Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

28

Geen ander offer

Nog één keer gaan we naar artikel 21. Iemand zal zich afvragen: is het nodig om aan dit laatste gedeelte een aparte bespreking te besteden? Was het niet genoeg geweest dit vorige keer met enkele regels af te doen? Opgemerkt zal worden, dat het immers gaat om bekende zaken en woorden. Zij zullen bij Gereformeerde belijders geen tegenspraak oproepen en geen nadere toelichting behoeven. Het valt in dit verband ook op, dat de meeste commentaren niet zo uitvoerig op dit laatste stukje ingaan.

Het lijkt me toch goed hier apart aandacht aan te besteden. Je zou het kunnen noemen een gevolgtrekking uit het voorgaande. Ik ben geneigd om hier nog een ander woord te gebruiken: toepassing. Eerst is Christus beleden als de Hogepriester naar de ordening van Melchizedek, Die het volkomen zoenoffer gebracht heeft om de toom van God te stillen. Vervolgens is beleden dat Hij dat gebracht heeft in Zijn lijden en sterven naar de Schriften. Nu,aan het eind, laat dit artikel zien, wat dit betekent in de praktijk voor de Kerk des Heeren, voor het leven des geloofs. Ongetwijfeld spreekt hier de achtergrond van het verzet in de tijd der reformatie tegen de Roomse leer van de verdienstelijkheid der goede weken. Calvijn schreef eenmaal de aangrijpende brief aan de Roomse kardinaal Sadoletus, die hem van eerzucht beschuldigde en het verbreken van de eenheid van Christus’ Kerk. In dat geschrift wijst hij op de eer, die het enige offer van Christus moet hebben en hoe die in leer en praktijk in de Roomse kerk voorbijgegaan en miskend wordt: “Waar blijft het enige zoenoffer, waarvan de Schrift getuigt, dat er in het geheel geen verzoening overblijft, zo men zich daarvan verwijdert? Doorloop het ganse Woord Gods! Indien het enige bloed van Christus overal wordt voorgesteld als prijs der voldoening, als afwassing, waar haalt ge de moed vandaan zoveel eer op uw werken over te brengen?” We horen die achtergrond in artikel 21 doorklinken: “Daarom zeggen wij wel terecht met Paulus, 1 Corinthe 2:2, Filippenzen 3:8 “dat wij niet anders weten, dan Christus en Dien gekruisigd; wij achten alle dingen voor drek, om de uitnemendheid der kennis van onze Heere Jezus Christus”; wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken om ons met God te verzoenen, dan alleen “deze enige offerande, eenmaal geschied door welke de gelovigen in eeuwigheid volmaakt worden”, Hebreeën 10:14”. Het is niet moeilijk om te zeggen: men heeft aan Rome gedacht. Neem bijv. de woorden: ... enig ander middel te zoeken of uit te denken... Toch wordt de naam van Rome niet genoemd. Het gaat niet uiteindelijk om de polemiek tegen Rome als zodanig. Het gaat om het positieve: de verzoening alleen in Christus en Zijn volkomen offer. Het stelt aan ons de vraag: hebben we zó al de betekenis van de enige Hogepriester en Zijn werk in eigen leven leren verstaan?

...niets anders weten

Verwezen wordt hier naar 1 Corinthe 2:2: “Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en Dien gekruisigd...” Daar komt het enige, het uitsluitende, van de kennis van Christus - en dan als de Gekruisigde - zo duidelijk uit.

Het kruis van Christus is de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid. Zij zoeken de weg der verlossing buiten dat kruis in de gedachten van de menselijke wijsheid. De Joden hebben een machtige Koning met machtige tekenen en ergeren zich aan de vernederde Christus aan het kruis. De Grieken willen begrijpen en achten daarom het kruis een dwaasheid. Het is juist de wijsheid Gods, dat Hij verlossing openbaart en predikt in Hem, Die aan het kruis heeft willen hangen. Voor Paulus is dat het enige, waardoor er verlossing is, zaligheid voor verloren zondaren. Hij heeft niet voorgenomen iets te weten dan dat: Jezus Christus en die gekruisigd. Hij heeft het als waar in zijn leven door Gods genade leren kennen en erkennen. Hij heeft het zo gebracht aan anderen. Zo is dat voor hem het enige waarin te roemen is.

We moeten dit goed verstaan. Het betekent niet dat Paulus geen andere wetenschappen kende. Ook niet dat Paulus bijv. de opstanding van Christus niet verkondigde. Het betekent wel, dat hij niets anders heeft willen prediken dan wat tot hun zaligheid was. Zo predikt hij Christus en Dien gekruisigd “Die door Zijn dood en volgende opstanding ons van onze zonden verlost heeft en ons de eeuwige zaligheid deelachtig gemaakt” (kanttekeningen bij deze tekst, Statenvertaling). Het is het beslissende, het uitsluitende. Het vernedert en veroordeelt de mens tot in het diepst. Het verheerlijkt de wijsheid van God. In de gekmisigde Christus is de enige weg door God Zelf bereid om met God verzoend te worden. Daarbij wil ik aantekenen, dat onze belijdenis hier Jezus Christus-en-Dien-gekruisigd ziet in het licht van de verzoening met God.

Alle dingen voor drek

Filippenzen 3:8: “Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus...” wordt hier op een bepaalde wijze verweven in dit gedeelte.

Het valt op dat hier het woord aan het eind van deze tekst “drek” genoemd wordt. De uitnemendheid van de kennis van Christus is zó groot, zó enig, dat Paulus alles daar tegenover als niets geacht heeft en acht. Alle voorrechten die hij bezat waren hem niets geworden. Zij waren in het ontdekkende licht van Gods Geest waardeloos geworden.

En het blijft zo. Hij acht ze als “drek” (uitwerpsel). De kennis van Christus alléén brengt de zaligheid. Wat daar buiten is vervult hem met afschuw.

En weer tekenen we hier aan dat het voor onze belijdenis vanzelf spreekt, dat de kennis van Christus onlosmakelijk verbonden is aan het werk der verzoening, dat Hij gedaan heeft!

Allerlei vertroosting...

In dit gedeelte spreekt ook de troost van het levend geloof in de enige offerande van Christus. Het wordt niet in het algemeen gezegd: er “is” allerlei vertroosting.. en het “is” niet van node. Nee: “wij vínden allerlei vertroosting in zijn wonden en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken..”.

Wat een schat van troost ligt er in de wonden van Christus. Het wordt bevonden door het benauwde en verslagen hart vanwege eigen schuld. In die wonden is grond tot vergeving. Het wordt gekend in de strijd tegen de zonde. Telkens weer moeten Gods kinderen vrezen dat de zonde het wint, maar nee... midden in de strijd krijgen ze kracht uit Zijn wonden om de zonde tegen te staan. Het wordt ervaren als de druk van allerlei tegenheden hen doet neerzinken. Het gelovig gezicht op de lijdende en stervende Heere Jezus heeft hen naar boven in de geloofswetenschap, wat het Hem heeft gekost om alles voor hen te voldoen.

Ook het andere wat hier staat is ongetwijfeld tot troost van de Zijnen. Er behoeft geen ander middel gezocht of uitgedacht te worden om met God te verzoenen dan alleen die enige offerande. De leer van Rome is niet alleen tegen de Schrift, maar is ook zo troosteloos voor allen, die het in waarheid om de verzoening met God te doen is. Het eigengerechtig bestaan doet zoveel middelen zoeken en bedenken buiten het enige offer van Christus om. De Heilige Geest ontdekt die in hun hart en leven. Het is beschamend voor allen, die de Heere zoeken. Nu wordt het hier als vertroosting gepredikt: het is niet nodig, want in het enig offer is alles! Dat behoeft niet herhaald. Het is éénmaal volbracht. Het is oorzaak van de volkomen zaligheid. Wat een ruimte ligt er in voor een zondaar in zichzelf, die geen mogelijkheid meer over heeft gehouden: volmaakt alleen door het enige offer van Christus!

Alleen voor de gelovigen

Van belang is in dit gedeelte van artikel 21, dat het priesterlijk offer van Christus beleden wordt, als alléén ten goede komend aan de Zijnen. Lees er niet overheen dat het zó gezegd wordt: “..door welke de “gelovigen” in eeuwigheid volmaakt worden”. In de hier bedoelde tekst komt hetzelfde uit: “want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden”. (Hebreeën 10:14). Het is ten behoeve van hen, die geloven, die “geheiligd” worden.

Christus heeft voor de Zijnen geleden en heeft voor hen Zijn offer gebracht. Hier wordt Hij groot gemaakt als Die Zichzelf naar het welbehagen des Vaders heeft opgeofferd. Hij heeft Zijn offer niet gebracht voor ieder, hoofd voor hoofd, terwijl het dan verder aan óns zou liggen of wij dit al-of-niet aannemen. Zo’n voorstelling ontrooft de Vader én Christus de eer. Het is iets anders dat er in dat offer zo’n kracht ligt, dat er voor de grootste der zondaren genade te verkrijgen is. Ruim mag én moet dat offer gepredikt worden. Dat is hier niet in geding. Maar het levend geloof eert Hem, Die Zichzelf heeft opgeofferd voor de Zijnen tot eer van Zijn Vader.

De naam Jezus

Het kan ons misschien wat vreemd

voorkomen, dat we helemaal aan het eind een regel vinden over de naam Jezus. Meestal zijn we gewoon in de dogmatiek om daar afzonderlijk over de handelen nml. bij de namen van Gods Zoon. Onze belijdenis doet dit niet. Het verbindt de naam Jezus met de belijdenis van de voldoening van Christus, onze enige Hogepriester. Tekenend zijn in dit verband de woorden: “Dit is ook oorzaak...”. Ook moet het ons niet ontgaan, dat hier de naamgeving vanuit de hémel vanuit Gód benadrukt wordt...: “waarom Hij door de engel Gods genaamd is Jezus, dat is Zaligmaker; “vermits Hij Zijn volk zalig maken zou van hun zonden”, Mattheus 1:21.

Die naam is gericht op de voldoening. Hij hééft die naam niet alleen. Hij (s de Zaligmaker. Het gaat daarbij om de kern: de redding, de verlossing, uit de nood der zonde. In Zijn naam wordt ons zondaar-zijn in de totale onmogelijkheid en hulpeloosheid gepredikt. Wij kunnen onszelf niet redden. Nooit is de schuld te voldoen. Daar brengt God door het werk van Zijn genade. Maar nu Hij: Jezus, de volkomen Zaligmaker. Hij maakt zalig. Hij verlost van het hoogste kwaad en brengt tot het hoogste goed.

We mogen de Hervorming weer gedenken om deze tijd van het jaar. Kan het beter dan door dat geloof, dat in Jezus de volkomen Zaligmaker kent?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's