Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondmaal en belijdenis (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondmaal en belijdenis (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar de Schrift moet er dus zijn zelfbeproeving, wanneer het gaat over de viering van het heilig avondmaal. Nu spreekt ons formulier van de waarachtige zelfbeproeving. Het gebruikte bijvoeglijk naamwoord staat er niet om kracht bij te zetten, maar om aan te geven, dat er schijnbeproeving kan zijn en ook een oppervlakkige zelfbeproeving. Een beproeving, waarvoor de mens zelf de norm bepaalt, de breedte en de diepte. Het dieplood kan ook geworpen worden in eigen leven en men kan dan komen tot zelfkwelling. Een kwelling, die diep treft, maar waar men geen stap verder mee komt. Men kan ook komen tot conclusietrekking en ook dat is gevaarlijk. Het leidt tot zielsmisleiding, tot valse gerustheid. Men pint alles vast wat men gedaan heeft en waar men staat. Men heeft gekozen. Men heeft belijdenis gedaan. Men gaat trouw naar de kerk. Men leest veel. Men doet aan bijbelstudie en men wil aan het avondmaal. En van alles zegt men, dit heeft men niet van zichzelf, want die gezindheid kent men van nature niet. Het is van de Heilige Geest. En wat verder geestelijk nog vaag is of niet verstaan wordt, komt wel, want er is een goed begin. Door prediking en pastoraat kan men in die richting ook geleid en voortgeleid worden. Nu gaat ons formulier een geheel andere kant uit, zeker niet met voorbijzien van kerk, kerkgang, van belijdenis doen en een leven daarnaar, maar dit alles kan er zijn, zonder de kemzaak nl. waarin de waarachtige zelfbeproeving bestaat.

In het formulier lezen we: “de waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken: een mishagen over de zonde; een vertrouwen, dat de zonden vergeven zijn en een begeren om het geloof te sterken en het leven te beteren”.

Kort samengevat het gaat: over ellende, verlossing en dankbaarheid. Opvallend is het dat we hier weer tegen komen wat in zondag 1 staat van de Heidelbergse Catechismus en in zondag 30 van ons leerboek. Ook vinden we de driedeling in ons doopformulier. Terecht is gezegd: het is een goede greep, dat deze drie stukken in de Catechismus, in het Doop en Avondmaalsformulier aan de orde worden gesteld.

Dat bewijst de grote betekenis van deze stukken, die verwoorden wat waarachtig schriftuurlijk geloofsleven is. Door ze èn in de Catechismus en in de beide formulieren aan de orde te stellen wordt onderstreept dat men geen christen kan zijn zonder weet te hebben van en praktisch de waarheid van deze stukken te onderschrijven. Dit dient in onze tijd goed onthouden te worden, want het lijkt alsof ieder op zijn manier kan zalig worden. Het uniforme belijden moge leiden tot bezinning en tot toetsing van het geestelijk leven. Daar de driedeling ellende, verlossing en dankbaarheid naar Gods Woord is, moet het geestelijk leven daaraan beantwoorden. In de drie stukken zullen we ons thuis moeten weten. In die stukken zal ons leven moeten liggen. Voorts dient er aan gedacht te worden, dat de kennis van de drie stukken onderscheiden is. De stukken op zich geven dit al aan, want er wordt gesproken van ellende, verlossing en dankbaarheid. Zeker in het geloofsleven kan het ene stuk soms sterker leven dan het andere. De hemelse Onderwijzer weet wat nuttig en nodig is. Het doel ervan wordt verstaan, bijzonder door de bijbelse, bevindelijke prediking. Nu is het wel zo, dat men in dit leven nimmer een stuk achter zich heeft. Het stuk van de ellende wordt nimmer een gepasseerd station en nimmer zal men er genoeg van weten. Het kennen van het tweede en het derde stuk verdiept zich.

Dit wordt ons ook duidelijk wanneer we het avondmaalsformulier lezen. In elke voorbereidingsdienst, in elke avondmaalsdienst wordt daarop ook gewezen. Zal nu het avondmaal tot onze troost zijn tot verrijking en verdieping van het geestelijk leven, dan moeten de drie stukken gekend worden. Duidelijk worden ze ook in het avondmaalsformulier aangegeven als behorend tot het werk van de Heilige Geest. Nu staat er wat het eerste stuk betreft in het formulier, dat ieder bedenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking.

Bedenken welk een woord. Het is nadenken over. En dat niet vluchtig of terloops. Het staat er zelfs zo: “een iegelijk bedenke bij zichzelf”. En dat laatste wil zeggen: voor Gods aangezicht. Calvijn zegt het zo: “het brengen van ons geweten voor de rechterstoel van God”. En wat dient nu bedacht te worden? Eigen zonden. Het rechte zelfonderzoek gaat over eigen zonden. Zonden met gedachten, woorden en daden. Zonden tegen God en de naaste. Zonden van bedrijf en nalatigheid. Zonden in het verborgen en in het openbaar. Zo moet het gaan en zo gaat het waar de Heere werkt. Verstaan wordt wat er staat in psalm 32: en ik verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. Men komt open voor de Heere. Men gaat oprecht zijn zonden belijden. Maar nu staat er nog iets en laten we daar niet overheen lezen: een iegelijk bedenke zijn vervloeking.

Zijn helwaardig zijn. Het wijst ons op wat men verdiend heeft. Wat men steeds verdient. Want telkens wordt het ons voorgehouden, wanneer de avondmaalszondag nadert. Maar als men nu weet heeft van schuldvergeving, van rechtvaardiging moet men dit bedenken dan zo ook nog kennen? Ja zeker. We hebben er reeds op gewezen dat het eerste stuk blijft staan tot het einde van het leven. Het vlees blijft. En de werking daarvan wordt gekend. En bij het ouder worden nog meer. En bij die werkelijkheid mag men zich niet neerleggen. Dit kan ook niet wanneer men weet heeft van genade en liefde. Liefde en genade door Chrtistus’ bloed verdiend.

Men gaat door de leiding van de Heilige Geest verstaan, gericht op Gods wet, dat elke zonde, zelfs in de gedachtenwereld, helwaardig maakt.

De functie die de wet heeft moeten we goed in het oog houden en blijven houden. Door de wet is immers de kennis van de zonde. Waar geen wet is, is geen overtreding en daar is ook geen wetgever en geen wetsverplichting. Op de school van de Heilige Geest ontbreekt het onderwijs in Gods wet niet. De confrontatie met Gods wet, met de Wetgever, met de Wethandhaver wordt gekend. Ja, maar Christus heeft toch voldaan? Christus heeft zeker door Zijn arbeid, door Zelfopofferande voldaan aan de eisen van Gods wet. Hij heeft de wet vervuld, maar door Hem werd de wet niet ontbonden. De wet blijft, ook al heeft men weet van de werkelijkheid, waarvan de apostel zegt: “Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons”.

De wet krijgt een blijvende plaats in het leven der gelovigen. De wet binnen hen en in hen. Er staat geschreven dat de Heere de wet schrijft op de tafel van het hart. Men wordt één met Gods wet. Door de liefde van God de Heere werkend in het hart, komt er de gerichtheid op de wet. De wet wordt ook de spiegel voor hart en leven. De ontdekkende functie van de wet werkt door en dat door de prediking, tenminste wanneer die prediking schriftuurlijk is. In zondag 44 van de catechismus staat dat God Zijn wet scherpelijk laat prediken. Door die prediking wordt gewezen op eisen en plichten. Gods eisen en de plichten van Gods kind. En die scherpe prediking vindt plaats opdat men zijn leven lang de zondige aard hoe langer hoe meer leert kennen. Kennis van zichzelf verdiept zich. Vandaar dat het bedenken waarvan het formulier spreekt maar niet een zaak is, eens per drie maanden, maar een doorgaande zaak. De Heilige Geest gaat steeds door met de wetskennis, gelijk de Godskennis toeneemt. De rechtvaardigheid en de heiligheid des Heeren worden geleidelijk aan almeer verstaan, echter dit moet dan ook zo weer verstaan worden, dat nimmer de grens ervan bereikt wordt. Wie zal de diepte van Gods beide deugden kunnen peilen?. Het leven blijft een leerschool tot het einde toe. Zodat ook almeer wordt verstaan wat zonden zijn en wat zonden doen en wat Gods vloek is. Wat eigen vloekwaardigheid inhoudt, wat zij brengt en wat het betekent: er eeuwig, voor altoos in te delen. “Heere, ik ben Uw gramschap dubbel waardig. Heere op één plaats heb ik recht. Eén plaats heb ik verdiend. Dat is de hel! Heere, ik ben helwaardig”! Blijft het bij dit hartelijk belijden alleen? Neen: men gaat verder. Waar men komt zegt het formlier: opdat men zichzelf mishage en voor God verootmoedige”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1991

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Avondmaal en belijdenis (III)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1991

Bewaar het pand | 10 Pagina's