Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Oudvaders waren geen chiliasten

Hopelijk is duidelijk geworden dat we bepaalde oudvaders niet zomaar van chiliasme of gematigd chiliasme mogen beschuldigen. Helaas is dit wel gebeurd in het verleden. Ook in hedendaagse publicaties komen wij deze gedachte tegen. We hebben gezien dat de oudvaders juist het chiliasme hebben bestreden in hun dagen. Voordat iemand een oudvader van chiliasme gaat betichten, dient eerlijk nagegaan te worden vanuit de geschriften van die oudvader of hij in zijn tijd een bestrijder was van het chiliasme of dat hij juist aan de zijde van de chiliasten stond. Wie dat niet eerlijk nagaat, wie volstaat met alleen te lezen wat anderen over een bepaalde oudvader gezegd of geschreven hebben, zal er toe kunnen komen oudvaders van chiliasme of gematigd chiliasme te betichten. Wie eerlijk onderzoekt hoe er in de 17e eeuw over het chiliasme werd gesproken zal tot de slotsom komen dat de oudvaders niet van chiliasme beticht kunnen worden. Veeleer het tegenovergestelde is het geval: zij bestreden in hun dagen het chiliasme.

2. Geen anti-chiliasten en gematigde chiliasten

Een veel gehoorde stelling is dat er verschil is geweest onder de mannen van de Nadere Reformatie tussen anti- chiliasten en gematigde chiliasten. Meeuse merkt op pag. 94 op dat die tegenstelling niet blijkt te bestaan. Waarom bestaat deze tegenstelling niet? Omdat bij beide aldus in de hedendaagse literatuur aangeduide groeperingen wij dezelfde opvattingen vinden over de bloeitijd van de kerk en over een verwachte bekering van het Joodse volk. Dit betekent uiteraard niet dat alle mannen van de Nadere Reformatie tot in detail hetzelfde geleerd en geschreven hebben aangaande deze zaken. Maar het houdt wel in dat de verschillen tussen hen niet principieel, hooguit gradueel genoemd kunnen worden.

De Nadere Reformatie is een orthodoxe richting binnen de kerk geweest die zich hield aan de belijdenisgeschriften der kerk en in grote lijnen overeenstemde met datgene wat we in de kanttekeningen op de Statenvertaling vinden vermeld. De chiliasten stonden juist buiten de kerk en kwamen in strijd met het belijden der kerk en met de kanttekeningen op de Statenvertaling. Er is bij de Nadere Reformatie inderdaad hoop voor de toekomst. Naarmate de nadere reformatoren meer van hun idealen verwerkelijkt zagen, steeg hun hoop. De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie moet gezien worden in het licht van haar streven naar reformatie van leer en leven in de kerk.

3. De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie

De vraag kan gesteld worden waarmee de toekomstverwachting van de Nadere Reformatie de meeste overeenstemming vertoont. Gelijkt zij veel op de toekomstverwachting van de chiliasten of gelijkt zij juist veel op de toekomstverwachting van de gereformeerde kerk uit haar dagen? Het antwoord moet dan luiden: De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie vertoont wel accentverschillen met de toekomstverwachting van de gereformeerde kerk uit haar dagen, maar verschilt er niet wezenlijk van. De toekomstverwachting van de Nadere Reformatie verschilt wel wezenlijk van die van de chiliasten.

Hoe ging men in de Nadere Reformatie om met zogenaamde Apocalyptische Schriftgedeelten? Hoe werden deze gedeelten verklaard? Bij het nagaan van de verklaring van deze Schriftgedeelten kunnen wij geen wezenlijke verschillen ontdekken tussen de kanttekeningen op de Statenvertaling en de Nadere Reformatie. De kanttekenaren en de nadere reformatoren maken van dezelfde methode gebruik, de zogenaamde “kerk- en wereldhistorische methode”. Het chiliasme maakt gebruik van de zogenaamde “realistische methode”. Mede daardoor verwachten de chiliasten een andersoortige toekomst voor Israel dan voor de kerk. Hoewel we bij de Nadere Reformatie de gedachte aan een toekomstige bekering van Israel aantreffen, stellen zij geen andersoortige toekomst voor Israel, maar leren zij dat de bekeerde Joden in de kerk zullen worden opgenomen. Een toekomstverwachting die voor de kerk een bloeitijd verwachtte en ook de bekering van het Joodse volk bevatte, werd in de tijd van de 17e eeuw niet met de naam chiliasme betiteld. We moeten deze elementen dan ook voortaan buiten de wezenlijke kenmerken van het chiliasme in de 17e eeuw houden.

Er is bij de toekomstverwachting van de Nadere Reformatie een duidelijke beïnvloeding van de zijde van de puriteinen.

4. Wezenlijke kenmerken van het chiliasme

Wat ziet Meeuse nu als de meest wezenlijke kenmerken van het chiliasme? Ter beantwoording van deze vraag geven we een citaat van pag. 94: “Als de meest wezenlijke kenmerken voor het chiliasme moeten genoemd worden:

- het op grond van een letterlijke verklaring van Openbaring 20 verwachten van een geheel toekomstig vrederijk, als een ander soortige tijd dan de huidige;

- de overtuiging dat men nu in een slotperiode leeft, die door een plotselinge omwenteling zal overgaan in het “duizendjarig rijk”;

- een sterke voorkeur voor een letterlijke verklaring van Schriftplaatsen die betrekking hebben op de toekomst, met een realistische verklaring van apocalyptische gedeelten;

- het Joodse volk beschouwen in een geheel eigen verbondsrelatie met God, wezenlijk onderscheiden van het genadeverbond voor de Kerk;

- de overheersende plaats, die deze toekomstverwachting in leer en leven inneemt.

Veel andere te noemen kenmerken zijn aan sterke wisselingen onderhevig door de eigenmachtige wijze waarop men gewoon is te exegetiseren.”

5. Lessen voor het heden

In een naschrift dat wij aantreffen op de pag. 95 en 96 treffen we ook waar- devolle dingen aan. Meeuse geeft hier lessen door uit zijn gedane onderzoek die van betekenis zijn voor het heden. Enkele elementen willen we eruit lichten.

Meeuse stelt dat een positieve toekomstverwachting een wezenlijk onderdeel is van de christelijke geloofsleer. Waar het geloof door de liefde werkt ziet het uit naar de wederkomst van Christus en is daarmee bezig. Het kwijnen van het verlangen naar de jongste dag betekent een ongezonde toestand van het ware zaligmakende geloof.

De Schrift mag niet zo verklaard worden dat zij alleen betekenis heeft voor het verleden of voor het geestelijke leven. Zij heeft ook betekenis voor het heden. In het heden dient vanuit de Schrift leiding gegeven te worden aan de meningsvorming over hedendaagse gebeurtenissen in de wereld.

Volgens Gods woord zijn rampen en verdrukking voor Gods kerk op aarde tekenen van het naderende wereldeinde.

Wie vanuit Openb. 20 alles wil verklaren aangaande de toekomst, neemt een verkeerd vertrekpunt. Dan wordt immers een willekeurige verklaring van een moeilijk Schriftgeleerde dat handelt over de duizend jaren gemaakt tot beginsel voor de ordening en verklaring van alle onvervulde beloften voor de toekomst voor de kerk. We moeten niet een moeilijk te verstaan Schriftgedeelte tot uitgangspunt nemen, maar duidelijk te verstane gedeelten dienen uitgangspunt te zijn, zoals bijvoorbeeld de voorzeggingen van de Zaligmaker aangaande de tekenen van het naderende wereldeinde. We treffen die aan in Matth. 14, Marcus 13 en Lucas 21. Vanuit deze meer duidelijke Schriftgedeelten dient dan nagegaan te worden wat moeilijkere gedeelten ons te zeggen hebben.

We nemen tenslotte de twee laatste lessen die Meeuse wil doorgeven over:

“Het reformatorisch beginsel van vrijheid van exegese binnen het raam van de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift laat ruimte voor een toekomstverwachting die uitziet naar de bekering van het Joodse volk en een bloeitijd voor Gods Kerk, zonder dat zij die deze verwachting koesteren zonder meer als “chiliasten” bestempeld mogen worden, of zij op hun beurt degenen die deze gedachte verwerpen, mogen verketteren.”

“Wie een toekomstverwachting voor de Kerk als geheel stelt boven een gegronde hoop op persoonlijk heil, mist het evenwicht dat de mannen van de Nadere Reformatie in het geheel van hun geloofsleer toonden en vergeet het Woord van Christus: “Zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (Matth. 24:44).”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Oudvaders ten onrechte van Chiliasme beticht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's