Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De God des heils wil mij ten Herder wezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De God des heils wil mij ten Herder wezen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.

Psalm 23 is ongetwijfeld één van de meest bekende en ook geliefde psalmen. Bij hoeveel ziek- en sterfbedden zou ze al niet zijn gelezen? En geen wonder! Deze psalm ademt liefde, vrede, vertrouwen, blijdschap in God. Met zijn God weet David zich altijd en overal gelukkig. In de woestijn van deze wereld is de Heere hem een Herder, die voor weide en water zorgt. En niet karig, maar mild en overvloedig. In een dal van schaduw des doods wordt hij door de stok en de staf van zijn Herder vertroost. Als de vijanden hem achtervolgen richt de Heere hem een tafel aan, waarbij olie en wijn niet ontbreken. En hij zal in het huis des Heeren blijven in lengten van dagen om het goede en de weldadigheid van zijn God te genieten, totdat zijn Herder hem zal overbrengen in de hemelse weiden.

Wat zijn de schapen van de Goede Herder toch gelukkig te prijzen! O nee, van die schapen zelf valt niets goeds te zeggen. Er was almachtige genade voor nodig om tot de kudde van deze Herder te worden toegebracht. En daarna? Wat zijn ze zwak en weerloos en eigenzinnig en dwaalziek. Onbedacht verliezen ze de Herder uit het oog. Door eigen schuld komen ze in gevaar. En ze roepen: “Heere, help mij, want ik verga!” Maar de Herder verliest Zijn schapen, ook Zijn afgedwaalde schapen niet en nooit uit het oog. Hij zoekt ze weer op, neemt ze op Zijn schouder en brengt ze weer terecht. En het verloren, maar nu weer gevonden schaap jubelt: “Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smekingen; want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.” De vijanden verschrikken gedurig het hart van Gods kinderen. Ze zien op het geweld en de macht van de tegenstanders en op eigen zwakheid en schuld. En ze vrezen: ik zal één der dagen door de hand van Saul omkomen! Ze voelen zich eenzaam en roepen: “mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Haast U tot mijn hulp en red!”

Daar komt de Herder. Hij opent hun ogen en laat hen zien, dat Hij, die met hen is, meer is dan allen, die tegen hen zijn. Hij richt hun de tafel toe voor hun aangezicht tegenover hun wederpartijders. En ze weten zich veilig en roepen hun eigen ziel toe: ”wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts, en mijn God!”

Een schaap yan Jezus’ kudde wordt ziek, ziet de dood voor ogen. Banden des doods omvangen hem. Hij vindt benauwdheid en droefenis. Maar daar verschijnt zijn Herder, die Hem influistert, dat Hij Zijn leven heeft gesteld voor Zijn schapen, zodat zij niet verloren zullen gaan in eeuwigheid: “Ik ben de opstanding en het leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven!” En de schaduwen van de dood wijken; het licht der genade bestraalt hem, en hij zingt: ”ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; dood, waar is uw prikkel? hel, waar is uw overwinning?”

Hoe dichter de schapen bij de Herder zijn, hoe meer ze van Hem ontvangen. Want waar de Herder Zijn voetstap zet, daar druipt het al van vet.

De Herder kent al Zijn schapen bij name. Hij kent hun toestand in elk opzicht. Hij weet heel nauwkeurig wat ze nodig hebben. Wanneer ze zo hoog bij zichzelf staan, dan weet Hij ze wel te vernederen. En als ze moedeloos zijn, dan weet Hij ze wel te vertroosten. Als ze menen zelf wat te kunnen, dan laat Hij ze hun zwakheid wel merken door ze teleur te stellen en beschaamd te maken. Maar ook: als zij zich onbekwaam gevoelen, dan geeft Hij hun moed en krachten.

Er zijn jonge lammeren bij de kudde: ook zogende schapen. De Herder weet het en Hij geeft ieder naar eigen behoefte. De kleingelovigen draagt Hij in groot geduld. Hij voedt ze met de melk van Zijn Woord en leert ze geestelijk staan en gaan. En de zogenden zal Hij zachtkens leiden.

In bijzondere tijden geeft Hij bijzondere genade. Hij geeft kracht naar kruis! Hij is een algenoegzame God, een alles-vervullend Goed!

HEERE-JAWEH-JEZUS-GOEDE HERDER! Nooit naar waarde genoeg volprezen!

De Heere is mijn Herder! Mijn Herder, zegt David. Mogen we het David op goede grond nazeggen? Na-fluisteren misschien?

Buiten deze Herder wacht ons toch alleen maar ondergang en verderf. Gelooft u het echt? Dan die Herder te voet vallen: laat mij van Uw grote kudde toch ook een heel klein schaapje zijn! De Goede Herder is toch gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren was? Daarvoor gaf Hij Zijn eigen leven, Zijn eigen dierbaar bloed!

De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.

Toch geen wonder, dat de Kerk in de bewondering zingt:


Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden,
In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden,
En zingen van geslachten tot geslachten
Uw trouw. Uw roem, Uw onverwinb’re
krachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De God des heils wil mij ten Herder wezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's