Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sporen in de schemer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sporen in de schemer

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

4.

Het Probleem van het Lijden kunt nu aan de orde in het boek van dr. Hofman.

In hoofdstuk 23. De vraag naar het lijden van de mens laat de schrijver ons veel van het vreselijke lijden zien. Aan het einde van dit hoofdstuk zegt hij:

“De mens was het kroonjuweel van Gods schepping. Hij was weinig minder gemaakt dan de engelen (Hebreeën 2:7). De mens is peilloos diep gevallen. De gevallen mens leeft zich uit, bandeloos en goddeloos. De beker van wanbedrijf wordt tot op de bodem geledigd. Als het mogelijk ware zou de mens zijn eigen menselijkheid nog willen vernietigen. Verstand, wil, gevoel en geweten schakelt hij van tijd tot tijd al uit om zich uit te leven als een wild beest.

Toch is er meer te zeggen en hoeven we hier niet te blijven steken. Christus heeft de menselijke natuur aangenomen. Hij heeft deze natuur niet voor een tijd, maar voor eeuwig aangenomen. De Zoon van God heeft onze geringe natuur aangenomen, uitgenomen de zonde. Onze natuur heeft daardoor een verbondenheid aan de Goddelijke natuur gekregen, die zelfs de engelen zo niet hebben. Onze en niet hun natuur is aangenomen en blijft verenigd met de Persoon van de Zoon van God. Deze is verhoogd aan Gods rechterhand en zit met God op de troon.

De natuur der engelen is beneden de troon, zij staan rondom de troon, maar zij zijn niet verhoogd om er op te zitten. Onze natuur heeft nu niet alleen een heerschappij over de dieren, zoals in de eerste schepping, maar een vorstelijke waardigheid boven en over de engelen. Door de schepping waren wij een weinig minder gemaakt dan de engelen, maar door deze vereniging van de Goddelijke en de verhoging van de menselijke natuur van de Zone Gods, is onze natuur verheven boven de natuur der engelen. Hetgeen zo laag was als de aarde, is nu zo hoog verheven als de hemel, ja boven de hemelen. Christus draagt een verheerlijkt menselijk lichaam in de hemel. Verheerlijkt, want alle zwakheden van het lichaam heeft Hij afgelegd. Die vóór Hem niet willen buigen, zullen moeten buigen onder Hem. Indien zij vóór Hem niet willen buigen in Zijn heerlijkheid, zo moeten zij vallen onder Zijn toom. Wat een dwaasheid is het achteruit te slaan tegen deze Persoon, voor wie eens alle knie moet buigen. De verheerlijkte Christus zal Zijn macht gebruiken voor Zijn vrienden en tegen Zijn vijanden. Zoals dezen zullen zitten op Zijn troon, zo zullen de anderen gemaakt worden tot een voetbank Zijner voeten. Al wie niet geregeerd wil worden door Zijn gouden scepter, zal verpletterd worden door zijn ijzeren roede.”

Hoofstuk 24. Reacties op het lijden laat zien hoe zeer verschillend mensen reageren op het lijden in de wereld. Dr. Hofman houdt zich hier bezig met enkele gedragslijnen die men in de loop der tijden heeft aangenomen. We lezen hier van de Stoïcijn en van de Stoa en van anderen uit de oudheid. En van verschillende onschriftuurlijke reacties op het lijden uit later tijd. De kerk heeft daar front tegen moeten maken, maar tastte ook wel eens mis.

“De opvatting dat tegenspoed te maken had met iemands persoonlijke zonden was diep geworteld. Men legde een rechtstreeks verband tussen het lijden en straf. Blijkbaar is dat een algemeen menselijke trek. Reeds in de Heilige Schrift lezen we de vraag van de discipelen aan de Heere Jezus: “Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren zou worden?””. Aldus dr. Hofman.

Later zegt de schrijver dat het lijden de mens voor een onoplosbaar raadsel plaatst. Hij wijst op gevoelens en uitspraken van bekende personen uit de laatste tijd en constateert tenslotte dat alleen de Heilige Schrift onze gids kan zijn. Daar besteedt hij in het volgende hoofdstuk aandacht aan.

Dat heeft tot titel: 25. Het lijden in Bijbels licht bezien.

Eerst schrijft dr. Hofman over de voorzienigheid Gods. Dan lezen we verder:

“Het lijden van de mens gaat dus niet buiten de Raad van God om. Het staat in het kader van tuchtiging, van oefening en van onderwijzing of zo u wilt opvoeding van de lijder. Het is hiermee als in de opvoedingssituatie in het gezin en op school. Opvoeders straffen kinderen niet maar uit zucht tot wraak. Straf is meer dan vergelding van een verkeerde handelwijze. Het heeft ook tot doel om tot een andere handelwijze, tot ander gedrag, te brengen. Zo is het lijden in de wereld zeker een straf op de zonde te noemen. De uiterste vorm van het lijden is het sterven van de mens, dat soms heel langdurig en smartelijk kan zijn. De Bijbel spreekt duidelijke taal: de dood is de bezoldiging van de zonde. Maar het lijden is wel meer dan straf op de zonde, het is ook een correctie op het menselijk gedrag. Het is bedoeld om de zondaar terug te brengen tot God. Een opvoeder zal een kind immers ook niet van zich afslaan? Opvoeders hebben met hun straffen het behoud van het kind op het oog. Zo heeft in het bijzonder Calvijn de nadruk gelegd op het pedagogisch nut van het lijden van de mens.

Anders is het gesteld met het individuele lijden van de mens. Dat de een zwaarder kruis krijgt opgelegd dan de ander mogen we niet herleiden tot een grotere schuld bij degene die meer te verdragen heeft dan zijn naaste. Het is in dit verband niet zinvol om de vraag waarom te stellen, maar wel te vragen naar het waartoe. We moeten onze grenzen in acht nemen, zoals we dat verwoord vonden in de Synopsis en ook aantreffen in artikel 13 van de NGB.”

Dr. Hofman wijst ook op het woelen en werken van de satan in het voorkomen van het kwade en op het verschil in de beleving en de verwerking van het lijden van de mens. Voor de godde- lozen is het leed een voorproef van de eeuwige verwerping. Voor de vromen is de kastijding een zegen Gods.

Tenslotte schrijft dr. Hofman over het lijden van de Heere Jezus. Dat is niet te vergelijken met het lijden van enige andere persoon uit de gewijde en ongewijde geschiedenis.

We lezen samen het laatste gedeelte van dit hoofdstuk:

“Het lijden van de Heere Jezus was noodzakelijk om tot heerlijkheid te komen en Zijn Kerk te verlossen. De Messias moest door een zee van bloed waden. (...) Het was onmogelijk dat Hij een verlossende Christus zou zijn, zonder een vervloekte dood te ondergaan. Het lijden was in de Raad Gods het noodzakelijke middel om de mens te kunnen verlossen van de zonde. Dit maakt de liefde van de Messias bewonderenswaardiger, de rechtvaardigheid van God verschrikkelijker en het kwaad van de zonde des te gruwelijker. (...) Het kruis van Christus was de weg tot Zijn kroon. Zo moet het kruis in het leven van de mens ook geheiligd worden. Eerst strijd en dan zegepraal.” Zo schreef dr. Hofman.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Sporen in de schemer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's