Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie zijn wij?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie zijn wij?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vijfenveertig jaar geleden schreef ds. J.H. Velema een boekje getiteld “Wat is Christelijk Gereformeerd?” Nu, in het eeuwjaar van het voortbestaan van de Christelijke Gereformeerde kerken schreef wij weer een boek met een vraag als titel. “Wie zijn wij?” In feite gaat het om dezelfde zaak. De “wij” in de vraag zijn immers weer de Christelijk-Gereformeerden. Het is dus weer een uitgave die bedoeld is om duidelijk te maken naar binnen en naar buiten wat het voor kerken zijn, die deze naam nog altijd dragen.

“Wie zijn wij?” heeft wel een andere aanpak dan “Wat is Christelijk Gereformeerd?” De schrijver geeft daar ook rekenschap van. Hij kan over de Christelijke Gereformeerde Kerken niet meer op dezelfde manier spreken als in 1947. Er is teveel veranderd, ook binnen die kerken. Daarom wordt een groot gedeelte van het jongste boek van de Nunspeter emeritus ingenomen door de eerlijke beschrijving van de spanningen en verschillen die er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken gekomen zijn. Spanningen die het hachelijke van de vraag “Wie zijn wij?” benadrukken. Kan er op die vraag nog wel een eenduidig antwoord worden gegeven?

Omslagontwerp

Eerst iets over het omslagontwerp. meestal wordt er in boekbesprekingen aan iets als het omslagontwerp geen aandacht besteed. Toch heeft de ontwerper ook zijn best gedaan. Dat mag dan ook heus wel eens vermeld worden, zeker als het ontwerp geslaagd mag heten. Welnu, dat laatste mag in dit geval gezegd worden. Erik Houwer heeft iets aardigs ontworpen. Op de omslag staat het zegel van de Christelijke Gereformeerde Kerken met het “Nee tarnen consumebatur” uit Ex. 3:2 erop. Daarnaast en een beetje over dit zegel heen staat iets dat op een spiegel bedoelt te lijken. Kijkje erin, dan zie je inderdaad jezelf, alleen wat vaag. Zo wordt de vraag “Wie zijn wij?” geïntroduceerd, met als ondertitel “Plaats van - informatie over - kijk op de Christelijke Gereformeerde Kerken”. Inderdaad, de omslag prikkelt de nieuwsgierigheid. Zoals gezegd geeft de schrijver nog al wat aandacht aan de situatie zoals die in 1992 in de Christelijke Gereformeerde Kerken is. Het waardevolle daarbij is dat hij telkens teruggrijpt op het verleden; op 1834 en 1892. Van daaruit laat hij zien waar de wortels van de Christelijke Gereformeerde Kerken liggen en wat het bestaansrecht en de bestaansredenen voor deze kerken zijn.

Andere kerken

Dat krijgt in dit boek een bepaald reliëf als de schrijver onze kerken plaats temidden van andere kerken die tot de Gereformeerde Gezindte behoren. In een afzonderlijk hoofdstuk worden die kerken allemaal aan ons voorgesteld en met name werpt de schrijver licht op die kerken waarmee onze kerken in de loop der jaren samensprekingen hebben gevoerd of nog voeren. De schrijver doet in dat hoofdstuk steeds pogingen om aan te geven wat er aan verschillen bestaat tussen onze kerken en die andere kerken.

Of hij hierin altijd geslaagd is? Het antwoord hierop zal afhangen van de instelling van de lezer. Vanuit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en vanuit de Nederlands Gereformeerde Kerken zal wel gezegd worden: In de typeringen die van ons gegeven worden herkennen wij ons niet. En toch ben ik van mening dat de schrijver gelijk heeft. Dat geeft dan tegelijk de moeite van de samensprekingen weer: we spreken langs elkaar heen en zien geen kans om aan elkaar duidelijk te maken wat we bedoelen. Is dat vanwege de verschillende “taalvelden?”

Waar ik persoonlijk niet erg gelukkig mee ben is de typering die ds. Velema geeft van de Gereformeerde Gemeenten. Gebruik makend van een artikel van wijlen drs. A. Vergunst zegt hij dat het “eigene” van deze kerken is dat zij de nadruk leggen op de bevindelijke kennis van de ellende. Daar gaat de schrijver dan op door en zegt dat op deze manier de prediking wel eenzijdig moet worden (p. 176). Echter, drs. Vergunst wijst in het aangehaalde artikel ook op de noodzaak van bevindelijke kennis van de twee andere stukken, dat van de verlossing en dat van de dankbaarheid. En volgens hem behoort ook die kennis tot het “eigene” van de Gereformeerde Gemeenten. Waarmee dan gezegd wil zijn dat de door ds. Velema gegeven typering enige bijstelling behoeft.

Op- en aanmerkingen

Zo zijn er best nog een paar andere kritische kanttekeningen te maken bij “Wie zijn wij?”. Als ds. Velema de twee uitersten die er in onze kerken zijn wil typeren, doet hij dat door twee verschillende kerkdiensten te beschrijven (p. 112 en p. 186). De typering van de dienst in een progressieve gemeente lijkt me juist. Ik moet echter voorzichtig zijn met mijn oordeel, want ik maak zulke diensten nooit mee. Zo ligt dat nu eenmaal in onze kerken. Maar ten aanzien van de andere kant van ons kerkelijk leven ben ik wat beter geïnformeerd en op grond daarvan moet ik zeggen, dat ik de tekening die ds. Velema van een kerkdienst aan die kant van onze kerken geeft, toch wel behoorlijk gechargeerd vind.

Maar goed, we nemen er dankbaar nota van, dat ds. Velema zijn waardering voor “Bewaar het Pand” heeft uitgesproken. Op p. 27 lezen we: “Het is een zegen geweest dat nimmer van de mogelijkheid gebruik is gemaakt om als pressie-groep op te treden of in het blad een scherpe polemiek te voeren met het eigen kerkelijk orgaan. In vele opzichten heeft het blad bewarend gewerkt voor de kerken. Men beperkte zich tot het signaleren van verontrustende verschijnselen, waarin men vaak gelijk had”. (Of dit zo moet blijven nu “De Wekker” vaak wel een polemische toon gebruikt, is nog weer aan andere vraag).

Hier en daar zijn dus wel opmerkingen te maken, sommige uitspraken roepen reactie op. Bijvoorbeeld als gezegd wordt dat de kerkeraden een weerspiegeling dienen te zijn van de samenstelling van de gemeenten (p. 111). Zit daar toch niet teveel een democratisch motief achter?

Een typering op p. 163 betreffende de Gemeenschappelijke Verklaring die indertijd werd opgesteld door de samensprekende deputaten van onze kerken en die van de Nederlands Gereformeerde Kerken is toch wel opvallend. Van deze Gemeenschappelijke Verklaring - indertijd nogal bejubeld - zegt de schrijver: “Achteraf kan worden gezegd dat deze Gemeenschappelijke Verklaring over de toeëigening des heils niet het eigenlijke onderwerp als zodanig heeft “uitgediept” maar een omtrekkende beweging maakte....”. Opmerkelijk vond ik ook de opmerking, dat zowel bij het admissie-examen als bij de beroepbaarstelling beslissingen van het curatorium niet met een krappe meerderheid zouden moeten worden genomen (p. 123 en 127). Ik denk dat de schrijver daar zeker gelijk in heeft.... Maar dit alles betreft slechts bepaalde onderdelen. Als ik nu het geheel beoordeel, kan ik zeggen dat ik het boek met instemming gelezen heb en dat ik het van harte kan aanbevelen, zeker in dit gedenkjaar van onze kerken. (Het is trouwens zo, dat het boek in dit jaar tegen een verlaagde prijs kan worden verkregen, te weten ƒ 24,50 in plaats van ƒ 29.50.)

Onopgeefbaar

Het meest waardevolle vind ik dat de schrijver zo duidelijk laat zien waar het in 1892 om ging en waar het in het voortbestaan van onze kerken feitelijk nog om dient te gaan. Keer op keer wordt vanuit de actuele situatie van onze kerken teruggekoppeld naar het jaar van het voortbestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken.

De schrijver stelt, dat de Afscheiding een terugkeer naar Dordt was (de Dordtse Leerregels). “En Dordt - dat is het duidelijke monument van de leer van Gods vrije genade, Gods verkiezende genade, Christus’ verlossend werk en de toeëigening van de verlossing door de Heilige Geest - dat is Dordt. En daar kwam De Cock voor op” (p. 69). Al eerder lezen we (p. 40): “Men kan zeggen dat de Nadere Reformatie, volgend op de Reformatie, en deze nader uitwerkend, toepassend en tot ontplooiing brengend, de duidelijke effectuering was in de praktijk van de Dordtse Leerregels, die als zodanig een brug vormen tussen Reformatie en Nadere Reformatie”. “Maar dat impliceert tegelijk de spiritualiteit van de Afscheiding, die krachtens oorsprong Reformatie en Nadere Reformatie in zich verenigde”.

Mij dunkt dat dit de juiste belichting van de geschiedenis is. Ik stem er van harte mee in. En de conclusie die ds. Velema hieruit trekt onderschrijf ik ten volle: “Dat is het grote geloofsgoed van de Afscheiding, dat onopgeefbaar is en dat bewaard werd in 1892 en dat nog bewaard dient te worden”. “Hier liggen onze wortels”.

Dat deze dingen van invloed dienen te blijven bij de contacten met andere kerken, maakt de schrijver meer dan eens duidelijk.

Dat ze ook moeten meespreken bij het streven naar een oplossing voor de spanningen die de Christelijke Gereformeerde Kerken intern hebben, staat voor de schrijver eveneens vast. Hij heeft gelijk.

Schuurvlakken

Ja, over die verschillen lezen we ook. Verschillen op het gebied van het geestelijk verstaan van de dingen; verschillen op het gebied van de liturgie; verschillen in de ruimte die men claimt voor de plaatselijke kerk.

Ds. Velema spreekt in dit verband ook over “schuurvlakken”. Het schuurvlak van het geestelijk klimaat: er zij in de loop der jaren verschuivingen in de prediking gekomen, die op zich positief gewaardeerd kunnen worden, maar die het gevaar in zich bergen van een doorslaan naar eenzijdigheid. Er is ook het schuurvlak van de vernieuwingen, waardoor er verschillende typen gemeenten zijn ontstaan, vaak onherkenbaar voor elkaar. Er is ook nog het schuurvlak van de verhouding tot de Nederlands Gereformeerde Kerken, waarbij zich spanningen voordoen tussen wat op plaatselijk vlak kan en wat in het kerkverband niet kan - en wat moet dan voorrang hebben? Er is tenslotte het schuurvlak van de verschillende in- en opstelling ten aanzien van politiek, krant, school, e.d.

Er zou meer te noemen zijn. Maar een en ander geeft spanningen, die we steeds weer signaleren en ondervinden. Hoe dit alles opgelost moet worden? Hoe we behalve een organisatorische eenheid als kerken ook een echte geestelijke eenheid kunnen zijn? In ieder geval zal bij de interne en de externe verhoudingen gerekend moeten worden met wat onze kerken een eeuw geleden deed voortbestaan. Daarin heeft de schrijver volkomen gelijk. En met instemming citeer ik hem nog een paar maal.

Waar het om gaat

“Het ging bij de Afscheiding om het geestelijk verstaan van Gods Woord, de persoonlijke relatie met de Heere, het beleven van het wonder van Gods genade. De spiritualiteit van de Afscheiding - de werkelijkheden van zonde en genade, de rechte beleving van het verbond der genade, de kracht van de beloften van het verbond van God in de persoonlijke verhouding met de God van het verbond - werd in de kring van de dolerenden en zeker in de theologische opvattingen van Kuyper gemist”.

“Dat is een aangelegen zaak gebleven in de Christelijke Gereformeerde Kerken tot op de dag van vandaag. Dat speelt in samensprekingen met en dientengevolge in de verhouding tot andere kerken een zeer grote rol. Als men dit in onze kerken zou prijsgeven, verliest men niet zijn bestaansrecht, maar wel zijn bestaansreden. Reden waarom dit de jaren door een teer punt is gebleven, waar zij, die met hart en ziel christelijk-gereformeerd zijn, niet spoedig over heen kunnen stappen en ook niet mogen stappen - er zou een streep gehaald worden door de diepste motieven om christelijk-gereformeerd te zijn en het zou ten diepste betekenen het prijsgeven van het geestelijk verstaan van onze gereformeerde belijdenis” (p. 57).

En sprekend over het verloop van de samensprekingen met andere kerken in de loop der jaren merkt ds. Velema op: “Doch bij eerlijk luisteren en spreken en antwoorden werden de deputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken telkens weer teleurgesteld. In de loop der jaren zijn ze gaan begrijpen dat dit samenhangt met hun positie sinds 1892”. “Vele samensprekingen waren eerder een bevestiging van eigen kerkelijk standpunt dan dat ze een stimulans waren om dat standpunt te herzien”.

Ik hoop met deze citaten aangetoond te hebben dat het de moeite waard is “Wie zijn wij?” zelf ook te lezen. Er is best wel eens wat zijn waarin u met de schrijver van mening zult verschillen, maar er is meer waarmee u van harte kunt instemmen.

Het boek is een uitgave van de uitgeverij Buijten en Schipperheijn bv te Amsterdam, die er een goed geheel van gemaakt heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Wie zijn wij?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's