Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

35.

Geloof en heiligmaking

We worden geleid van de belijdenis der -vaardigmaking naar die van de heiligmaking. In twee artikelen in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis - 22 en 23 - hebben we stilgestaan bij de rechtvaardigmaking. In één artikel - 24 - wordt onze aandacht bepaald bij de heiligmaking. Het is mogelijk dat dat gegeven de opmerking doet maken: één artikel., de heiligmaking wordt hier zeker minder gewaardeerd!

Laten we dat niet zeggen. Het is al geen klein artikel, dat handelt “van de heiligmaking des mensen en de goede werken”. Wie het in de lengte zou zoeken, zou ontdekken dat dit éne niet zoveel kleiner is dan de twee vorige samen. Belangrijker is het echter dat zo duidelijk de onlosmakelijke samenhang beleden wordt tussen recht-vaardigmaking en heiligmaking.

Er is onderscheid tussen deze twee weldaden. We zullen het ons herinneren van de catechisatie hoe het verschil tussen rechtvaardigmaking en heiligmaking ons uitvoerig werd onderwezen. Ik noem hier maar één verschil: in de rechtvaardigmaking gaat het om de schuld van de zonde, die verzoend moet worden, in de heiligmaking om de smét van de zonde, die gereinigd moet worden om de Heere in waarheid te dienen.

Dat onderscheid doet de eenheid niet te niet. Wie het goed verstaat, zal er de eenheid in verborgen zien. In de orde des heils is de rechtvaardigmaking het eerst, maar zal door de heiligmaking gevolgd worden. Het zijn beide weldaden van het Verbond der genade, die God in het leven van de Zijnen waarmaakt. De éénheid ligt in Christus verankerd! Uit de “volle” Christus worden ze beide geschonken. Hij kan niet gedeeld worden. Hier geldt het bijzondere woord uit de brief aan de Korinthiërs: “Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing.” Wie daar door genade tegenover eigen schuld én eigen onheiligheid weet van krijgt, die vergaat de lust om hier af te gaan wegen. Die zal het integendeel verstaan, hoe noodzakelijk het is door Gods Geest uit Hem in ware heiligmaking te wandelen.

Die eenheid spreekt hier door de band tussen het geloof en de heiligmaking. Het is niet moeilijk dit op te merken: “Wij geloven, dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens, en doet hem leven in een nieuw leven en maakt hem vrij van de slavernij der zonde”. U moet nu maar vergelijken het begin van 22, dat sprak van het oprechte geloof dat door de Heilige Geest ontstoken wordt in het hart. Het ware geloof omhelst de gerechtigheid én maakt tot een nieuw mens.

Hoe is het?

Er kan een vraag opkomen over de eerste zin van artikel 24: “Wij geloven, dat dit waarachtige geloof... hem wederbaart...”. Velen onder ons, die dit lezen, zullen opmerken: is dat eigenlijk wel juist? Vanouds hebben we toch geleerd, dat de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat! Men kan ook wijzen op de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III en IV artikel 12, waar beleden wordt, dat “al degenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven.” Kort gezegd betekent dat toch ook: eerst wedergeboorte, dan geloof!

Nog maar kort geleden stelde mij iemand eenzelfde vraag: hoe kan het dat het in artikel 24 zó staat: het geloof dat wederbaart? Daarbij zullen we het ook weten, hoe deze zaak door sommigen gebruikt wordt. De beschuldigende vinger gaat uit naar de Dordtse Leerregels. Zij zouden in het verkeerde spoor terecht gekomen zijn wat de belijdenis betreft van de wedergeboorte! Zij zouden afwijken van wat de Heilige Schrift zegt en van de voorstelling der wedergeboorte bij Calvijn. Het is soms ook oorzaak, dat er uitgehaald wordt tegen degenen, die in de prediking de noodzaak van de wedergeboorte beklemtonen. Ik zeg niet, dat dit verwijt altijd samengaat met het officieel verwerpen van de Dordtse Leerregels, maar tóch wordt artikel 24 gebruikt om te zeggen: zie eens hoe fout al dat spreken over wedergeboorte is, het ondermijnt de eis om te geloven!

‘t Is niet mijn bedoeling om breedvoerig op deze verwijten in te gaan. Het gaat trouwens vaak om een andere zaak of namelijk in de prediking uitkomt dat er twee soorten mensen in de kerk zijn: bekeerden en onbekeerden. Het op een bepaalde manier benadrukken van het onderscheid tussen de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels in de belijdenis van de wedergeboorte komt nogal eens vaak van de kant van hen, die in de praktijk maar één soort mensen in de kerk kennen namelijk bekeerden. Voor mij staat het vast, dat we noch met artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, noch met artikel 12 Dordtse Leerregels, een prediking verdedigen kunnen, die niet onderscheidend is tussen bekeerden en onbekeerden.

We blijven nog voor de vraag staan: hoe kan het, dat artikel 24 zo belijdt? We moeten hier goed onderscheiden. Er zou een heel gemakkelijk antwoord gegeven kunnen worden. In de geloofsleer onderscheiden we tussen “de wedergeboorte in engere zin”: de inplanting van het nieuwe leven, én “de wedergeboorte in ruimere zin”: de openbaring van het nieuwe leven. In de Dordtse Leerregels zou het om het eerste gaan, in de Nederlandse Geloofsbelijdenis om het laatste. Ik kan me voorstellen dat dit antwoord niet geheel bevredigt, omdat zo over de verhouding van de wedergeboorte tot het geloof weinig gezegd wordt. We moeten er wat dieper op ingaan. In de Dordtse Leerregels wordt vanuit de belijdenis der totale verdorvenheid tegenover de Remonstranten van de wedergeboorte gesproken. De Remonstranten stelden dat een mens wel door een “zachte aanrading” vanuit zichzelf tot het geloof kan komen. Daartegenover werd krachtig beleden dat dit alleen maar kan door de nieuwe schepping van - God - uit, in de wedergeboorte. Daar ligt de oorsprong van het geloof: in Gods wederbarende genade. Ondertussen wordt ook in de Dordtse Leerregels het verband tussen de wedergeboorte en het Woord Gods én het verband tussen de wedergeboorte en de vernieuwing van het leven duidelijk gesteld. Alleen: vanuit dit uitgangspunt wordt God in Zijn welbehagen verheerlijkt, in Zijn herscheppende genade. Gód begint in het leven van de Zijnen.

In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt vanuit de belijdenis der recht-vaardigmaking van de wedergeboorte gesproken. Tegenover de Roomsen, die stellen dat de reformatorische belijdenis zorgeloos maakt, wordt beleden: het rechtvaardigend geloof hééft vrucht. Vrucht in de vernieuwing van het leven. Het is niet voor niets dat onze belijdenis niet direct zegt dat het geloof tot een nieuwe mens maakt, maar dat hier tussen staat dat het geloof “hem wederbaart”. Vaak wordt dat voorbijgezien. De vernieuwing is wedergeboorte. Vernieuwing door Gods Geest. Ondertussen kunnen we ook zeggen dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet voorbijgaat aan het geloof als gave Gods. Het wordt juist in de tussenzin beleden: “in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords Gods en de werking des Heiligen Geestes”. Trouwens in deze zelfde belijdenis wordt in artikel 35 gewaagd van de “tweede geboorte”, waardoor de uitverkorenen het geestelijk en hemels leven gegeven wordt. Zo kunnen we niet zeggen, dat het belijden van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en van de Dordtse Leerregels tegenover elkaar staan, al is er verschil van accent, ten aanzien van de wedergeboorte. Zij staan niet tegenover elkaar maar vullen elkaar aan! Vanuit de benadering van de wedergeboorte moet ook de verhouding tot het geloof worden verstaan.

Naar de Schriften

Het belangrijkste blijft altijd dat de belijdenis hier overeenkomstig Gods Woord spreekt.

We kunnen soms veel tekort doen aan de openbaring van Gods Woord, zeker als het gaat om de wedergeboorte. De Heilige Schrift geeft ons geen “klank” mee, die we telkens weer willen horen. Dan maken we van de deel-achtigmaking van Gods heil in het leven van de Zijnen een sluitend systeem. Daar kan de dood het mee doen maar het leven niet!

We kunnen er hier maar enkele regels aan wijden. Gods Woord laat de wedergeboorte zien als een almachtige daad van God. Het is een herschepping. Het is een wonder dat God in hén doet, die Hij naar Zijn welbehagen uitverkoren heeft. Hij maakt dode zondaren levend. Hij vernieuwt het hart. We kunnen denken aan Psalm 51: “Schep mij een rein hart, o God..” Ezechiel 11:19..” ..en Ik zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen en Ik zal hun een viesen hart geven”. Ook komt in Gods Woord de wedergeboorte uit als een nieuw begin. We kunnen denken aan de bekende tekst Johannes 3:4: “..tenzij dat iemand wederom geboren worde..”. Verder onderstreept Gods Woord de band van de wedergeboorte en het Woord Gods, 1 Petrus 1:23: “Gij, Die wedergeboren zijt, niet uit het vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God”. Tenslotte kunnen we hier ook wijzen hoe het Woord Gods de band laat zien van de wedergeboorte aan Gods-barmhartigheid en het werk van Christus, 1 Petrus 1:3: “..Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus..”, Efeze 3:5: “...levendgemaakt met Christus..”

Het gaat erom dat naar de Schriften en naar onze belijdenis de wedergeboorte in de prediking uitkomt. We hebben niet genoeg aan de constatering dat bij anderen de noodzaak van wedergeboorte niet openbaar komt in de prediking. Het is om de voluit schriftuurlijk, en bevindelijke prediking te doen, waarin de bijzondere inhoud van de wedergeboorte gehoord wordt. Het zal de prediking zijn tegenover onze totale doodsstaat van de volle Christus, waarin de uitwerking in het leven der wedergeboorte doorklinkt!

Een nieuwe mens en een nieuw leven!..

Het is zo treffend dat hier van wedergeboorte getuigd wordt als de voortgaande openbaring van het nieuwe leven.

Bij de natuurlijke geboorte gaat het ook niet om het eerste levensmoment alleen. Daar zal geen vader en moeder op blijven staren. Het gaat om de voortgang van het nieuwe leven, dat ontvangen werd. Nu is het natuurlijke leven aan de dood onderworpen. Hier is echter sprake van de geestelijke geboorte, die gaat voort in een nieuw leven. Het wordt hier eenvoudig uitgedrukt: “..en maakt tot een nieuwe mens en doet hem leven in een nieuw leven en maakt hem vrij van de slavernij”. Het is een voortgang in vallen en opstaan, een nieuw léven. Wat een wonder, dat slaven van de zonde zo door genade geworden zijn én telkens weer worden: dienstknechten der gerechtigheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's