Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Ledeboerianen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Ledeboerianen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 2 mei j.l. promoveerde drs. H. Florijn tot doctor in de theologie. Zijn proefschrift draagt de titel De ledeboerianen, een onderzoek naar de plaats, invloed en denkbeelden van hun voorgangers tot 1907. Het is voor de eerste maal dat in een beschrijving van de ledeboerianen andere facetten dan de geschiedenis uitvoerig aandacht krijgen.

Gaarne willen we enige aandacht aan dit belangrijke proefschrift besteden. Uit een Woord vooraf noemt de schrijver de namen van vier broers, die ook een wetenschappelijke opleiding hebben genoten, zoals uit hun titels blijkt. Dat zal niet veel voorkomen!

“Onder de kerkverbanden”, zo lezen we in de Inleiding, “die in het Nederland van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw een onafhankelijke positie innamen ten opzichte van de Nederlandse Hervormde Kerk, hadden de ledeboerianen, de volgelingen van L.G.C. Ledeboer en zijn opvolgers, een geheel eigen plaats. In de meeste algemene kerkgeschiedenissen wordt dan ook wel aandacht aan hen besteed. Sommige auteurs beperkten zich daarbij tot een korte typering, anderen behandelden hen uitvoeriger”.

Dr. Florijn noemt zaken waar geen of niet voldoende aandacht aan is besteed, zoals de invloed van het gezelschapsleven, het maatschappelijk leven van de ledeboerianen en hun behoefte aan het isolement.

De interesse in de ledeboerianen is toegenomen. Dat blijkt uit een aantal biografieën, plaatselijke kerkgeschiedenissen en artikelen. Over Ledeboer, Van Dijke, Bakker, Hubregtse en Beversluis verschenen monografieën. Dr. Florijn noemt nog meer.

We geven weer het woord aan de schrijver van het proefschrift:

“Indeling

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er al vrij veel over de geschiedenis van de ledeboerianen geschreven is. De hier aangeboden kerkhistorische studie richt zich op de in een kerkverband georganiseerde ledeboerianen en gaat niet in op de “onkerkelijke” gezelschapsmensen, bij wie weliswaar ledeboeriaanse elementen zijn aan te wijzen maar bij wie het kenmerkende punt van de groepsvorming ontbreekt. Hoofdstuk 1 bedoelt de voorhanden publicaties te verwerken, historisch biografisch aan te vullen en zo nodig te corrigeren.

Verder bleek dat een systematisch overzicht van het kerkelijk en maatschappelijk leven van de ledeboerianen en de invloed van hun voorgangers hierin, ontbreekt. Hierbij zal in hoofdstuk 2 stilgestaan worden.

De theologische opvattingen waren tot nog toe evenmin in een historisch verband geplaatst, zodat hoofdstuk 3 hierop ingaat.

Om de eigen plaats van de ledeboerianen nog duidelijker te maken, moet ook weergegeven worden wat hen onderscheidde van andere kerkverbanden, die zich op welke wijze dan ook verbonden achtten met de gereformeerde belijdenis, zoals die vastgelegd is in de drie Formulieren van Enigheid. Dit gebeurt in hoofdstuk 4.

In hoofdstuk 5 wordt ruimer aandacht besteed aan de Gereformeerde Gemeenten, het enige kerkverband waarmee een gedeelte van de ledeboerianen zich in 1907 verenigde. Met deze vereniging werd de belangrijkste fase van hun geschiedenis afgesloten. In dit hoofdstuk konden de opvattingen van E. Fransen, de belangrijkste woordvoerder van de Gereformeerde Gemeenten, niet buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 6 onderzoekt de wortels van de ledeboeriaanse theologische denkbeelden, die in de Nadere Reformatie liggen. Met opzet is dit onderdeel aan het einde geplaatst, opdat het gebruik dat de ledeboerianen maakten van hun “oudvaders” incidenteel vergeleken kon worden met het omgaan met deze bronnen door tijdgenoten, die tot een ander kerkverband behoorden”.

Het bovenstaande geeft een overzicht van de inhoud van het proefschrift. Daaraan is toegevoegd een samenvatting van 4 bladzijden in de engelse taal, noten, verwijzingen naar vindplaatsen, 43 bladzijden, een literatuurlijst, een personenregister en een zakenregister.

Het boek telt 247 bladzijden en is op een voortreffelijke wijze uitgegeven door Den Hertog B.V. te Houten. De prijs is ƒ 49,50.

De ledeboerianen, over wie in dit proefschrift gehandeld wordt, komen ook uit de afscheiding voort. Ze vormen een zijlijn. Toch zijn er altijd contacten geweest met de hoofdstroom van de afscheiding, al leefde men niet in hetzelfde kerkverband. Men was het in de hoofdzaak wel met elkaar eens, maar er waren punten van verschil, zoals over het zingen van de psalmen naar de berijming van Datheen, het aanvragen van vrijheid enz. Er zijn allerlei groepen (geweest) die niet tot een kerkverband (gingen) behoren. Verschil in kerkelijk inzicht was er in de vorige eeuw en dat is er nog. Er zijn mensen die kerk-vast zijn, maar ook die gemakkelijk van de ene naar de andere kerkelijke gemeente overstappen.

Bij het lezen van het proefschrift kwam de vraag bij ons op in hoeverre er in de Chr. Geref. kerken leden zijn van ledeboeriaanse afkomst. Dit staat wel vast: dat er van ouds velen geweest zijn die zich geestelijk nauw aan de ledeboerianen verbonden gevoelden. Dat is te begrijpen, omdat de eerste jaren na de afscheiding het geestelijke element van grote betekenis was. En het is nog zo dat daarmee de kerk staat of valt.

We kunnen de vraag stellen in hoeverre de nazaten van hen die tot een of andere kerkelijke gemeenschap behoren, die uit de afscheiding voortkwam, nog geestelijke overeenstemming met het voorgeslacht hebben? De vraag is gemakkelijk te stellen, maar het antwoord is moeilijk te geven. Althans niet in een paar woorden. Er zijn bedenkelijke verschijnselen, overal, die wel met zorg mogen vervullen.

Het proefschrift geeft niet op alle vragen antwoord. Dat kan ook niet. De schrijver heeft zich gehouden aan zijn bronnen en heeft daarop zijn conclusies gebouwd. Een enkele opmerking willen we maken. Op bladzijde 108 lezen we, dat het bij de Gereformeerde Gemeenten maar zelden voorkwam dat iemand tot aan zijn dood oefenaar bleef. Dat is na 1890 alleen bij J. Vader gebeurd. Aldus dr. Florijn. Ik meen dat ook L. Wijting oefende tot zijn dood in 1959. Meermalen heb ik hem horen spreken. Zie Gedenkt uw voorgangers van J. de Haas, deel 2, blz. 384.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1991

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De Ledeboerianen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1991

Bewaar het pand | 10 Pagina's