Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lied van de vreemdeling VI. Zijn tranen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lied van de vreemdeling VI. Zijn tranen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Mijn ziel druipt weg van treurigheid”

Gletsjers hoog in de bergen hebben het zwaar te verduren. Niet in de winter wel in de zomer. Als de felle, hete zonnestralen erop branden. U ziet het aan de watervallen. Ze zijn breder dan ooit, het geraas oorverdovend.

De dichter van Psalm 119 zegt dat hij is als een smeltende gletsjer. Mijn ziel - dat is hij helemaal. Heel zijn persoon. Niet slechts innerlijk. Niet slechts uiterlijk. Lichaam en ziel beide. Hij druipt weg. Hij smelt weg. Als een gletsjer. Is het bij de gletsjer de zon, bij de dichter is het treurigheid die hem doet wegsmelten.

‘t Is dus niet een traantje dat hij wegpinkt. ‘t Is dus niet één korte snik en verder niet. Hij is overmand door droefheid. Zijn droefheid is intens. Hij is een en al droefheid, één stuk treurigheid.

Verdriet is nooit zo maar. Er is altoos oorzaak voor.

Wat zou er aan de hand zijn? Heeft hij zijn enige zoon naar het graf gebracht? Of is zijn geliefde vrouw hem door de dood ontvallen? Of is hij al zijn goed en bezit kwijtgeraakt?

We moeten als tasten naar de oorzaak. Want de dichter vermeldt die niet. Toch is het niet zo moeilijk. Wie wedergeboren is, kent het onderscheid tussen de aanwezigheid van de Heere en de afwezigheid, tussen een geopende hemel en een gesloten hemel. Gods nabijheid te proeven en te smaken geeft grote vreugde. Is zoeter dan het leven. Verstoorde gemeenschap is bitterder dan de dood. Dan is er weeklacht en geschrei. Tenminste als er weer de beleving is van het missen, van het kwijt-zijn van de Heere.

Er is nog iets dat groter droefheid geeft. Dat is de oude mens, het overgebleven vlees. De dichter heeft gezegd dat zijn vermaak is het doen van Gods geboden. Gods inzettingen betrachten dat is zijn levenselement.

Echter daar is nog het vlees, dat zich der wet niet onderwerpt. Zie hier de oorzaak van de vele en hete tranen in het leven van Gods kind. En als het vlees weer de overhand heeft dan is Gods aangezicht weer verborgen. Omdat God de heilige God is. Omdat Hij geen gemeenschap kan hebben met de zonde. Omdat Hij gruwt van de zonde. U kunt lezen bij “Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat”. U kunt leven bij “er moet wat met de mens gebeuren”. U kunt leven bij de noodzakelijkheid van wedergeboorte, bekering en beleving. U kunt leven bij “ik wil niet met een ingebeelde hemel voor eeuwig verloren gaan” of “ik wil mijzelf niet misleiden en bedriegen voor de eeuwigheid”. Waarlijk - dat zijn prijzenswaardige dingen. Maar als het nu jaar in jaar uit hetzelfde blijft? Als het misschien zelfs ook op het sterfbed nog zo is?

Zijn het nu juist niet mijn zonden die een scheiding maken tussen God en mijn ziel? Zijn die niet de oorzaak dat God Zijn aangezicht voor mij verborgen houdt?

O we belijden dat genade genade is, en dat zaligworden een eenzijdig Godswerk is. Maar we kunnen ons heimelijk verheffen. We hebben toch wel een beetje recht op genade. Als we onszelf vergelijken met anderen dan valt het met ons nog wel mee. We zijn degelijk, ernstig en voor de waarheid. We slaan de kerkgang niet over en we bidden elke dag. Gewis - als we verloren gaan dan ligt dat niet aan ons.

Echter - kennen wij nu die taal van de Psalmdichter? Leren ook wij spreken: mijn ziel druipt weg van treurigheid? O neen - de dichter vlucht niet met die woorden tot zichzelf of tot anderen om er nog iets mee te worden. Hij vlucht ermee tot de Heere. Precies als de tollenaar in de tempel. Om zijn tranen te schreien voor Gods aangezicht.

‘t Is de Heilige Geest Die leert schreien voor Gods aangezicht. Altijd weer en altijd meer. ‘t Wordt altijd meer: een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij.

Wonderlijk is dat: zulkeen gaat af gerechtvaardigd naar zijn huis. Want God droogt die tranen. Om wat Jezus Christus heeft gedaan. Door Borggerechtigheid gaat een gesloten hemel open, wijkt de duisternis, is er Gods vriendelijk aangezicht.

Straks druipt de ziel nooit meer weg van treurigheid.

Straks enkel huppelen van zielevreugd!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1991

Bewaar het pand | 13 Pagina's

Het lied van de vreemdeling VI. Zijn tranen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1991

Bewaar het pand | 13 Pagina's