Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijk jeugdwerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijk jeugdwerk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

We gaan verder met de bespreking van de brochure die onder bovenstaande titel verscheen. We zijn toegekomen aan de korte weergave van hoofdstuk

7. De relatie tussen de kerken en het jeugdwerk.

De kerkeraad heeft ambtelijk opzicht over de verenigingen in de gemeenten. Dat wordt naar artikel 37, sub 1 van de Kerkorde vooropgesteld. Dan wordt nagegaan hoe het standpunt van de jeugdbonden vroeger was en hoe de CGJO er nu over denkt. Samenvattend zeggen de schrijvers van de brochure: “In haar houding ten opzichte van onze kerken wijkt de CGJO af van de kerkelijke en van de historische lijn. Dit wordt mede veroorzaakt door een eenzijdige uitleg van het woordje “vrij””. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de LCJ. Dit hoofdstuk besluiten de schrijvers als volgt:

“Er is een klein raakvlak tussen de CGJO en ons als we pleiten voor vrij jeugdwerk in de zin van: ontstaan uit eigen wil. Ook ons werk is uit eigen initiatief ontstaan. Zo bekeken is ons werk misschien nog wel vrijer dan dat van de CGJO, bij haar kwam de aanzet van een predikant, bij ons kwam het uitsluitend van jeugdverenigingen.

Deze vrijheid wordt echter begrensd door het kerkelijk-confessionele karakter van het werk. Ze mag nooit ontaarden in ongebondenheid. Wat wij daarom willen is geen vrij jeugdwerk en geen meer gebonden jeugdwerk, maar vrij kerkelijk jeugdwerk. Vrij jeugdwerk, want we doen het zelf, op eigen initiatief. Kerkelijk jeugdwerk, want onze kerken bepalen onze grenzen”.

8. De huidige kerkelijke situatie

In paragraaf 1. De kerken en de CGJO wordt gesteld, dat de kerken niet anders kunnen doen dan de CGJO en de LCJ op gelijkwaardige voet behandelen. In de volgende paragraaf 2. De kerken en de LCJ wordt het bestaansrecht van de LCJ verdedigd. “We zijn niet zomaar zonder meer” - zo lezen we - “opgedoken als alternatieve beweging naast de CGJO. Vele malen en op velerlei wijze hebben verontruste verenigingen en kerkeraden hun bezwaren naar voren gebracht. We ontkennen niet dat er daarbij hier en daar fouten gemaakt zijn, we betreuren dat. Helaas was er onvoldoende een luisterend oor voor de geluiden van verontrusting. Als de jeugd dan ten lange leste elkaar opzoekt en vindt, en zélf een alternatieve vorm van jeugdwerk van de grond tilt, menen wij te mogen konkluderen dat in grote lijnen de kerkelijke weg bewandeld is. We zijn dankbaar dat de synode in 1983 besloot de LCJ en de CGJO financieel gelijk te berechtigen. We proefden er een stukje erkenning van ons werk in”.

Even verder lezen we: “Aan de andere kant moeten we helaas konstateren dat ook nu nog blijkt dat het besef van de noodzaak van ons werk, en het inzicht in de reden van ons bestaan nog niet in de volle breedte van onze kerken is doorgedrongen”. Als pijnlijk voorbeeld wordt genoemd een artikel van ds. K. Boersma in De Wekker van 3 mei 1991. “Het is voor ons” - aldus de brochure - “onbegrijpelijk hoe iemand met een lange staat van dienst als jeugddeputaat er geen blijk van geeft dat hij inziet waar het nu in wezen om gaat”.

In paragraaf 3. Het jeugdwerk en de kerkelijke verdeeldheid lezen we: “Wie vraagt naar de kern van het probleem in ons jeugdwerk, vraagt daarom impliciet naar de wortels van onze kerkelijke verdeeldheid”.

In paragraaf 4. gaat het over De brochure van jeugddeputaten. Het gaat om de brochure: “kerkelijk jeugdwerk, wat is het anno 1989 in de Chr. Geref. Kerken en wat mag er van verwacht worden?” Er wordt kort op deze brochure ingegaan. Aan het slot wordt gezegd: “Samenvattend kunnen we zeggen dat we de brochure waarderen vanwege het vele materiaal dat aangedragen wordt en de standpunten die weergegeven worden. De studie had echter aan waarde gewonnen wanneer uit de veelheid van informatie konklusies waren getrokken, iets wat nu grotendeels aan de lezer wordt overgelaten, en wanneer duidelijke aanbevelingen waren gedaan”.

9. De struktuur van ons jeugdwerk. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de struktuur. Aan het einde zeggen de schrijvers: “Het valt dan ook te verwachten dat in de komende tijd hier nadere besluiten over genomen moeten worden. De enige faktor die dit nog remt is het principe dat we altijd gehuldigd hebben, namelijk dat we geen formele organisatie willen worden zolang we nog met de CGJO in gesprek behoren te zijn. Omdat onze groei veranderingen nodig maakt, kunnen we dit principe niet eindeloos blijven huldigen. Het rapport van jeugddeputaten aan de synode van 1992, en de besluiten van die synode, zullen dan ook ongetwijfeld op onze bestuursvorming van invloed zijn”.

10. Aktiviteiten.

“Het geheel van het kerkelijk jeugdwerk omvat een groot scala aan aktiviteiten, die gezamenlijk bijdragen aan de realisering van het doel van dat jeugdwerk. Wanneer we de vorming als doel voor ogen houden, en ontmoeting, ontspanning en aktie als middelen zien om dat doel te bereiken, dan staan ons een groot aantal instrumenten ter beschikking om dat in te vullen. Te denken valt daarbij aan de uitgave van studiemateriaal, kadervorming, het organiseren van landelijke en regionale bijeenkomsten en appèldagen, gezamenlijke (financiële) akties, maar ook aan aktiviteiten van de jeugdverenigingen zelf, die variëren van Bijbelstudie tot bejaarden bezoek, en van preekbespreking tot strandwandeling. De drie “lagen” in ons jeugdwerk (plaatselijk, regionaal en landelijk) kennen zo elk hun eigen aktiviteiten, die elkaar ook weer gedeeltelijk kunnen overlappen. Gezien de nadruk die we leggen op het belang van het plaatselijke en het regionale gebeuren, zal het niet verbazen als we hier ook het zwaartepunt van de aktiviteiten willen leggen. Een aantal zaken van algemeen belang wordt op landelijk niveau georganiseerd”.

Er wordt vervolgens in vogelvlucht een overzicht van de aktiviteiten gegeven. Hoofdstuk 11 gaat over Financiën. Een organisatie kan niet buiten financiële middelen. Daaraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.

Er volgt nog hoofdstuk 12: Epiloog. Daarvoor willen we in het volgende artikel aandacht vragen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Kerkelijk jeugdwerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1991

Bewaar het pand | 12 Pagina's