Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

27.

Geleden naar de Schriften

De eerste zin van artikel 21 heeft ons de laatste keer al overvloedig stof gegeven. Christus Jezus is de eeuwige Hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Hij heeft Zichzelf opgeofferd om de toom van God te stillen in plaats van de Zijnen, die in zichzelf niets anders zijn dan arme zondaren.

We behoeven niet te vragen waarom het nü gaat. De eerste woorden wijzen er al op: “want er is geschreven....”. Hier gaat de Heilige Schrift open. Enkele plaatsen uit Gods Woord worden gegeven, waarin Hij zó geopenbaard wordt: de Hogepriester, Die het plaatsvervangend offer gebracht heeft.

Niemand moet denken, dat het in dit artikel om een volledige opsomming gaat. Als Calvijn over dit onderwerp schrijft in de Institutie - boek II, hoofdstuk XVI, 5 - dan merkt hij op: “Ik zal niet alles nagaan, want het zou een eindeloze opsomming worden....”. Het is ook niet zo moeilijk andere teksten over de “plaatsvervanging” te noemen, dan hier vermeld. Ik denk alleen al aan het woord uit Christus’ eigen mond, Mattheus 20:28 - ook Marcus 10:45 -: “Gelijk de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Rantsoen is daar: losgeld, losprijs. Het gaat om de betaling naar recht voor hen, die de dood hebben verdiend door hun misdaden. God eist het. Christus betaalt in hun plaats. Hij geeft Zijn eigen leven, Zijn eigen ziel, om hen te verlossen naar recht.

Het gaat er echter onze belijdenis niet om, dat er zoveel mogelijk bewijsplaatsen gegeven zouden worden, zoals we die bijv. in een dogmatisch leerboek krijgen. Het gaat om een duidelijk getuigenis naar binnen en naar buiten, dat Christus alzó moest lijden en sterven, alzó geleden heeft en gestorven is!

Van hoe groot belang is het voor het levend geloof, dat Hij Zichzelf gegeven heeft tot in het bittere lijden, tot in de bittere dood aan het kruishout in de plaats van de Zijnen. Dan kan het niet over een zaak gaan, die door mensen is uitgedacht. Het moet vaststaan op grond van het eigen Woord van God. En dat doet het. Artikel 21 laat zien: het is geprofeteerd in het Oude Testament, het komt uit in de geschiedenis van Christus’ lijden, het is gepredikt door de apostelen.

Zo is het tot troost van het levend geloof. Ook tot verdediging van de leer, die naar de Godzaligheid is. Het plaatsvervangend offer werd in de tijd van onze belijdenis al bestreden. Het gebeurt vandaag van meer dan één zijde. Soms met heel mooie woorden. De Kerk des Heeren mag het nochtans weten: het is geen vergissing, geen verbeelding. Het is naar de Schriften!

Jesaja 53

Jesaja 53 wordt hier eerst genoemd: “Want er is geschreven, Jesaja 53:5, 7 en 12, dat de straf, die ons de vrede aanbrengt op de Zone Gods was, en dat door Zijn striemen ons genezing is geworden; Hij ter slachting geleid is als een lam; met de misdadigers is gerekend”.

Vaak wordt dit hoofdstuk aangehaald in het Nieuwe Testament. De Moorman van Candace las het op zijn wagen, toen hij terugkeerde uit Jeruzalem. Filippus predikte hem vanuit deze Schrift Christus. Voor hem was het geen vraag, van Wie de Profeet dit gezegd had. Hij boodschapte Christus als Die Zichzelf heeft overgegeven als het offer tot verzoening van de schuld. Daardoor alleen kon de Moorman delen in de vergeving der zonden en zijn weg met blijdschap reizen. De Heilige Geest had de prediking van Filippus gezegend en het geloof in zijn hart gewerkt, dat door de grote Schulddrager vrede met God ontvangt.

Men heeft het geprobeerd om uit Jesaja 53 de gedachte weg te halen van het plaatsvervangend lijden. Het zou alleen een ontroerende lofzang geweest zijn op de solidariteit, die Christus betoond heeft. Het gaat om iemand, die het lijden van anderen voor zich aanvaardt daarin de gevolgen van hun overtredingen te dragen en daardoor genezing en vrede te geven.

Onze belijdenis keurt hen, die ook in de tijd van de opstelling niets wilden weten van Christus in Zijn plaatsbekledend offer, geen blik waard! Zonder meer wordt er immers al gesproken van de straf, die “op de Zone Gods was”.

Hoe zou hier alleen van de solidariteit van Christus met Zijn volk gesproken kunnen worden? Al te duidelijk gaat het toch centraal om het dragen van de straf! Sommigen wijzen er op, dat het woord, dat in de Statenvertaling door straf vertaald wordt, door “tuchtiging” vertaald kan worden. Dit zou dan niet overeenkomen met de gedachte van de vergelding, die God eist. Het is duidelijk dat men alles probeert te verklaren om aan het offer in plaats van verloren zondaren te ontkomen. Het verband spreekt die vertaling tegen als we tevoren lezen van “om onze overtredingen verwond” en om “onze ongerechtigheden verbrijzeld”. We kunnen ook letten op vers 6b .... “doch de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aankomen” en vers 10 .... “als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien....”.

Luther heeft het wel goed vertolkt als hij van het wonder schrijft, dat vanuit Jesaja 53 gekend mag worden “die de vrede hebben moest, heeft de straf; die de straf moest hebben, heeft de vrede”. Het is de lijn van artikel 21. Gelukkig, die door een waar geloof van die gezegende ruil niet vreemd is!

Veroordeeld door Pontius Pilatus

Uit het Evangelie kennen wij de figuur van Pontius Pilatus. Zijn naam staat geschreven in de lijdensgeschiedenis. Elke week horen we van hem, als het geloof beleden wordt met de woorden van de twaalf artikelen. Hij heeft als stadhouder de Heere Jezus Christus ter dood veroordeeld.

Christus is niet heimelijk vanuit een hinderlaag ter dood gebracht, ook niet bij een oproer onder het volk. Hij is door een rechterlijk vonnis aan de dood overgegeven. Ondertussen is Hij onschuldig veroordeeld. Meer dan éénmaal heeft Pilatus het moeten getuigen, dat hij geen schuld in deze Mens vond.

Opvallend is de aandacht van de twee belijdenisgeschriften uit de tijd van de reformatie voor het lijden onder Pontius Pilatus. In beide, zowel de Catechismus als de Nederlandse Geloofsbelijdenis, gaat het belijden dezelfde richting uit. Het wordt betrokken op het plaatsbekledend lijden van Christus. In artikel 21 vinden we dezelfde lijn als in de Institutie. Kort samengevat betekent het: Christus moest in Zijn veroordeling de plaats innemen van een schuldige voor het gericht van God, dat zondaren hebben verdiend naar Gods heilig recht. Nochtans was Hij het onschuldige Godslam. Zo ziet het levend geloof Hem hier vanuit eigen veroordeling als Degene, in Wie de vrijspraak verworven is en vastligt ....“opdat Hij .... ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zou, bevrijdde”.

We lezen het hier: “en als een kwaaddoener veroordeeld door Pontius Pilatus, hoewel hij Hem onschuldig verklaard had. Zo heeft hij dan wedergegeven, wat Hij niet geroofd had en heeft geleden, rechtvaardig voor de onrechtvaardigen”.

Het is inmiddels treffend hoe hier twee teksten aangehaald worden nml. Psalm 69:5 en 1 Petrus 3:18. Psalm 69 is een Psalm, die in veel heenwijst naar Christus. De kanttekenaren van de Statenvertaling schrijven erbij “David, mitsgaders de Heere Christus, onder zijn voorbeeld, klaagt tot God om verlossing”. Meerdere aanhalingen zijn er van deze Psalm in het Nieuwe Testament. Wat deze tekst zelf betreft: we moeten hier denken aan een onrechtmatige beschuldiging, “David wil zeggen, dat hij onschuldig zijnde nochtans als een schuldige wordt behandeld. Dit moet ook op Christus geduid worden, die niet Zijn eigene, maar onze zonden gedragen heeft”. Zo spreekt ook deze Psalm van het plaatsvervangend lijden van Christus.

In 1 Petrus 3:18 gaat het om het offer, dat Christus in Zijn lijden heeft gebracht. De gelovigen worden door de apostel Petrus in het lijden, dat zij om Gods wil moeten ondergaan, gewezen op het voorbeeld van de lijdende Christus. In Hem, in hóe Hij geleden heeft, ligt kracht en troost bij het onrecht, dat hen wordt aangedaan. Maar dan geeft de apostel een omschrijving van dat lijden, waarbij het offer dat Hij gebracht heeft, in het volle licht wordt geplaatst. Hij heeft geleden: rechtvaardig voor de onrechtvaardigen. Hij was een onschuldige, in alles beantwoordend aan Gods Wet en Hij heeft willen lijden en sterven ten gunste van onrechtvaardigen, die door eigen schuld de dood hebben verdiend. Hij heeft Zichzelf gegeven om te voldoen aan Gods eis tot hun verzoening en behoud.

Gevoelend de schrikkelijke straf....

Dit artikel gaat niet voorbij aan wat het lijden voor Christus betekent heeft. Het geeft niet een aantal bewijsplaatsen voor de voldoening door het lijden op een kille manier. We horen hier iets doorklinken, hoe het uitgekomen is in de lijdende Christus, dat de zonde zo ontzettend is: “En dat zowel in Zijn lichaam als in Zijn ziel gevoelende de schrikkelijke straf, die onze zonden verdiend hebben, zodat Zijn zweet werd gelijk druppels bloeds, op de aarde aflopende; Hij heeft geroepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Mattheus 27:46, en heeft zulks alles geleden tot vergeving onzer zonden”.

Christus heeft de hele tijd van Zijn leven geleden onder de straf op de zonde, onder de toorn van God. Hij heeft geleden naar lichaam en ziel. Hier wordt de nadruk gelegd in deze eenvoudige en toch zo diepe, aangrijpende woorden op “de arbeid Zijner ziel”.

De toom Gods is een verschrikkelijke werkelijkheid. We lezen ervan in de Psalmen hoe Gods kinderen die werkelijkheid hebben beleefd. Denk aan Psalm 6: “O Heere, straf mij niet in Uw toom....”. Het blijft voor die God vrezen ook vandaag niet onbekend. Maar wie heeft de straf op de zonde, de toorn van God zó doorvoeld als de Borg en Zaligmaker in Zijn lijden?

Twee momenten worden hier kort uitgewerkt. Zijn bange worsteling in Gethsemane en Zijn Godsverlatenheid op Golgotha. Een enkele zin kan soms meer zeggen dan een hele preek. Zo is het hier. Christus heeft de straf der zonde ondergaan. Het volle gewicht was op Hem. Zó alleen is Hij de betalende Borg geweest tot in de helse angsten. Zó alleen heeft Hij voldaan aan de gerechtigheid Gods. Zó alleen is er vergeving voor een zondaar, die de eeuwige dood heeft verdiend. Wat heeft het Hem gekost om verlorenen uit de klauwen van dood en hel los te kopen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 augustus 1991

Bewaar het pand | 1 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 augustus 1991

Bewaar het pand | 1 Pagina's