Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De troost der verkiezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De troost der verkiezing

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

5.

(naar aanleiding van het gelijknamige boek van ds. L. Vroeg-indeweij)

De mens heeft er geen lust in de zonde en de wereld te verlaten. Zou hij die kunnen verlaten? Neen, hij kan niet. Doch waarom kan hij niet? Waarom keert hij niet om ? Omdat zijn hart hangt aan alles wat verkeerd is. Ten eerste wil hij niet erkennen dat het er zo droevig met hem voorstaat en dat er een wonder aan hem gebeuren moet, wil hij ooit zalig worden. Ten tweede wil hij niet de enge poort door en met Christus leven. Daarom sprak de Heere Jezus: “Ik heb u willen bijeenvergaderen, maar gij hebt niet gewild”. Wat is de mens, tot wie het Evangelie komt met zijn eis van bekering, van nature? “Het bedenken des vieses is vijandschap tegen God, want het onderwerpt zich der Wet Gods niet, want het kan ook niet.” Hier hebben we zowel de onmacht als de onwil. Het wezen van de mens is gewilde vijandschap. Hij kan niet anders.

In het vorige artikel zagen we dat de Leerregels van Dordt ten volle recht doen aan het bijbelse beeld van de mens. Door het ingeven van de duivel en zijn vrije wil is Hij van Zijn Schepper afgeweken. En sindsdien heeft hij met zijn kinderen een verduisterd verstand, een weerspannige wil, een hard hart en een onzuivere gezindheid; in één woord - hij is tot in de wortel verdorven. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Onze vaderen lieten daarover geen twijfel bestaan. En zonder enig voorbehoud schetst ds. Vroegindeweij in zijn uitwerking eenzelfde beeld. Het vorenstaande citaat is er een voorbeeld van. En lees bijvoorbeeld ook eens wat hij naar aanleiding van artikel 3 van hoofdstuk III/IV schrijft.

De verdorven gepredikt

Op deze plaats zou ik nog een tweetal aspecten willen benadrukken die ook in de boeken van ds. Vroegindeweij gedurig weer accent krijgen - en terecht! Ik wees er al op dat hij schroomt de dwalingen van zijn tijd -en van zijn kerk - aan te wijzen. Scherp aan te wijzen! Meermalen gispt hij de prediking die tekort doet aan de bijbelse, gereformeerde waarheid. Zo ook bij dit element van de leer. Dat is het eerste punt. En het tweede: dat ligt meer in de pastorale sfeer. Hoe nodig is het dat een zondaar met zichzelf bekend wordt - bekend gemaakt wordt. In de orde van de toeëigening des heils is dit een wezenlijk element. Niet als een (nieuwe) wet maar als de weg waarlangs de HEERE zondaren leidt. Om ze te brengen waar Hij ze hebben wil - aan Zijn voeten. Kort gezegd: deze leer van de totale verdorvenheid moet schriftuurlijk gepredikt worden en ze moet bevindelijk gekend worden.

Laat ik beginnen met een (wat ingekort) fragment waar ds. Vroegindeweij de “prediking van de vanzelfsprekendheid” laakt. Hij heeft het dan over wat hij noemt “de moderne nieuwerwetse prediking van deze eeuw voor welke de vraag naar een genadig God geen vraag meer is”. Dat God genadig is, is immers vanzelfsprekend geworden. Men hoort niet over de verbrokenheid wegens eigen verdorvenheid en schuld. De rechtvaardiging is vanzelfsprekend en de uitverkiezing is voor allen. De Almachtige geeft bij het Evangelie-aanbod zoveel van de Geest dat ieder de genade makkelijk kan aannemen. Daarmee hebben velen dan ook niet de minste moeite. Over rampzaligheid behoeft iemand niet echt in te zitten. Immers, ieder wordt zalig tenzij hij of zij helemaal niet wil. De verzoening met God is niet meer het brandende probleem dat de bekommerde christen dag aan dag doet zuchten. Men houdt niet eens van bekommerde christenen. Het is al te dwaas om jaren in bekommering te leven...

Dit type prediking vond plaats in een kerk die “in gemeenschap met de belijdenis der vaderen” wil handelen en prediken. Zo was het enkele tientallen jaren geleden. Het is nu maar te hopen dat de actualiteit van de typering verdwenen is. Maar dat valt misschien te betwijfelen. Ze is in ieder geval erg oud. Zo wees bijvoorbeeld aan het begin van de vorige eeuw de bekende ds. Dirk Molenaar uit Den Haag erop dat “belijders van de Hervormde leer dikwerf zoeken hetgeen zij met recht vorderen mogen, en echter niet of zeer spaarzaam vinden kunnen”. Een roomse verwacht dat in zijn kerk de mis gelezen wordt; een Lutheraan zoekt weer andere dingen. Waarom zou een gereformeerd mens niet kunnen eisen dat de gereformeerde leer in zijn kerken verkondigd wordt? Onverkort en onvermengd?! Aldus dominee Molenaars vraag die impliciet een aanklacht tegen de prediking in zijn dagen is. Predikers, wees wie gij zegt te zijn: gereformeerd!

Wat betekent dat ten aanzien van de leer van de verdorvenheid van de mens? Dat ze gepreekt worde - helder en bijbels! En dat de mens, ook de nette kerkmens, op zijn plaats gezet worde -eerlijk en bewogen! Opdat hij aan zijn bestaan buiten God ontdekt en er een roepen geboren wordt. Opdat hij een recht voorwerp moge worden voor Gods vrije genade in Christus. Een natuurlijk mens is veelal een zorgeloos mens. En zulk een zorgeloos en rustig mensenkind moet gemaakt worden tot een onrustige en bezorgde. Zeer bezorgd namelijk om zijn ziel en zaligheid.

De verdorvenheid gekend

Ds. Vroegindeweij is in goed en onverdacht gezelschap als hij in dit verband wijst op een woord van Calvijn in diens Institutie. “Wij moeten verre van ons wegdrijven alle hovaardij en zorgeloosheid. Die bestaat in een zotte inbeelding van eigen rechtvaardigheid wanneer de mens meent dat hij iets heeft waardoor hij bij God aangenaam zou zijn. Want veel zondaars, omdat zij door de zoetigheid der zonden dronken zijn, gedenken niet aan Gods oordeel en liggen als door een slaapziekte ongevoelig neer, zodat zij niet streven naar de barmhartigheid die hen is aangeboden.” Die ongevoeligheid nu moet uitgeschud en het vertrouwen op eigen doen weggeworpen worden om tot Christus te lopen. “Want wij zullen op Hem nimmermeer genoeg betrouwen tenzij dat wij onszelf geheel mistrouwen. Wij zullen nimmermeer onze harten genoeg in Hem opheffen, tenzij wij eerst in onszelf ter neder liggen. Zo zijn wij eerst dan geschikt om de genade Gods aan te grijpen en te verkrijgen wanneer wij het vertrouwen op onszelf geheel wegwerpen.”

Ook uit andere uitspraken van Calvijn weten we dat het voor Hem vaststond dat Christus naar Diens eigen getuigenis Zich aan geen anderen openbaart dan aan de ellendige en benauwde zondaren die zuchten, arbeiden, beladen zijn, hongeren, dorsten, en van droefheid en ellendigheid uitdrogen. Is het immers niet Gods gewone gang de hoogmoedige te vernederen en de nederige te verhogen? Ursinus betuigt in zijn Schatboek dat de kennis der ellende nodig is omdat ze in ons verwekt een begeerte om verlost en getroost te worden. Zolang we onze ellendigheid niet kennen, zo wordt ook de verlossing niet begeerd. En alzo wordt ze ook niet verkregen. Want God geeft alleen Zijn weldaden aan hen die ze begeren en daarom bidden.

Welk een schuld laadt, in dit licht bezien, een prediker op zich die zijn gemeente het rechte zicht op zichzelf onthoudt. Die zijn schapen in de weg loopt en het hen, naar de mens gesproken, onmogelijk maakt - althans door middel van de prediking - zichzelf recht en grondig te kennen. Die hen daarentegen stijft in eigendunk en zelfhandhaving. Die hen de goede gedachten over zichzelf laat behouden. Hoe dan ook - zulk één is zeker niet gereformeerd te noemen.

Anderzijds - een rechte prediking garandeert nog geen rechte zelfkennis. Aan het begin van dit artikel citeerde ik ds. Vroegindeweij, waar hij zegt dat de mens niet anders is en niet anders kan dan vijandschap tegen God. Gewilde vijandschap. En als er geen wonder aan deze mens gebeurt, houdt hij daaraan vast.

Immers nooit wordt iemand schuldig voor God tenzij hij door Gods Geest overtuigd wordt van zonde. Daar moet aan elk mens een wonder gebeuren. Van nature zijn we dood voor God en zondigen wij ons dood tegen God. Hoe staat het nu verder met deze mens? Hij is levend voor de zonde. De zonde is ons aller lust en leven. De Heere Jezus zei dat alle mensen dood zijn. Uit hun hart komen allerlei gruwelen voort. Tot deze mensen komt de roepstem van het Evangelie. Dit betekent dat hen wordt toegeroepen dat zij op een doolweg zijn. De Heere Jezus begon immers te prediken: “Bekeert u!Sla een andere weg in! Keer om! Wat betekent deze bekering in de praktijk? Dat wij ons voor God vernederen, onze schuld erkennen en als smekelingen voor Zijn genadetroon komen. (...) Wat blijft er dan over? Een diep, diep ellendig mens. Wat gaat deze ellendige doen? Deze ellendige roep en de HEERE hoort hem.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De troost der verkiezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's