit artikel de duiveren roeren ais moor denaars.. door hun bedriegerijen. Het gaat hier ook niet alleen om de aanvoerder. Al de medegenoten van de satan zijn ook moordenaars.

In het paradijs is de satan al zo openbaar gekomen. Door de verleiding der zonde, door de leugen heeft hij het menselijk geslacht meegevoerd in de dood. Zo komen én hij én zijn compagnons uit de wereld van alle tijden. Zij zenden de leugengeest uit in de mensen om steeds verder van God af te voeren.

Zij heersen in het hart en leven van de kinderen der ongehoorzaamheid. Dat geldt niet voor de Kerk des Heeren, voor God kinderen. Zij zijn uit de klauwen van de vorst der duisternis gerukt. Maar hoe aktief blijven de duivelen juist tegen de Kerk en de levende lidmaten! Zij zijn moordenaars als ze de kansel willen bezetten. Daar moet niet het Evangelie van vrije genade gepreekt worden, maar een evangelie naar de mens. Moordenaars zijn ze door de aanvallen op Gods eigen kinderen. Door het verleiden tot de zonde.

Door de influisteringen van binnen. Zo benauwen en verwarren zij. Zo trachten zij hét leven te ontnemen. Zo staan Gods kinderen telkens weer in de strijd, waarin de duivelen schijnen te overwinnen.

Tóch... het is maar schijn! Er staat hier, dat die boze geesten “naar al hun vermogen” zo bezig zijn, als moordenaars loerende. Hun vermogen is niet gering. Maar boven hen staat God. Hij regeert ook over de duivelen. Hij laat het toe dat zij de Zijnen benauwen, maar oefent hen langs die weg in én door die strijd. De duivelen hebben het verloren van Gods Zoon op Golgotha. Daarom zullen Gods kinderen niet met hen verloren gaan. In Hem zijn zij meer dan overwinnaars!

Dwalingen.

Aan het einde van dit artikel worden twee dwalingen genoemd, die betrekking hebben op de geestelijke wereld. Allereerst worden hier de Sadduceeën, bekend uit de evangeliën, gememoreerd. Zij loochenden het bestaan van de Engelen. Zij zouden alleen maar krachten van God zijn, geen werkelijk bestaande wezens. Dan wordt gewezen op de Manicheeën, die leerden dat de boze geesten er altijd geweest zijn. Naast het goede is het kwade er eeuwig geweest.

Mogelijk zegt iemand: hebben we met zulke dwalingen vandaag nog te maken? Laten we ons niet vergissen! Zeker als het over de Sadduceeën gaat mag het sein vandaag wel op rood staan!

Er zijn helaas maar al te veel “vrijzinnigen”, die het bestaan van Engelen en duivelen in twijfel trekken. Het ergste is dat het voorgesteld wordt op een manier, die niet zo gemakkelijk onderkend wordt. De Sadduceeën uit de tijd van Jezus’ omwandeling, de vrijzinnigen van een ver verleden, loochenden ópenlijk het bestaan van de Engelen, maar vandaag wordt het verhúld gezegd.

Hier wordt gewaagd van: ”wij verwerpen en verfoeien..” Het gaat om een hartgrondig verwerpen.

Het raakt de eer van God en eigen zaligheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis 14

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's