Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Noach’s geloofsgetuigenis. 3.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noach’s geloofsgetuigenis. 3.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is”.

Het ware geloof richt zich op dingen die niet gezien worden. Toen Noach door de HEERE er over vermaand werd, zag hij niet dat die zondvloed kwam. Er was niets dat op het komend oordeel wees. Ook de ark en de verlossing door die ark waren nog verborgen zaken voor Noach. God heeft het hem bekend gemaakt door Zijn Woord. Die Goddelijke aanspraak heeft Noach geloofd. In het geloven verlaat de gelovige zich op het Woord van God. Het geloof richt zich niet op de dingen die gezien worden, noch rekent het met de omstandigheden. Het voorwerp des geloofs is al wat God in Zijn Woord heeft beloofd. We leven in een tijd dat men alles wil verklaren. Ook de geloofszaken gaat men rationeel benaderen. De wetenschap gaat uitmaken wat waarheid is. Doch de Heilige Geest richt de harten der gelovigen op de onzienlijke eeuwigheidswerken van God. Het geloof nu is een bewijs der zaken die men niet ziet. Gods werken zijn alleen in het geloof te kennen.

In Noach’s tijd ging het alledaagse leven gewoon door. Ze aten en dronken en namen ten huwelijk.... Het leven was gevuld met de tijdelijke, vergankelijke dingen. Het is heden niet anders. Het oordeel wordt gepreekt; de tekenen der tijden wijzen er op dat het gericht zal komen - maar men leeft gewoon verder. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn. Men bekommert zich niet om de toekomst. Met het natuurlijk oog is niet te zien wat er komen gaat. En de spotters vragen: waar blijft nu de belofte van Zijn toekomst? Alle dingen blijven toch gelijk? Misschien is dat wel uw verzuchting van binnen. Dat het in uw leven ook maar hetzelfde blijft. Juist zij die genade hebben ontvangen krijgen er last van als het zo dor en stil is van binnen. Het oordeel wordt aangezegd en het evangelie aangeprezen - maar het verschrikt noch verkwikt. O ja, ik geloof stellig dat we op weg zijn naar de oordeelsdag. Maar het raakt me zo weinig. Het werkt zo weinig uit. Wat is de oorzaak daarvan? Is het gebrek aan gelóóf? Willen wij niet vaak eerst zien, eerst ervaren en dan geloven? Noach geloofde de onzienlijke dingen. Hij zag wat zijn tijdgenoten niet zagen. Noach ging verstaan, dat het euade van alle vlees nabij was. Hij zag de boosheid van de mensen; dat oordeel Gods kan niet dan vreselijk wezen. Z’n ogen gingen open: er is maar één weg om aan die vloek te ontkomen: het bouwen van de ark. Noach geloofde Gods Woord als de waarheid.

Mag u het door genade reeds zien? Hoe verkrijg ik dat? Noach wandelde met God. In de verborgen omgang met de HEERE worden Diens heiIgeheimen verklaard. Dan werkt Gods aanspraak vermanend op de Godvrezende ziel. Daar krijgt men te zien dat de zonde zo groot is, dat het aan ‘s mensen kant een verloren zaak is. Een wonder is noodzakelijk. Alleen vrije genade kan mij nog zaligen. Dat ziende, is Noach bevreesd geworden. Die vrees was geen panische angst of wan-hoopsvrees. Het was de kinderlijke vreze Gods. Met diepe eerbied en grpot ontzag vervuld. Hij vreesde God Die beide, ziel en lichaam kan bederven in de hel. Hij vreesde God Die rijk is in barmhartigheid. Noach mocht dat oordeel Gods billijken. Hij werd ingewonnen voor de weg tot behoud. In die vrees gaan we buigen voor Gods recht en genade. “Bouw u een ark”. De mens valt er buiten. Noach had niets. Het moet in Gods weg. Een wonderlijke weg, maar door het geloof bevreesd geworden, heeft hij de ark toebereid. Dat was de door God gewerkte vrucht op de openbaring van de raad Gods. Wat werkt de prediking uit?

Noach’s tijdgenoten kenden geen vrees. Ze rekenden alleen met de zichtbare dingen. Onbevreesd leeft de wereld. Pluk de dag - zonder vrees. Dood is dood - dus geen vrees. Onbevreesd leeft ook de kerk. Ik geloof immers? - dan geen vrees. Ik ben gedoopt en heb belijdenis gedaan - geen vrees. Wonderlijk: zij die alles hebben te vrezen, zijn niet bevreesd. En zij die niets hebben te vrezen, vrezen alles!

Daar is vrees vanwege de zelfkennis: Ik heb door mijn schuld dat oordeel verdiend. Evenzeer brengt de Godskennis tot de vrees: God in Zijn rechtvaardigheid te kennen, tegen Wie ik gezondigd heb. Wat kan Gods kind bevreesd zijn voor het sterven. Wat een vrees, of mijn werk wel waarheid is. Zal de doop eens tegen mij getuigen?

Weet u van die levende vrees?

Naar die grondbetekenis houdt die vrees ook in, dat men beducht, voorzichtig is. Noach ging in die vrees voorzichtig te werk. Heel voorzichtig ging hij om met die openbaring van God. Hij heeft het niet veracht. Behoedzaam heeft hij bij dat Woord geleefd, al die jaren tijdens de bouw van de ark. Alleen in die vrees wordt het pand dat de HEERE heeft toebetrouwd, echt bewaard. In het geloof in dat Woord wordt er dan gewerkt aan de ark! Zuinig op dat Woord zijn; niet afwijken van dat Woord. Het leven inrichten naar dat Getuigenis. Dat Gods Woord recht beleden en beleefd mag worden.

Alzo werd de ark toebereid. Dat is het leven der bekering. Wat kostte het een zelfverloochening voor Noach! Het wordt een werkzaam leven: werkt uwszelfs zaligheid met vreze en beven. Dat gaat niet zonder strijd. Noach heeft de tegenstand der wereld ondervonden. Vele jaren bevreesd gebouwd aan de ark. Want Noach hád de ark niet zomaar, laat staan dat hij al in de ark behouden was. Daar is een toeleidende weg naar het volle behoud. Tegenwoordig is men direct klaar met Christus en Zijn verzoenend werk: zomaar in de ark en behouden. Het leven van afsterven aan jezelf en gevonden te mogen worden in Christus wordt dan niet bemerkt. Zalig echter als we met Noach de ark mogen toebereiden. Voor ons en ons huisgezin. Zijn we daarin werkzaam? Dragen we als ouders de kinderen biddend op? Smeken we om Gods genadige leiding, dat Hij ons tot Christus wil brengen? Dat we toebereid worden om eens gereinigd voor Hem te verschijnen? Noach mocht het doen met een geschonken en werkzaam geloof. Hij vroeg niet: waarom moet ik die ark bouwen? Ben ik wel bekwaam om die ark te bereiden? Zal die ark mij wel kunnen redden? Daarmee werkt het ongeloof. Door het geloof heeft hij de ark toebereid. Daarmee is hij niet beschaamd uitgekomen. Hij heeft de wereld erdoor veroordeeld. Wat een geweldige zaak wordt door het werkzame geloof uilgewerkt! Het ongeloof van de wereld is veroordeeld door Noach’s geloof. De ongehoorzaamheid van zijn tijdgenoten is veroordeeld door Noach’s gehoorzaamheid. Het ijdel vertrouwen der wereld is veroordeeld door Noach’s vrees. Waarlijk, wie niet gelooft, is reeds veroordeeld! Het werkzame, vruchtbare geloof van Gods volk is een bewijs dat de wereld het niet verstaat. Het stelt de wereld in het ongelijk, ja het is tot hun veroordeling!

Zo is die wereld aangekomen in de zondvloed. Want zij waren buiten de ark. Daar is niet dan de wrekende gerechtigheid Gods. Wie door het geloof een arkbouwer mag zijn, wordt met Noach een erfgenaam der rechtvaardigheid. Die zal niet schuldig worden verklaard. Noach heeft de gerechtigheid Gods ontvangen. Zijn acht zielen heeft God behouden, door het oordeel heen. Die erfgenamen kunnen niet verloren gaan. Want de erfenis is verdiend door het plaatsbekledende werk van Christus. Noach heeft die rechtvaardigheid niet zelf verdiend door zijn ark-bouw. Het is hem uit vrije gunst geschonken. Want lezen we nu dat Noach zelf in de ark ging? Neen. God moest het zeggen: “Ga gij in de ark, want u heb Ik rechtvaardig bevonden in dit geslacht”. Zo krijgen die erfgenamen Goddelijke permissie om in de ark te gaan. God Zelf leidt ze tot de zaligmakende kennis van Christus. Tot het omhelzen van de Borgen Middelaar. Tot het “mijnen” des gloofs.

God maakt Zelf onderscheid in Zijn verkiezende liefde en genade. Temidden van een geslacht dat naar de ondergang gaat roept Hij de erfgenamen van het eeuwige leven. De wereld krijgt het loon der ongerechtigheid. Gods erfvolk de rechtvaardigheid die naar het geloof is. Voor hen die buiten de ark omkwamen was sterven: derven. In de ark was een behouden volk. Zij konden nooit meer vallen. De HEERE Zelf sloot toe. Zalig die in de ark des behouds Jezus Christus zo geborgen mag zijn. Door het geloof rechtvaardig voor God in Christus. Dan wordt sterven: erven. Welke een vreugde: behouden ingaan in de vreugde des HEEREN.

N B. In drie artikelen heeft ds. Boiten weergegeven wat hij vorig jaar op de ontmoetingsdag te Kampen gesproken heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Noach’s geloofsgetuigenis. 3.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1990

Bewaar het pand | 6 Pagina's