Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 108

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“In de inwijding nu van Jeruzalems muur zochten zij de Levieten uit al hunne plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten om de inwijding te doen met vreugde en met dankzeggingen en met gezang, cymbalen, luiten en harpen...”.

Beste jongelui!

We hebben de vorige keer geschreven over de geslachtslijsten in betrekking tot de “Heilige stad” Jeruzalem. Jullie zullen bemerken dat het woord de “Heilige stad” tussen aanhalingstekens geplaatst is. Dat gebeurt natuurlijk niet zonder reden. Dit is gebeurd omdat in dit verband de stad Jeruzalem zo genoemd is. Zie Neh. 11:1.

Jeruzalem werd zo genoemd omdat de “Heilige God” daar Zijn woonplaats had. Daar stond van ouds de tempel, het symbool van Gods genaderijke tegenwoordigheid.

In verband met die “heilige stad” zijn de geslachtsregisters van grote betekenis. Niet voor toen alleen, maar ook voor nu.

Want het oude Jeruzalem heeft zijn glans als “Gods stad” verloren. Doch een ieder weet dat Jeruzalem het beeld is van de kerk. We zingen daarom niet voor niets:


“De heiligheid is voor Uw huis, o HEER ”.
Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer”.


Als we aan “Uw huis” denken, dan zullen er wel niet zo velen zijn die aan de oude tempel denken die eeuwen te Jeruzalem gestaan heeft. We denken dan veel eer aan de kerk, waarin we ons bevinden. Dat is nu “Gods huis”. Dat is geen schuur. Het is ook geen verenigingsgebouw. Het is het “huis van God”. God wil daar nu nog wonen, in 1990, door middel van Zijn Woord. Want alles wat in de oude tempel tentoongesteld werd en wat daar te zien en te horen was, dat gebeurt nu nog in de kerk, waar Gods Woord recht gepredikt wordt. God is daar zelf aanwezig. Hij spreekt daar Zelf tot ons. Nu niet door middel van die oud tes-tamentische symbolen, doch door middel van Zijn knechten. Dat zijn de door God geroepen dienaren. “Gezanten van Christus wege”. Zij bekleden een gewichtig ambt. Zij moeten het Woord des Heeren onverkort weergeven. Doorgeven! Dat vereist van de dienaar grote nauwgezetheid. Hij kan er maar niet wat van maken. Dit gebeurt wel veel. Doch dan is men ver van huis. Zelfs onder de mensen kan niemand het verdragen dat zijn woorden met een andere inhoud worden verder verteld, dat er in feite in zit. Als mensen al beledigd worden wanneer hun woorden verdraaid worden, hoe beledigd moet de Heere dan wel niet zijn, wanneer Zijn Woord niet zuiver wordt weergegeven?

Het vereist niet alleen nauwgezetheid van de dienaar van het woord, maar ook van de hoorder. Want wat tot hem komt is geen mensenwoord, maar het is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert. Dat de grote nauwgezetheid en oplettendheid bij de hoorders niet altijd aanwezig is, zal het geweten van elke lezer wel bevestigend moeten beantwoorden. We kunnen in de kerk, en waar kun je beter zitten, dus nog heel wat zonden bedrijven, door eenvoudig niet nauwkeurig acht te geven, op datgene, wat ons van “Godswege” wordt meegedeeld. Daar datgene wat ons week in week uit wordt meegedeeld van betekenis is voor het welzijn van onze onsterfelijke ziel. Ik dacht, dat als men prijs stelt op het heil van zijn onsterfelijke ziel, het wel de moeite waard is. om er over na te denken. Daarom herhaal ik:


De heiligheid is voor Uw huis, o HEER.
Eeuw uit. eeuw in. tot sieraad en tot eer.


Eeuw uit, eeuw in. Eerst staat er “uit” en daarna “in”. Dat wil zeggen: Er komt nooit een eind aan. Als de ene eeuw voorbij is, breekt de volgende aan. We gaan dan de ene eeuw uit en de andere in. Doch de heiligheid blijft dezelfde, omdat God eeuwig dezelfde is en blijft. Een Heilige God. We hebben dus in Zijn huis altijd met Hem te doen. Hij kan krachtens Zijn heiligheid de zonden niet verdragen. Geen enkele zonde. Ook zelfs de kleinste niet. Een enkel ogenblik van onoplettendheid stelt ons al schuldig voor Zijn heilig aangezicht.

Wanneer het nu gaat over de geslachtslijsten van het oude Jeruzalem, dan denk ik in het verlengde daarvan, aan de leden- en doopledenboeken van de kerk. Later zijn dat kaartsystemen geworden en tegenwoordig worden er door verschillende kerken al computers gebruikt waarin de leden zijn opgeslagen. Doch hoe men de zaken ook moderniseert, de idee blijft altijd dezelfde. De namen van de belijdende leden staan er in opgeschreven en ook de namen van de doopleden. Dat zijn in wezen ook geslachtslijsten. Wie ze inziet komt er hele geslachten in tegen. De kerk is een zaak die voortgezet wordt van ouders op kinderen. Het ene geslacht gaat en het andere komt. Doch de kerk blijft. Als het nu gaat over de namen van de belijdende leden, dan zouden dat allemaal ware gelovigen moeten zijn. Want als men belijdenis doet, dan moet dat een geloofsbelijdenis zijn. En dan wel een belijdenis van het ware zaligmakende geloof. Met minder is de Heere niet tevreden en met minder mag niemand zich tevreden stellen. Dat ideaal en werkelijkheid hier ver uit elkander liggen, zal voor een ieder wel een bekende zaak zijn. Wat van de belijdende leden geldt, geldt uiteindelijk ook voor de doopleden. Want dat zijn ook leden”. En als lidmaten der gemeente behoren zij gedoopt te wezen. En daarom worden zij ook gedoopt. En als gedoopte leden draagt men het merk- en veldteken van Koning Jezus. Zo zegt althans onze belijdenis het. En zo is het ook. Men moet dan zijn leven als dooplid besteden in de dienst van de Koning der kerk. Dat is zonder meer plicht. Geen plicht die door mensen opgelegd wordt, doch die een ieder door God opgelegd is. Dat hier in de praktijk ontzaglijk veel scheef zit, dat zal een ieder wel duidelijk zijn. Niet om dit zonder meer alleen maar te konstateren, doch opdat men zich zou gaan bekeren. Of mag dat ook al niet meer gezegd worden? “Bekeert u en gelooft het evangelie”. Mc. 1:15 is daarin toch wel duidelijk. Nu is dat niets nieuws. Het is van oude tijden af al zo geweest, dat het niet al Israël is wat Israël genaamd wordt. Met andere worden: Alle mensen die christen heten, zijn daarom nog geen christen. Men kan de naam hebben dat men leeft, terwijl men toch dood is. En dat al weer niet om daarin lijdelijk te berusten, doch om er heilig door opgeschrikt te worden, opdat men door de schrik des Heeren nog bewogen zou worden tot geloof. Hoe nodig is het daarom om steeds maar weer zichzelf te onderzoeken of men in het geloof is. Dat men er daarom toch niet genoeg aan zal hebben dat men geschreven staat in het geslachtsregister van de kerk o’p aarde, want dat is zonder meer geen garantie dat men ook geschreven staat “in het boek des levens en des Lams", dat Boven in het Nieuwe Jeruzalem -de triumferende kerk - aanwezig is. Want degenen die daarin geschreven staan, zullen uiteindelijk alleen maar zalig worden. De registers beneden zijn veranderlijk. Men kan er uit verdwijnen door allerlei omstandigheden. Doch als men geschreven staat in het geslachtsregister dat er voor het aangezicht des Heeren is. dan gaat men daar nooit meer uit. Daarin staan de namen van de bijbelheiligen. Adam, Eva, Seth. Henoch, Noach, Abraham. Sara, Izak. Rebekka, Jacob. enz. Het is een ontelbare schare. De grote vraag is natuurlijk: Staat mijn naam daar ook in. En kan ik dat weten? Dat kan men weten! En dan wel door het geloof. Het ware geloof dan. Dat is geen ijdel geloof. Doch het is een levend geloof, waardoor men aan Christus verbonden is, waarmede men Christus ingelijfd is. En die Christus ingelijfd is, is één geest met Hem. “Die de Heere aanhangt is één geest met Hem En door die ene Geest, wat de Heilige Geest is, Die het ware geloof werkt, kan men er heilig van overtuigd worden, dat de naam geschreven staat in dat hemelse geslachtsregister. Wat is dat groot te weten een “door de Heere gekende te zijn”. Want de Heere kent diegenen die de Zijnen zijn. Hij zegt: “Ik ken de Mijnen, en word van de Mijnen gekend”. Dat is in dit verband een heel belangrijke Goddelijke uitspraak. “Ik word van de Mijnen gekend”. Hoe dan? Gods kinderen kennen den Heere door het geloof, als een God, zoals Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Als een heilig God, en ook als een rechtvaardig God. Doch dat niet alleen. Want God is wel rechtvaardig, maar Hij is ook barmhartig en zeer genadig en groot van goedertierenheid, in Christus Jezus Zijn Zoon. Dit kan alleen maar met verwondering worden ingeleefd. Wie daarover geen vewondering kent, moet zich maar niet verbeelden dat het met hem wel in orde is, want ik vrees dan voor de zo- danigen het ergste. Het kan dan echter nog in orde komen. Niet om daarop te rusten. Want als dat beleefd wordt dat het nog niet in orde is, dan kan het van de beredenerende kant nog wel in orde komen, doch van de praktische zijde is het dan een onmogelijkheid geworden, die alleen bij God vandaan opgelost kan worden. En dat in de weg van het wonder. En wonderen kunnen niet door mensen worden verricht. Het is de Heere Die wonderen werkt. Hij doet wonderen. Hij alleen. Zoekt het daarom bij Hem alleen. Wie dat waarlijk doet, doet het niet tevergeefs. Want Hij laat niet ene ware zoeker staan. Wie zoekt, die vindt .... Veel sterkte en in alles de Heere bevolen van jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1990

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 november 1990

Bewaar het pand | 4 Pagina's