Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

6.

Jacobus Koelman: een bestrijder van het Chiliasme uit zijn dagen.

1. De levensloop van Koelman

Koelman leefde van 1632-1695. Hij heeft gestudeerd in Utrecht. Hij is ambassadepredikant in Denemarken en Brussel geweest. In 1662 werd hij predikant te Sluis. Hier heeft hij ernstig gewaarschuwd tegen roepende zonden. In 1665 heeft hij een magistraatspersoon gecensureerd vanwege dronkenschap.

Koelman is vooral bekend vanwege zijn strijd tegen de formulieren en de feestdagen. Zij waren hem een doom in het oog. Hij stelde dat de formulieren een sleur- en slenterdienst bevorderden en dat de feestdagen, inzettingen van mensen, uitliepen op verachting van de sabbat.

Aan het einde van 1672 (het rampjaar) begon hij openlijk tegen de feestdagen te ageren. Op 5 januari 1673 hield hij bij de bediening van het sacrament van de Heilige Doop een vrije toespraak in plaats van het voorlezen van het formulier. Dit heeft uiteindelijk tot zijn schorsing en uitzetting (deportatie) geleid. Dit geschiedde 7 juni 1675. In Rotterdam, Amsterdam en Utrecht heeft hij Bijbellezingen en gezelschappen gehouden. Hij is in Utrecht op 63-jarige leeftijd overleden en aldaar begraven.

Bekend is ook zijn boek “Plichten der Ouders”. Daaruit blijkt zijn bijzondere aandacht voor een christelijke en godzalige opvoeding. Koelman heeft zelf veertig werken geschreven en twintig vertalingen verzorgd van Engelse en Schotse schrijvers. Zo heeft hij een groot aandeel gehad in het overbrengen van puriteinse inzichten en opvattingen naar ons vaderland. Telkens wees Koelman op de noodzakelijke reformatie van kerk en volk.

Hoe was de opvatting van Koelman ten aanzien van de toekomst?

Koelman heeft nagenoeg al zijn opvattingen ontleend aan de verklaring van Durham van het boek Openbaring. Aan hem heeft Koelman het begin van de duizend jaren in 1560 ontleend. Ook haalt Koelman vele malen instemmend Robert Baily aan, die bekend staat als een bestrijder van het Chiliasme. Koelman heeft zo’n vijftig boeken vertaald, waaronder al de werken van Thomas Goodwin, uitgezonderd de chiliastische werken van Goodwin. Opmerkelijk!

2. Koelman en zijn tijd

Koelman ziet de oorlogen in zijn dagen als kastijdingen die God zendt vanwege de zonden en ongerechtigheden van land en volk. Het zijn boze en zorgeloze dagen waarin hij leeft. De Heere spoort door middel van oorlogen aan datgene wat vervallen is weer op te richten. De tuchtigingen dienen ook om niet tot nog erger te vervallen, waardoor er nog zwaardere straffen en plagen zouden komen. Hij zag in het rampjaar 1672 des Heeren toom jegens het vaderland. De kerk van Nederland heeft het zo erg verdorven tegen den Heere dat het niet onrechtvaardig zou zijn indien de Heere die kerk uit Zijn mond zou uitspuwen. In zijn biddagpreken heeft hij vele misstanden opgesomd. Hij waarschuwde ernstig tegen de toenemende sabbatsontheiliging. Wat de nabije toekomst betreft verwachtte hij Gods toom en straffen. In het bijzonder de kerk heeft dit te wachten. De Heere beoogt hiermee reformatie van de kerk. Ook onder gunstige omstandigheden vreest Koelman voor de toom van God. We denken aan het jaar 1688: Stadhouder Willem III stak toen met een vloot over naar Engeland ter verdediging van het protestantisme. Waarom is Koelman ook in een tijd van gunstige ontwikkelingen bevreesd voor Gods oordelen? Omdat de zonden niet beleden zijn en niet afgebroken zijn. Zo noemt Koelman in zijn “Sleutel tot Opening van de Openbaaring Johannis” 27 zaken die in de kerk gereformeerd moeten worden. Koelman verwacht een toekomstige bloei van de kerk, die echter wel voorafgegaan dient te worden door een nadere reformatie, een afbreken van de ongerechtigheden en een leven naar de geboden Gods. Daarom ontbreken boeteprediking en oordeelsaankondiging niet bij hem. Terwijl de tuchtigende hand Gods op land en volk rusten ziet Koelman toch nog hoopgevende tekenen. Van God uit gezien zijn er vier redenen om te hopen: Om Zijns Naams wil, om Zijns verbonds wil, vanwege zijn oneindige en onbegrijpelijke genade en het feit dat de Heere nog veel weldaden laat en schenkt. Ziende op de toestand van de kerk zijn er ook redenen van hoop: De Heere is niet gewoon direct zijn volk in een keer te verdelgen, de waarheid wordt nog verkondigd, er zijn nog kinderen Gods en enige getrouwe wachters, er is nog enige overtuiging van zonde en enige verbetering en verschillende hinderpalen tot reformatie vallen weg, zoals zorgeloze gerustheid en vertrouwen op overvloed en weelde. De vijanden zijn zeer wreed en goddeloos. Ook dat geeft reden om te hopen. Ook verwacht hij de val van Babel, de Antichrist Rome, omdat de evangelische waarheden zo zuiver en krachtig geleerd worden en de paapse dwalingen en allerlei goddeloosheid duidelijk veroordeeld worden. Ook acht Koelman de groei van de kerk een bewijs te zijn van de binding van de satan waar Openb. 20 van spreekt.

3. Koelman als bestrijder van het Chiliasme

De visie van Koelman op het Chiliasme vinden we in zijn werk “Sleutel tot Opening van de Openbaaring Johannis”. Het belangrijkste deel van dit werk bestaat uit een opsomming en weerlegging van de voornaamste dwalingen van het Chiliasme in het algemeen. De uitwassen van het Chiliasme werden door Koelman aan de kaak gesteld en weerlegd. De begintijd van het duizendjarig rijk stelt Koelman met Durham in 1560. Hij neemt het getal duizend niet letterlijk. De letterlijke opvatting van de duizend jaren veroordeelt hij niet, maar hij acht het toch het beste te denken aan een lange periode. Koelman gelooft niet in een toekomstig vrederijk waarin geen strijd zou zijn tegen de duivel, de wereld en de zonde. De duivel zal blijven woeden. Hij verwacht ook geen plotselinge omwenteling. Trapsgewijs zal de kerk een heerlijker staat ontvangen. Maar die zal trapsgewijs ook weer afnemen voor de eindtijd. Hij bestrijdt overspannen verwachtingen en stelt dat er altijd ongelovigen zullen blijven en ook schijnheiligen.

Wanneer we de opvattingen van Koelman vergelijken met de kanttekeningen van de Statenbijbel, vinden we geen ingrijpende verschillen. Over het algemeen gesproken bevindt Koelman zich in hetzelfde spoor als de kanttekenaren. Het grootste verschil treffen wij aan bij het spreken over de toekomst van het Joodse volk. Zo kiest Koelman voor een letterlijke verklaring van de Oudtestamentische profetieën en gelooft in een nationale bekering van het Joodse volk waarbij ook behoort een terugkeer naar het land Palestina. Deze twee zaken kunnen opgevat worden als een stap in de richting van het Chiliasme. Maar toch is Koelman op dit punt geen chiliast geweest. Want hij heeft nadrukkelijk gesteld dat het Joodse volk in de kerk zal worden opgenomen. Hierbij wijst hij de gedachte af dat de tempel en de priesterdienst hersteld zullen worden. Met het bouwen van de tempel wordt het heerlijk geestelijk huis bedoeld, namelijk de gemeente Gods. In geschriften (een drietal catechismi) die Koelman heeft uitgegeven tot onderwijs aan de jeugd vinden wij niets anders terug dan de orthodoxgereformeerde geloofsleer. Er is geen enkele afwijking en geen enkele uitweiding over zijn eigen toekomstverwachting. Op geen enkele plaats komt Koelman in conflict met de leer van de kerk. Hij onderschrijft niet alleen de gereformeerde leer, maar wil ze ook anderen onderwijzen.

Uit de geschriften van Koelman blijkt dat bij iedere exegese die van de gangbare opvattingen afwijkt er een voorzichtige toevoeging wordt aangetroffen. Daarin maakt Koelman duidelijk dat zijn woorden niet gelijk staan aan de Bijbel. Hij formuleert heel voorzichtig. Hij wacht zich voor al te boute uitspraken. Koelman heeft nooit zijn eigen inzichten tot leer verheven en bleef binnen de grenzen van het belijden der kerk.

Koelman heeft de chiliastische opvattingen van Jurieu bestreden. Jurieu was een voornaam leider der hugenoten die na intrekking van het edict van Nantes (1685) meer dan dertig jaren in Rotterdam heeft gewoond en gewerkt.

Op pag. 88 somt Meeuse acht zaken op die door Koelman bij Jurieu aangewezen en verworpen worden: Jurieu gelooft dat Christus zichtbaar uit de hemel zal komen om het rijk der duizend jaren op te richten. Jurieu spreekt over een eerste opstanding der martelaren. Zo laat hij de mogelijkheid open te geloven aan een tweeërlei opstanding. Jurieu stelt dat het rijk van de Messias nog te verwachten is. Jurieu stelt dat vanuit Jeruzalem leraars uitgezonden zullen worden onder de heidenen. Volgens Jurieu zal het duizendjarige rijk pas beginnen na de val van Babel, de bekering van de Joden en de bekering der andere volkeren. Jurieu stelt dat Openb. 21 en 22 slaan op de heerlijke staat van de kerk op aarde. Gog en Magog zouden in Ezechiel en Openbaring verschillende machten aanduiden. Jurieu stelt dat Christus na de oordeelsdag niet meer zal heersen. Met vele bijbelteksten heeft Koelman deze opvattingen weerlegd.

Op pag. 89 t/m 92 noemt Meeuse 7 chiliastische dwalingen die door Koelman verworpen worden:

1. Dat Christus persoonlijk en zichtbaar zal wederkomen aan het begin van de duizend jaren om gedurende die tijd te heersen op de aarde. Koelman ziet het begin van de duizend jaren in 1560. Toen is Christus niet gekomen en zal ook niet eerder komen dan om te oordelen de levenden en doden.

2. De opstanding van de martelaren aan het begin van de duizend jaren om hetzij op aarde, hetzij in de hemel met Christus te heersen. Koelman zag de opstanding van de martelaren als een voortleven van hun getuigenis in hun volgelingen, dus in de kerk.

3. Dat de heiligen met Christus uitwendig, lichamelijk zouden heersen gedurende duizend jaren. Koelman stelt dat het hier om een geestelijk heersen gaat.

4. Dat er gedurende de duizend jaren alleen maar heiligen zouden zijn. Koelman stelt dat over de Antichrist en zijn rijk in die tijd de fiolen worden uitgegoten. Na de bloeitijd zullen de vijanden zich opmaken om de kerk te verderven.

5. Dat de heiligen in die duizend jaren niet zullen sterven. Koelman weerlegt dit.

6. Dat de Oudtestamentische eredienst hersteld zal worden. Koelman ziet dit als het geestelijk dienen van God.

7. Dat in die duizend jaren de aarde bijzonder vruchtbaar zal zijn.

Koelman gelooft wel dat Kanaan zijn vroegere vruchtbaarheid zal herkrijgen, maar er zullen altijd armen zijn en wereldse overvloed is veelal het deel van de goddelozen.

8. Dat er die duizend jaren geen kruis, verdrukking of tegenspoed zal zijn voor Gods kinderen, maar alleen voorspoed en volkomen vrede en rust. Koelman bestrijdt dit en stelt dat de duivel slechts ten dele gebonden zal zijn. Er zullen ook nog huichelaars zijn. Gods kinderen zullen hun gebreken hebben en ertegen te strijden hebben.

Uit bovenstaande is duidelijk dat Koelman het Chiliasme heeft bestreden. Soms wijkt zijn eigen standpunt af van het algemene standpunt uit zijn dagen. Maar Koelman heeft dit nooit tot leer verheven die uitgedragen zou moeten worden en waarover geen andere gedachten zouden mogen zijn. Koelman verschilde wezenlijk van het Chiliasme uit zijn tijd en stond heel dicht bij het algemene gevoelen van de kerk uit zijn dagen. Wie Koelman dan ook indeelt bij de chiliasten, doet dit ten onrechte. Want Koelman heeft het Chiliasme juist bestreden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1992

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1992

Bewaar het pand | 8 Pagina's